Parallelle draden naar en vanaf elk obstakel moeten
een tussenruimte van minder dan 5 mm per drad
hebben.
De tussenruimte tussen een obstakel en de begrenzing
moet minimaal 90 cm zijn.
De tussenruimte tussen elk obstakel moet minimaal 90
cm zijn.
Leg de draad 45 cm van de rand van de obstakels.
Leg de draad 45 cm van het huis.
Leg de draad 5 cm van de open begrenzing of enige
vlakke straatstenen rond het huis.
Voer de randafwerkingtest uit en pas de draad indien
nodig aan.
MAAIZONE F
Maaizone F heeft gescheiden gazons, met een nauwe
doorgang ertussen.
Beide gazonnen zijn vrij van obstakels.
De smalle doorgang moet minimaal 90 cm breed zijn.
De draad moet 30 cm van elke kant van de smalle
doorgang worden geplaatst.
Er kunnen maximaal 4 startpunten worden ingesteld
Oplaadstation - startend 30% van de tijd
Startpunt 2 - 10 m vanaf het oplaadkussen instellen,
startend 20 % van de tijd
Startpunt 3 - 70 m vanaf het oplaadkussen instellen,
startend 30 % van de tijd
Startpunt 4 - 100 m vanaf het oplaadkussen
instellen, startend 20 % van de tijd
Zorg dat minimaal 1 m kabel in een hoek van 90° aan
de voorkant van het oplaadstation uitsteekt.
Zorg ervoor dat er minstens 30 cm draad aan de
achterkant van het oplaadstation uitsteekt. Als het
oplaadstation in een hoek wordt geplaatst, verleng dan
om een bocht te maken de draad met 15 cm onder een
hoek van 45°. De draad achter het oplaadstation moet
45 cm van de rand van het gazon verwijderd zijn.
Leg de draad 45 cm van de rand van de obstakels.
Plaats de draad op 45 cm afstand van de omtrekrand,
behalve voor smalle doorgangen.
Voer de randafwerkingtest uit en pas de draad indien
nodig aan.
MAAIZONE G
Maaizone G heeft gescheiden gazonnen (gazon A en
gazon B).
De gazons zijn gescheiden, met een grindpad ertussen.
Gazon A en gazon B zijn verbonden met parallelle
draden om een enkele lus te creëren. De parallelle
draden mogen niet meer dan 5 mm uit elkaar liggen,
zodat de draden elkaar niet kruisen.
Zorg dat minimaal 1 m kabel in een hoek van 90° aan
de voorkant van het oplaadstation uitsteekt.
Zorg ervoor dat er minstens 30 cm draad aan de
achterkant van het oplaadstation uitsteekt. Als het
oplaadstation in een hoek wordt geplaatst, verleng dan
om een bocht te maken de draad met 15 cm onder een
26
hoek van 45°. De draad achter het oplaadstation moet
45 cm van de rand van het gazon verwijderd zijn.
Leg de draad 45 cm van de rand van de obstakels.
Leg de draad 45 cm van de rand van de begrenzing.
De parallelle moeten in een veilige locatie en vrij van
verstoringen gelegd worden.
Het dockingstation is in gazon A geplaatst. Om gazon
B te maaien wordt de maaier van gazon A naar B
gedragen. In gazon B, loopt de robotgazonmaaier
voor de vereiste tijd in de handmatige modus om de
taak te voltooien. Zodra gazon B voltooid is wordt
de robotgazonmaaier terug naar gazon A gedragen.
Plaats de robotgazonmaaier indien gewenst weer in de
schemamodus om weer verder te gaan met gazon A.
Voer de randafwerkingtest uit en pas de draad indien
nodig aan.
MAAIZONE H
Maaizone H heeft gescheiden gazonnen (gazon A en
gazon B).
De gazonnen zijn gescheiden, met een obstakel
ertussenin en geen pad voor de draden om gazon A en
gazon B te verbinden.
De robotmaaier is niet in staat om autonoom te rijden
tussen de gazons en de grensdraad kan niet worden
uitgebreid naar beide gazons met dezelfde lus.
Om elke tuin te maaien, moet het laadstation
worden verplaatst of een tweede laadstation worden
aangeschaft en moet er een nieuwe draadlus worden
geïnstalleerd.
Zorg dat minimaal 1 m kabel in een hoek van 90° aan
de voorkant van het oplaadstation uitsteekt.
Zorg ervoor dat er minstens 30 cm draad aan de
achterkant van het oplaadstation uitsteekt. Als het
oplaadstation in een hoek wordt geplaatst, verleng dan
om een bocht te maken de draad met 15 cm onder een
hoek van 45°. De draad achter het oplaadstation moet
45 cm van de rand van het gazon verwijderd zijn.
Voer de randafwerkingtest uit en pas de draad indien
nodig aan.