GEVAAR
Als het bij een bijzondere toepassing nodig is, om
met gezwenkte shovelarm te rijden, moet de bak
resp. het aanbouwapparaat laag boven het wiel
gehouden worden. Houd de rijafstand zo kort
mogelijk. Als een wiel door oneffenheid van de
bodem door de stabilisatoren van de grond komt,
moet de shovelarm kort in de rijrichting worden
gezwenkt, om de asblokkering op te heffen.
5.2.5
Verwarmings- en ventilatiesysteem
5.2.5.1 Luchthoeveelheid instellen
(1) Aanjager-draaischakelaar (5-6/2) afhankelijk van de
gewenste luchthoeveelheid in stand 0, aanjagertrap 1,
aanjagertrap 2 of aanjagertrap 3 zetten.
(2) Luchtstroomrichting aan de in het voorruitbereik
(5-7/pijlen) resp. in de voetruimte (5-8/pijlen) aangebrachte
uitstroomopeningen instellen.
5.2.5.2 Verwarming inschakelen
(1) Afhankelijk van de warmtebehoefte draaischakelaar
(5-6/1) met de wijzers van de klok mee (koud) of tegen de
wijzers van de klok in (warm) draaien.
S220/S221/S230/S231/Z200
2
Afbeelding 5-6
Afbeelding 5-7
Afbeelding 5-8
Bediening
1
5-7
5