1.
Selecteer het selectievakje om de OMAS (substraatdoorvoersensor) in te schakelen. Als deze automatisch
wordt uitgeschakeld tijdens het laden, kunt u deze niet inschakelen. Als u deze echter zelf uitschakelt, kunt
u deze wel opnieuw inschakelen.
2.
Als de substraatdoorvoersensor is uitgeschakeld, kunt u de compensatie voor substraatdoorvoer verhogen
of verlagen.
3.
Drie afbeeldingen van mogelijke fouten die worden veroorzaakt door problemen met de substraatdoorvoer,
zodat u kunt bepalen of de waarde voor substraatdoorvoercompensatie moet worden verhoogd of worden
verlaagd.
Om deze waarden toe te passen en op te slaan, drukt u op de knop Toepassen in het dialoogvenster voordat u dit
sluit. De waarde voor substraatdoorvoercompensatie wordt dan voor het betreffende substraat opgeslagen.
Andere substraten worden niet gewijzigd.
Als u een algemene voorinstelling gebruikt, wordt het aanbevolen om deze instelling te klonen (Substraat >
Klonen) en daarmee te werken voordat u de substraatdoorvoercompensatie wijzigt, omdat de afdrukinstellingen
niet beschikbaar is voor algemene voorinstellingen. Zie
op pagina
101.
Testafdruk voor substraatdoorvoer
Met behulp van de testafdruk voor substraatdoorvoer kunt u de substraatdoorvoer nauwkeuriger instellen.
Selecteer in de Internal Print Server Printer > Doorvoer kalibreren. De printer drukt meerdere herhalingen af van
een speciaal genummerd patroon, die u erbij helpt om de juiste substraatdoorvoerinstelling toe te passen. Zoek
het patroon in het midden van het substraat op.
OPMERKING:
164 Hoofdstuk 7 Printer kalibreren
Voor de test moeten de printkoppen juist zijn uitgelijnd.
Een nieuwe substraatvoorinstelling bewerken
NLWW