5. Koppel de notebookcomputer los van de externe
voedingsbron, maar schakel de notebookcomputer niet uit.
6. Laat de notebookcomputer op accuvoeding werken totdat de
accu volledig ontladen is. Het acculampje gaat knipperen
wanneer de accu bijna leeg is. Wanneer de accu volledig is
ontladen, gaat het aan/uit/standby-lampje uit en wordt de
notebookcomputer afgesloten.
Accu opladen
1. Sluit de notebookcomputer aan op een externe voedingsbron
en houd de notebookcomputer daarop aangesloten totdat de
accu volledig opnieuw is opgeladen en het acculampje
uitgaat.
2. Selecteer het pictogram Energiemeter op de taakbalk of
selecteer Start > Configuratiescherm > Prestaties en
onderhoud > Energiebeheer > Energiebeheerschema's.
3. Voer de drie eerder genoteerde instellingen in voor de drie
opties in de kolom Netvoeding of Netstroom en de drie opties
in de kolom Accuvoeding of Accustroom.
4. Klik op OK.
VOORZICHTIG: Als u de Hibernation-voorziening weer wilt
Ä
inschakelen na het kalibreren van de accu, selecteert u Start >
Configuratiescherm > Prestaties en onderhoud > Energiebeheer >
Slaapstand, en schakelt u het selectievakje Slaapstand inschakelen in.
Handleiding voor de hardware
U kunt de notebookcomputer gebruiken terwijl de accu wordt
opgeladen. Het opladen verloopt echter sneller als de
notebookcomputer is uitgeschakeld.
Accu's
3–11