4.6.3
Stroomfactor
De stroomfactor ligt in het bereik tussen 0,4 en 1,9. Bij gelijke basisinstellingen
(km/h, werkbreedte, kg/ha) geldt:
Bij verhoging van de stroomfactor verlaagt de doseerhoeveelheid.
Bij verlaging van de stroomfactor verhoogt de doseerhoeveelheid.
Kent u de stroomfactor uit vroegere afdraaiproeven of uit de strooitabel, dan kunt
u deze in dit menu manueel invoeren.
Via het menu Afdraaiproef kunt u de stroomfactor met behulp van de QUAN-
TRON-E2 bepalen en invoeren. Zie hoofdstuk
De functie M EMC bepaalt de stroomfactor specifiek voor iedere strooikant. Der-
halve is een manuele invoer overbodig.
De berekening van de stroomfactor hangt af van de gebruikte bedrijfsmodus.
Meer informatie over de stroomfactor vindt u in het hoofdstuk
4.7.2: AUTO/MAN-modus, pagina
Stroomfactor invoeren:
1. Menu Meststofinstellingen > Stroomfactor oproepen.
Op het display verschijnt de op dat moment ingestelde stroomfactor.
2. Voer de nieuwe waarde in het invoerveld in.
Zie hoofdstuk
pagina
Indien uw meststof niet in de strooitabel voorkomt, dan voert u de stroomfactor
1,00 in.
In de bedrijfsmodi AUTO km/h en MAN km/h adviseren wij dringend, een af-
draaiproef uit te voeren, teneinde de stroomfactor voor deze meststof exact te
bepalen.
3. Entertoets indrukken.
De nieuwe waarde is in de bedieningsunit opgeslagen.
Wij adviseren de weergave van de stroomfactor op het werkscherm. Op deze
wijze kunt u de massastroomregeling tijdens de strooiwerkzaamheden observe-
ren. Zie hoofdstuk
hoofdstuk
4.13.2: Invoer van waarden met behulp van de cursortoetsen,
88.
4.10.2: Weergavekeuze, pagina 78
4.7.2: AUTO/MAN-modus, pagina
Bediening QUANTRON-E2
LET OP
4.6.6: Afdraaiproef, pagina
LET OP
60.
LET OP
LET OP
en
60.
4
44.
41