Aanwijzingen voor de installateur
6.4
Ventilatie in de ruimtes
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimtes worden geïnstalleerd,
zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het
toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de
ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters,
moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten
zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral
nadat het toestel voor lange tijd niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een
venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
6.5
Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten kan verzekerd worden door middel van
een afzuigkap die verbonden is met een rookkanaal met een efficiënte trek of
met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig
ontworpen worden door een bevoegd specialist, en moet uitgevoerd worden
door de posities en de afstanden te respecteren die worden voorzien door de
normen. Na afloop van de werkzaamheden moet de installateur een
conformiteitscertificaat afgeven.
53