2
– motor overbelast/oververhit
Apparaatschakelaar op „0/OFF" stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
– Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
3
– Fout in de spanningtoevoer.
Netaansluiting en netzekeringen con-
troleren.
4
– Stroomopname te groot.
Netaansluiting en netzekeringen con-
troleren.
Klantendienst contacteren.
1
– Temperatuurbegrenzer is in werking
gezet
Apparaatschakelaar op „0/OFF" stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
– Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
3
– Identificatie systeemonderhoud defect
Klantendienst contacteren.
4
– Temperatuursensor defect
Klantendienst contacteren.
– Service-interval
Servicewerkzaamheden uitvoeren.
Verwarming is nog 5 uren mo-
gelijk.
– Fles systeemonderhoud is leeg.
Fles systeemonderhoud vervangen.
66
Verwarming is niet meer moge-
lijk.
– Fles systeemonderhoud is leeg.
Fles systeemonderhoud vervangen.
– Geen netspanning
Spanningsaansluiting/toevoerleiding
controleren.
– Lucht in het systeem
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op
„0" stellen.
Bij geopende handspuitpistool het ap-
paraat met de apparaatschakelaar
meermaals in- en uitschakelen.
Druk-/volumeregeling van de pom-
peenheid bij een geopend handspuitpi-
stool open- en dichtdraaien.
Door het demonteren van de
hogedrukslang van de hogedrukaansluiting
wordt het ontluchten versneld.
Indien reinigingsmiddelreservoir leeg
is, navullen.
Aansluitingen en leidingen controleren.
– Druk is ingesteld op „MIN"
Druk op „MAX" stellen.
– Zeef in de wateraansluiting vervuild.
Zeef reinigen.
Fijn filter reinigen, zo nodig vernieuwen.
– Watertoevoerhoeveelheid te laag
Watertoevoerhoeveelheid controleren
(zie Technische gegevens).
– Pomp ondicht
Toegelaten zijn 3 druppels/mi-
nuut.
Bij sterkere ondichtheid het apparaat
door de klantendienst laten controleren.
Door condensaat is een ver-
hoogde druppelvorming op het apparaat
mogelijk.
NL
1