4. Selecteer Netwerk.
5. Het vervolgmenu Network verschijnt.
6. Voor Wake On LAN selecteert u AC Only, AC and Battery of Disabled.
7. Druk op F10.
Netwerkopstartvolgorde
Wanneer de computer op afstand wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf het apparaat
dat is geselecteerd met de instelling voor Network boot. Vervolgens wordt de lijst met de opstartvolgorde in
het menu Boot gevolgd.
U geeft de volgorde als volgt op:
1. Kies Opstarten in het menu ThinkPad Setup. Het submenu Startup verschijnt.
2. Selecteer Opstarten vanaf het netwerk en druk op de toets Enter om de lijst met opstartapparaten
weer te geven.
3. Selecteer een opstartapparaat in de lijst om deze in te stellen als het apparaat waarmee het opstarten
plaatsvindt nadat de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
4. Druk op F10.
Opmerking: Als u de instelling wilt initialiseren om terug te keren naar de standaard opstartvolgorde, drukt u
op F9. De standaardinstellingen worden dan automatisch geladen.
Flash-update
Als de mogelijkheid voor flash bijwerken van het UEFI BIOS via het LAN ingeschakeld is, kunnen de
systeemprogramma's van uw computer op afstand door de netwerkbeheerder worden bijgewerkt. Hiervoor
moet echter aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
• Het bijwerken van Flash-geheugen vanaf het netwerk moet ingeschakeld zijn.
• De computer moet zijn opgestart vanaf het LAN.
• De computer moet zijn opgestart via een Preboot eXecution Environment.
• Op de niet-lokale computer van de beheerder moet speciale netwerksoftware geïnstalleerd zijn.
Om het flashgeheugen bij te kunnen werken vanaf het netwerk, doet u het volgende:
1. In het menu van het programma ThinkPad Setup selecteert u Security. Het submenu Beveiliging
wordt weergegeven.
2. Selecteer UEFI BIOS bijwerken. Het submenu UEFI BIOS bijwerken wordt weergegeven.
3. Voor Flash Over LAN selecteert u Enabled of Disabled.
4. Druk op F10.
232
Handboek voor de gebruiker