NL
1.
Voertuig is uitgerust met een tweepuntsgordel.
2.
Autostoelen die opzij of naar achteren zijn gericht ten
opzichte van de rijrichting van de auto.
3.
Instabiele autostoelen tijdens installatie.
Het toepasselijke automodel dient uitgerust te zijn met een
driepuntsgordel overeenkomstig GB14166 of ECE R16.
Positie installatie
Installeer dit kinderbevei-
ligingssysteem NIET onder
de volgende omstandighe-
den:
De geschikte locaties voor
installatie in het voertuig zijn
links te zien:
beveiligingssysteem in dit
voertuig niet op een zit-
plaats voorin met een airbag
terwijl uw kind nog achteruit
kijkend zit.
installatiepositie moet
vlak zijn, en niet verhoogd.
De installatiepositie moet
beschikken over een
driepuntsgordel.
6
Zet het kinder
De optimale plek voor
het kinderbeveiligings-
systeem.
De vloer vóór de