PROBLEEMOPLOSSING
Error Code:
Oorzaak:
UU
De netspanning is te laag.
Overspanning.
OV
Ofwel is de netspanning te hoog, ofwel is de
vertraging te snel.
Oververhitting in het paneel, de controller is
OH
te heet.
De aandrijving is overbelast.
OC1
De motorstroom is 210% groter dan de
controllerclassificatie.
De motorstroom heeft gedurende meer dan 30
OC2
seconden het vermogen van de controller met
150% overschreden.
Kortsluiting. Bij het accelereren is de
OC3
acceleratiecurve te steil.
OC4
Kortsluiting bij actieve gelijkstroomrem.
Ernstige overbelasting, mogelijk permanente
OC5
schade aan de besturing.
Lage interne 12V-voeding.
HE1
Lage interne 24V-voeding.
HE2
Mechanische overbelasting (slipbewaking) of
E01
ontbrekend signaal van de encoder.
E02
Richtingsfout.
Geen signaal van de encoder - (alleen tijdens de
E03
installatie).
Een andere ingang dan verwacht is geactiveerd. Controleer de positie van het referentiepunt en de
E04
De referentieschakelaar is kortgesloten of
E05
defect.
De ingang van de referentieschakelaar is
geactiveerd op een onverwachte/verkeerde
E06
positie.
Looptijd overschreden.
E07
De veiligheidslijsttest is mislukt.
E08
E09
Aansluitfout aan de veiligheidslijst 1.
SCD mini V7 Rev. E Standaard HW handleiding V1.1.2
Doorcontrol.eu
Check:
Controleer netspanning en bekabeling
Controleer de netspanning en System Config ->
Ramps Deceleration. Als de vertraging te snel is,
kan de controller de overtollige spanning niet snel
genoeg afvoeren.
Controleer de ventilatie.
Controleer de motoraansluitingen en de
mechanische blokkades.
Controleer op mechanische belemmeringen.
Controleer System Config -> Ramps
Het dc-remsysteem is te agressief, Motor Config -
>DC Brake
Controleer of er een kortsluiting is, of de motor is
vastgelopen, of de rem niet wordt gelost, of Motor
Config -> Boost too high
Controleer de I/O-bedrading op kortsluiting of
overbelasting.
Controleer de I/O-bedrading op kortsluiting of
overbelasting.
Controleer de bedrading van de encoder en
eventuele mechanische obstructie.
Controleer de bedrading van de encoder.
Controleer of er wordt opgeteld bij het openen en
afgeteld bij het sluiten van de deur.
Controleer de bedrading van de encoder en
eventuele mechanische obstructies.
referentie-instelling.
Controleer de referentieschakelaar.
Als een incrementele encoder wordt gebruikt, is de
referentieschakelaar op de verkeerde positie
geactiveerd of bij gebruik van eindschakelaars is de
voorsluiter van de eindschakelaar een open circuit.
Controleer de instelling van de looptimer.
Controleer de verbindingen met de veiligheidslijst.
Controleer de verbindingen naar de veiligheidslijst
1.
BIJLAGE
28