5.4
A
FDRUKKEN
• Normaal: Uw apparaat drukt af van de eerste pagina tot
de laatste pagina.
• Beginnen met laatste pagina: Uw apparaat drukt af
van de laatste pagina tot de eerste pagina.
• Oneven pagina's afdrukken: Het apparaat drukt alleen
de oneven pagina's van het document af.
• Even pagina's afdrukken: Het apparaat drukt alleen de
even pagina's van het document af.
7
Klik indien nodig op andere tabbladen bovenaan in het
venster Printer Driver Type 2200 Eigenschappen om
toegang te krijgen tot andere functies.
8
Als u klaar bent met de instellingen, klikt u op OK tot het
venster Afdrukken verschijnt.
9
Klik op OK om het afdrukken te starten.
Het eigenschappenvenster van de printer kan verschillen
afhankelijk van uw besturingssysteem. In deze
bedieningsaanwijzingen wordt het eigenschappenvenster van
Windows 98 weergegeven.
Opmerkingen:
• De meeste Windows-toepassingen heffen de instellingen op die u
heeft opgegeven in het printerstuurprogramma. Wijzig eerst alle
afdrukinstellingen die beschikbaar zijn in de softwaretoepassing,
en wijzig vervolgens de resterende instellingen met behulp van
het printerstuurprogramma.
• De instellingen die u wijzigt blijven alleen van kracht terwijl u het
huidige programma gebruikt. Als u wilt dat uw wijzigingen
permanent behouden blijven, brengt u ze aan in de map
Printers. Dit doet u als volgt:
1. Klik op de knop Start van Windows.
2. In Windows 95/98/Me/NT 4.0/2000: Klik achtereenvolgens op
Instellingen en Printers.
In Windows XP: Klik op Printers en faxapparaten.
3. Selecteer de printer Printer Driver Type 2200.
4. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en:
• In Windows 95/98/Me: Kies Eigenschappen.
• In Windows 2000/XP: Kies Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
• In Windows NT 4.0: Kies Standaardwaarden document.
5. Wijzig de gewenste instellingen op de diverse tabbladen, en klik
vervolgens op OK.