5.2 Kalibratie op een reeds bekende materiaaldikte
Let op: Voor deze procedure hebt u een monster nodig waarvan u de exacte dikte
reeds weet. Deze kan bijvoorbeeld op een andere manier zijn gemeten met een
precisie voelermaat.
1. Zorg ervoor dat de meter in Pulse-Echo modus staat. (Druk op de Dual-Multi
knop om dit in te stellen als dit nog niet het geval is.)
2. Voer een nul kalibratie uit op de sonde (zie 4.2 pagina 12)
3. Doe een beetje koppelvloeistof op uw monster
4. Plaats de sonde op het monster zodat de koppelingsindicator
streepjes laat zien.
5. Op het moment dat het display een stabiele meting weergeeft verwijdert u de
sonde. De waarde op het display moet dezelfde zijn als de waarde die werd
weergegeven op het moment dat u een goede verbinding had met het materiaal.
Als dit niet het geval is dan bij stap 4 opnieuw beginnen.
6. Druk op de CAL knop. Het inch of MM symbool begint nu te knipperen
7. Gebruik de pijl omhoog en pijl omlaag knoppen om die dikte in te stellen die
het monster dient te zijn.
8. Daarna drukt u nogmaals de CAL knop, nu wordt de gevonden ultrasone
snelheid weergegeven.
9. Druk nogmaals op CAL om de kalibratie modus af te sluiten.
5.3 Kalibratie op een reeds bekende ultrasone snelheid
Let op: Bij deze methode is u de ultrasone snelheid reeds bekend. Bij het meten
van standaard materialen vindt u de snelheid in tabel 15.2.
1. Zorg ervoor dat de meter in Pulse-Echo modus staat. (Druk op de Dual-Multi
knop om dit in te stellen als dit nog niet het geval is.)
2. Druk op de CAL knop om de kalibratie modus te activeren., het symbool IN/Ms
of M/s begint te knipperen.
3. Gebruik de PIJL omhoog of PIJL omlaag knoppen om de gewenste ultrasone
snelheid in te stellen
4. Druk nogmaals op de CAL knop om uw ingave te bevestigen en het kalibratie
menu te sluiten.
Om de meest nauwkeurige metingen te doen adviseren wij in het algemeen om
altijd een monster kalibratie te doen (5.2).
Ultrasone snelheden bij verschillende materialen kunnen in sommige gevallen
afwijken, afhankelijk van verschillende producenten, verschillende sondes en
wanddiktemeters. Vandaar dat het altijd het meest nauwkeurig is als u de meter
voor uw meting kalibreert volgens principe beschreven bij punt 5.2.
- 16 -
vrijwel alle