DE
» Niemals in rotierende/bewegende Teile
fassen.
» Beim Blockieren der Antriebselemente
oder bei Änderungen am Fahrverhalten
sofort ausschalten und SOLO nicht
mehr benutzen.
» Fahrten bei starkem Regen, Eis, Schnee
und unbefestigtem Untergrund (Sand,
Schlamm, loser Schotter) vermeiden.
» Bei Fahrten auf öffentlichen Straßen,
Straßenverkehrsordnung beachten.
» Straßen, Kreuzungen und Bahnüber-
gänge mit erhöhter Vorsicht über-
queren.
» Nie ohne Kippstützen verwenden.
» Nicht mit montierten Kippstützen rück-
wärts an Wand fahren.
» Gefälle mit niedrigster Geschwindigkeit
befahren.
» Das Befahren von Gefällen mit Antriebs-
rädern im manuellen Betrieb vermei-
den.
» Nicht auf Rolltreppen, Treppen oder
Laufbändern verwenden.
» Nicht an Treppen oder Abgründe heran-
fahren.
» Parallelfahrten an steilen Berghängen
oder Schienen vermeiden.
» Ausreichend Abstand zur Bordstein-
kante halten.
» Bordsteinkanten / Hindernisse
rückwärts überwinden.
» Nicht mit Rollstuhl-Zuggeräten oder
Handbikes verwenden.
» Während Fahrpausen, bei Nutzung von
Nahverkehrsmitteln (Omnibusse, Stra-
ßenbahnen usw.) und beim Umsitzen
ausschalten und Feststellbremsen des
Rollstuhls anziehen.
» Feststellbremsen des Rollstuhls müssen
richtig justiert sein.
immer
05
» Nooit in draaiende/bewegende delen
komen.
» Bij het blokkeren van de aandrijfele-
menten of bij veranderingen in het rijge-
drag onmiddellijk uitschakelen en SOLO
niet meer gebruiken.
» Niet rijden bij harde regen, ijs, sneeuw
en losse ondergrond (zand, modder,
grind).
» Bij ritten op openbare wegen de ver-
keersregels in acht nemen.
» Extra voorzichtig zijn bij het overste-
ken van straten, kruisingen en spoor-
wegovergangen.
» Nooit zonder kantelsteunen gebruiken.
» Niet met gemonteerde kantelsteunen
achterwaarts tegen een muur rijden.
» Op hellingen met de laagste snelheid
rijden.
» Niet op hellingen rijden met de aandrijf-
wielen in handbediening.
» Niet op roltrappen, trappen of loopban-
den gebruiken.
» Niet tot aan trappen of afgronden rijden.
» Niet parallel langs steile berghellingen of
rails rijden.
» Voldoende afstand tot stoepranden hou-
den.
» Altijd achterwaarts over stoepranden/
hindernissen rijden.
» Niet met rolstoeltrekkers of handbikes
gebruiken.
» Tijdens rijpauzes, bij gebruik in het
openbaar vervoer (bus, tram enz.) en
bij het veranderen van de stoel uitscha-
kelen en handremmen van de rolstoel
aantrekken.
» Handremmen van de rolstoel moeten
goed zijn afgesteld.
NL