Voor de werking van de automatisering moet de
encoder altijd aangesloten zijn.
BOOMVERLICHTING
Voor de aansluiting, zie § 9.5 en § 9.6.
GEÏNTEGREERD FLITSLICHT
40 Voor de aansluiting, zie § 9.6.
BATTERIJ XBAT 24
41 Voor de aansluiting, zie § 9.2.
RADIOMODULE XF
41 Voor het inbrengen, zie § 9.3.
NETVOEDING EN AARDING
Gebruik een kabel 3G 1.5 mm
!
Het aarden tussen kaart en behuizing geschiedt af
fabriek. Verwijder deze aansluiting niet.
1. Krimp de aardingsdraad van de voedingskabel
naar de meegeleverde kabelschoen.
2. (42) Plaats de 2 meegeleverde ringen, de ka-
belschoen en de moer op de aardingsaansluiting,
volgens de aangegeven volgorde.
3. Draai de moer vast.
4. Sluit de fasedraden en de nuldraad aan op J1.
B614
2
(niet meegeleverd).
36
J8
6 A
N
L
J7
4 1
J1
PE
N
L
AC MAIN
42
732998 - Rev.B