Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Het Lokaliseren En Traceren Van Leidingen En Contactdozen - Kewtech KT700 Handleiding

Geavanceerde kabelzoeker
Inhoudsopgave

Advertenties

KEWTECH KT700 – GEAVANCEERDE KABELZOEKER

3.1.2 Het lokaliseren en traceren van leidingen en contactdozen

Randvoorwaarden:
Het netwerk moet spanningsloos zijn
Neutrale lijn en beschermende aardingsdraad moeten aangesloten en volledig
operationeel zijn
Sluit de zender aan op de fasedraad en de aardingsdraad volgens Fig. 3-1-2.
1.
Er moet voor een volledige aarding worden gezorgd.
2.
Met de één polige aanduiding kunnen ook zijstroomtakken worden
getraceerd (de zekering moet in dit voorbeeld worden verwijderd).
3.
Als de voedingskabel, die via de zender met de signalen wordt gevoed,
b.v. direct parallel aan andere geleiders ligt (b.v. kabelgroef of duet),
of indien deze geleiders worden gekruist, worden de signalen ook in de
andere geleiders ingevoerd. Tijdens het lokaliseren en traceren geldt:
hoe sterker het signaal dat wordt weergegeven, hoe dichter het
lokaliseringsapparaat zich bij de te traceren lijnen bevindt
4.
Stel het zendvermogen van de zender in om het aan te passen aan
verschillende detectiestralen.
5.
De positie van het doel kan nauwkeurig worden bepaald door de
handmatige modus van de ontvanger in te stellen en de juiste
gevoeligheid te kiezen.
3.1.3
Opzoeken van lijnonderbrekingen
Randvoorwaarden
Het netwerk moet spanningsloos zijn
Alle leidingen die niet nodig zijn, moeten worden aangesloten op de hulpaarding volgens
Fig. 3-1-3.
Sluit de zender aan op één kabel en op een hulpaarding volgens fig. 3-1-3
1.
Er moet worden gezorgd voor volledige aarding.
2.
De overgangsweerstand van een lijnonderbreking moet hoger zijn dan 100kOhm.
3.
Bij het opsporen van lijnonderbrekingen in meeraderige kabels moet er
rekening mee worden gehouden dat alle resterende aders in de afgeschermde
kabel of geleider volgens de voorschriften moeten worden geaard. Dit is nodig
om kruiskoppeling van de gevoede signalen te voorkomen (door een
capacitief effect naar de bronklemmen). De traceringdiepte voor
afgeschermde kabels en geleiders is verschillend, omdat de afzonderlijke
aders in de afgeschermde kabels op zichzelf zijn gedraaid
1.
De aarding die op de zender wordt aangesloten kan een hulpaarding zijn,
aarding van een geaard stopcontact of een waterleiding die naar behoren is
.
geaard
2.
Tijdens de tracering langs de lijn is de positie waar het door de ontvanger
ontvangen signaal een abrupte daling vertoont, de positie van de
onderbreking.
3.
Stel het zendvermogen van de zender in om het aan te passen aan
verschillende detectiestralen
4.
De positie van het doel kan nauwkeurig worden bepaald door de handmatige
modus van de ontvanger in te stellen en de juiste gevoeligheid te kiezen.
HANDLEIDING

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave