Inhoudsopgave
Advertenties
(b)
(b)
(a)
(a)
(b)
(b)
(c)
(c)
(a)
(a)
20999346_NL_VACUU·SELECT_V1.13_220524
4.6 Ventilatieaansluiting (optie)
4.6
Ventilatieaansluiting (optie)
GEVAAR
GEVAAR
Explosiegevaar door ventileren met lucht.
Afhankelijk van het proces kan tijdens het ventileren
een explosief mengsel worden gevormd of er kunnen
andere gevaarlijk situaties ontstaan.
Nooit processen met lucht ventileren, waarbij een
>
explosief mengsel kan ontstaan.
Ventileer eventueel met inert gas
>
(max. 1,2 bar/900 Torr, abs.).
Met omgevingslucht ventileren
Voor het ventileren (b) met omgevingslucht mag niets op de sen‑
sor (a) worden aangesloten.
Met inert gas ventileren – ventilatieventiel
Benodigd aansluitmateriaal: slang voor slangkoppeling, bijv. si‑
liconenslang 4/5 mm
> Steek de slang (c)
tiel (b)
(b).
5 Ventilatieventiel met slang voor ventileren met inert gas
1
Alleen geldig voor sensoren met geïntegreerd ventilatieventiel.
2
Overdruk vermijden.
Plaatsingen en aansluiting
1
(c) op de aansluiting van het ventilatieven‑
aansluiten
1
2
.
39
Advertenties
Inhoudsopgave
