5.6 Werking met verwarming (alleen modellen met warmtepomp)
Op deze stand zal het apparaat de kamer verwarmen. Deze functie is uitsluitend beschikbaar op de
modellen met een warmtepomp (HP).
De functie wordt geactiveerd door de drukknop T4 (functiekeuzeschakelaar) in te drukken tot het
ideogram van de zon op de display verschijnt. Daarvoor zult u echter eerst de ideale temperatuur en
de ventilatorsnelheid ingesteld moeten hebben (zie de betreffende alinea's). Maximaal drie minuten
na de inschakeling van deze werkwijze zal de compressor starten en zal het apparaat beginnen met
het afgeven van warmte. Het starten van de compressor wordt
aangegeven doordat de groene LED op het bedieningspaneel van het apparaat gaat branden.
Waarschuwingen: Het apparaat zal van tijd tot tijd (om de 30 minuten circa) de
batterij ontdooien. Gedurende deze fase (circa 3-8 minuten) zal de airconditioner
geen warme lucht de omgeving in sturen, hoewel de verschillende interne organen,
met uitzondering van de ventilator van de omgevingslucht ingeschakeld zullen
blijven. Als de buitentemperatuur laag is kunnen tijdens de overgang van de
minimum- naar de gemiddelde of de maximumsnelheid vertragingen (circa drie
minuten) optreden vanaf het moment waarop het signaal met de
afstandsbediening wordt verzonden.
(FIG. 18).
5.8 Regeling van de ventilatorsnelheid
De snelheid van de ventilator wordt geregeld door middel van de drukknop T5. Als u deze drukknop
meerdere malen indrukt zal de snelheid als volgt gewijzigd worden: laag, gemiddeld, hoog en
automatisch.
(FIG. 19).