Problemen verhelpen
6 Problemen verhelpen
6.1 Statusmeldingen
Een waarschuwing of alarm wordt aangegeven door het
betreffende indicatielampje op de voorkant van de
frequentieregelaar en via een code op het display.
Een waarschuwing blijft actief totdat het probleem is
verholpen. In bepaalde omstandigheden kan de motor
blijven werken. Waarschuwingen kunnen kritiek zijn, maar
dit is niet altijd het geval.
6
6
Als er een alarm optreedt, wordt de frequentieregelaar
uitgeschakeld (trip). Reset het alarm om de eenheid weer
op te starten nadat de fout is opgeheven.
Resetten kan op 3 manieren:
•
Druk op [Reset].
•
Via een digitale ingang met resetfunctie.
•
Via seriële communicatie/optionele veldbus.
LET OP
Na een handmatige reset via [Reset] moet u [Auto On]
indrukken om de motor opnieuw te starten.
Als een alarm niet kan worden gereset, komt dit mogelijk
doordat de oorzaak nog niet is weggenomen of omdat er
sprake was van een uitschakeling met blokkering (zie ook
Tabel 6.1).
Nummer Beschrijving
1
10 V laag
2
Live zero-fout
3
Geen motor
4
Voedingsfaseverlies
5
DC-tussenkringspanning hoog
6
DC-tussenkringspanning laag
7
DC-overspanning
8
DC-onderspanning
9
Omvormer overbelast
10
Overtemperatuur motor-ETR
11
Overtemperatuur motorthermistor
12
Koppelbegrenzing
13
Overstroom
260
®
VLT
AutomationDrive FC 301/302
Alarmen die gepaard gaan met een uitschakeling met
blokkering, bieden extra beveiliging; in dat geval moet de
netvoeding worden onderbroken voordat het alarm kan
worden gereset. Nadat de netvoeding weer is
ingeschakeld, is de frequentieregelaar niet meer
geblokkeerd en kan hij worden gereset nadat de fout is
opgeheven.
Alarmen zonder uitschakeling met blokkering kunnen
tevens worden gereset via de automatische resetfunctie in
parameter 14-20 Resetmodus (waarschuwing: automatische
opheffing van de slaapmodus is mogelijk).
Als er in Tabel 6.1 voor een code een kruisje staat bij
waarschuwing of alarm, betekent dit dat een alarm wordt
voorafgegaan door een waarschuwing of dat u kunt
programmeren of een waarschuwing dan wel een alarm
moet worden gegenereerd bij een bepaalde fout.
Dit is bijvoorbeeld mogelijk in parameter 1-90 Therm.
motorbeveiliging. Na een alarm of uitschakeling (trip) blijft
de motor vrijlopen en knipperen het alarm en de
waarschuwing. Als het probleem is verholpen, blijft enkel
het alarm knipperen totdat de frequentieregelaar is
gereset.
LET OP
Detectie van een ontbrekende motorfase (nr. 30-32) en
afslagdetectie zijn niet actief als
parameter 1-10 Motorconstructie is ingesteld op [1] PM,
niet uitspr. SPM.
Waarsch.
X
(X)
(X)
(X)
X
X
X
X
X
(X)
(X)
X
X
Danfoss A/S © 08/2016 Alle rechten voorbehouden.
Alarm/
Alarm/
Uitsch.
Uitsch &
blok.
–
–
(X)
–
Parameter 6-01 Live zero time-out-functie
–
–
Parameter 1-80 Functie bij stop
(X)
(X)
Parameter 14-12 Functie bij onbalans netsp.
–
–
–
–
X
–
X
–
X
–
(X)
–
Parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging
(X)
–
Parameter 1-90 Therm. motorbeveiliging
X
–
X
X
Parameter-
reference
–
–
–
–
–
–
–
MG33MM10