Inhoudsopgave
Advertenties
Fijnafstelling van de AF-positie (AF-fijnafstelling)
Wanneer u opnames maakt met het middenbereik (brandpuntsafstand) van
o
een zoomlens, wordt het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling
gecorrigeerd ten opzichte van de afstellingen die zijn gemaakt voor de
groothoek- en telestand. Zelfs wanneer alleen de groothoek- of telestand
wordt aangepast, wordt automatisch een correctie doorgevoerd voor het
middenbereik.
Alle AF-fijnafstellingen ongedaan maken
Wanneer [
Wis alle] onder in het scherm wordt weergegeven en u op de
knop < L > drukt, worden alle aanpassingen voor [1:Alles even veel] en
[2:Per lens afstellen] gewist.
Aandachtspunten bij AF-fijnafstelling
Het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling kan enigszins afwijken
o
afhankelijk van de onderwerpomstandigheden, de helderheid, de zoomstand
en andere opnameomstandigheden. Daarom kan het voorkomen dat de
camera nog niet op de gewenste positie scherpstelt, zelfs wanneer
u AF-fijnafstelling gebruikt.
De afstelling van één stap, is afhankelijk van het maximale diafragma van
o
de lens. Blijf herhaaldelijk afstellen, opnames maken en de scherpstelling
controleren om het scherpstelpunt van de AF verder af te stellen.
De afstelling wordt niet toegepast op AF in Live View-opnames of movie-
o
opnames.
Zelfs als u [ 8 : Wis pers. voorkeuze(C.Fn)] ( = 581) uitvoert, blijven deze
o
aanpassingen behouden. Maar de instelling wordt [0:Uitschakelen].
Om de resultaten van de afstelling te controleren, stelt u scherp met
o
1-beeld AF.
Opmerkingen bij AF-fijnafstelling
Het is het beste om de afstelling uit te voeren op de plaats van opname.
o
Dat komt de precisie van de afstelling ten goede.
Het is aan te bevelen om bij het fijnafstellen van de AF een statief te
o
gebruiken.
Voor het doorvoeren van afstellingen wordt opnames maken met
o
opnamekwaliteit 73 aangeraden.
580
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
