AC-aansluitingen (wisselstroom, 230V)
1. Sluit de aardleiding aan.
2. Controleer of er geen apparatuur op het aggregaat is aangesloten.
3. Start de motor volgens de hiervoor beschreven methode. Controleer of het groene
controlelampje 'in werking' brandt. Is dat niet het geval en brandt het rode lampje, stop
de motor dan onmiddellijk met de motorschakelaar en probeer het opnieuw.
4. Controleer of de aan te sluiten apparatuur uitgeschakeld staat, 230V behoeft, de juiste
stekker heeft, in goede staat verkeert en (gezamenlijk) het vermogen van het
aggregaat niet overschrijdt.
5. Steek de stekker(s) van de apparatuur in het 230V stopcontact van het aggregaat en
schakel de apparatuur in.
Om de beste prestaties en de maximale levensduur van uw aggregaat te bereiken wordt
geadviseerd het aggregaat de eerste 20 draaiuren niet zwaarden dan 50% te belasten.
Wanneer een aangesloten apparaat abnormaal begint te werken, traag wordt
of plotseling stopt, schakel het aggregaat dan onmiddellijk uit (OFF) met de
motorschakelaar. Ontkoppel alle apparatuur en controleer ze op tekenen van
beschadiging, slijtage of slecht functioneren.
Wanneer het apparaat dat u aansluit ingeschakeld staat tijdens het aansluiten zal het
plotseling beginnen te werken, wat letsel, schade en ongelukken kan veroorzaken.
Controleer vóór het aansluiten dus of het uitgeschakeld staat!
Controlelampjes
Bij normaal gebruik zal het groene controlelampje 'in werking' (E) blijven branden.
Als het aggregaat overbelast wordt, of er is kortsluiting in de
aangesloten apparatuur, dan zal het groene controlelampje
doven en het rode controlelampje 'overbelast' (F) zal gaan
branden. De stroomvoorziening naar de aangesloten
apparatuur wordt afgebroken. De motor stopt evenwel niet
automatisch! Schakel het aggregaat dan onmiddellijk uit (OFF)
met de motorschakelaar, onderzoek wat de reden van de
overbelasting is en neem die weg. Serieuze overbelasting,
waarbij het rode indicatielampje 'overbelast' continu brandt,
kan het aggregaat beschadigen. Marginale overbelasting,
waarbij het lampje zo nu en dan oplicht, verkort de levensduur
van het aggregaat.
Als een aangesloten elektromotor wordt gestart kunnen de beide lampjes E en F ('in
werking' en 'overbelast', groen en rood) even tegelijkertijd gaan branden i.v.m.
piekstroomafname tijdens de start. Dit is normaal mits het rode lampje na ongeveer 4
seconden weer dooft. Als het blijft branden dient u uw dealer te consulteren.
Als het controlelampje 'olie-alarm' (G) begint te branden, controleer dan het oliepeil en vul
zonodig bij.
(de tekening kan iets afwijken van uw model aggregaat!)
12