snelheden en diepten worden beproefd. Nadat de beste locatie is vastgesteld kan de transducer permanent worden
opgesteld conform één van de aangegeven opties (Noot: kauwgum verwijderen). Nogmaals: de kabel mag beslist
niet worden ingekort.
Het is van belang dat het zendoppervlak van de transducer door en door met de romp wordt verbonden. Zelfs een
enkele luchtbel kan leiden tot een aanzienlijk verlies in prestaties.
De transducer en de behuizing aan de buitenzijde van de romp mogen niet met anti-fouling worden behandeld. Met
name meerdere lagen beïnvloeden de prestatie nadelig.
Sluit de transducer aan op de transducer aansluiting van het display.
OPMERKINGEN OVER ELEKTRISCHE STORING
Elektrische storing wordt gekenmerkt door de verschijning van persistente en willekeurige getallen op het display
die het onmogelijk maken om de juiste diepte te bepalen.
Dit wordt veroorzaakt door pieken in het voltage met een grote amplitude dia als regel worden veroorzaakt door de
dynamo en/of een ontsteking waarvan de ontstoring niet toereikend is. Deze pieken kunnen de gevoelige versterker
sectie op twee manieren bereiken:
1.
Via de bekabeling van het vaartuig en aansluiting op het boordnet.
2.
Door directe elektronische straling van de storingsbron.
Om de kans op stralings interferentie van dynamo´s en motor ontsteking zoveel mogelijk te reduceren dient de
positie van de transducer zover mogelijk van de motor verwijderd te zijn. Ook het routeren van de kabel dient op
maximale afstand van de motor te geschieden. Zorg dat het overschot aan kabellengte niet nabij storings bronnen
wordt gestouwd (de kabel mag NIET worden ingekort):
BEDIENING VAN HET INSTRUMENT
Zodra het instrument wordt ingeschakeld zullen de diepte en de bootsnelheid in het display verschijnen. Door TRIP
te toetsen zal de afstand worden getoond, d.w.z. de na inschakeling afgelegde afstand. Bij uitschakelen wordt de
TRIP weer naar nul teruggezet. De cumulatief afgelegde afstand wordt getoond na het toetsen van TOTAL. Dit
totaal kan niet worden gewijzigd. Met de ILLUM toets wordt de achtergrond verlichting ingeschakeld. Deze
verlichting is geconcentreerd rondom het actieve deel van het display waarbij de hoeken worden overgeslagen.
Door het nogmaals toetsen van ILLUM schakelt de verlichting uit. Na het intoetsen van SPEED volgt terugkeer
naar de bootsnelheid. Het instrument zal de diepte overigens te allen tijde aanwijzen. Indien tijdelijk geen echo
wordt ontvangen dan zal de diepte aanwijzing kortstondig gaan knipperen. Bij volledige echo uitval verschijnt OUT
op het display.
INSTELLEN MINIMUM DIEPTE ALARM
Deze instelling wordt vanuit normal bedrijf uitgevoerd. Toets tegelijkertijd SPEED en TRIP. Op het display wordt
dan SHA, de bel en de huidige minimum diepte instelling afgebeeld. Met de TRIP en total toets kan de instelling
worden verkleind of vergroot. Toets na selectie van de gewenste instelling SPEED. Hierdoor wordt de nieuwe
waarde in het geheugen vastgelegd en volgt terugkeer naar normaal bedrijf. Het alarm wordt geactiveerd door het
gelijktijdig bedienen van de TRIP en TOTAL toetsen. Na het nogmaals bedienen van de TRIP en TOTAL toetsen
wordt het alarm weer gedeactiveerd (zonder wijziging van de alarm instelling). Het bel symbool is alleen zichtbaar
na activeren van het alarm en zal bij een daadwerkelijk alarm gaan knipperen.
INSTELLEN SNELHEIDS ALARM
Het snelheids alarm zal een hoorbaar en visueel alarm geven zodra het vaartuig een vooraf ingestelde snelheid
overschrijdt. Bedien voor het instellen van deze snelheid tegelijkertijd de SPEED en TOTAL toetsen. De onderste
helft van het scherm zal SPD tonden en in de bovenste helft zal de huidige snelheids limiet verschijnen. Met de
TRIP en TOTAL toetsen kan de waarde hiervan worden verlaagd of verhoogd (indien men het snelheids alarm wil
uitschakelen dan moet de waarde hiervan tot nul worden teruggebracht waarna OFF in het display zal verschijnen).
Via de SPEED toets volgt opslag van de nieuwe waarde in het geheugen en terugkeer naar normaal bedrijf.
-5-