HOOFDSTUK 3
BEDIENING VAN DE PRINTER
Printer Preferences (Printervoorkeuren)
Selecteer en stel verschillende functies van de printer
in, waaronder Purge First Piece (Eerste stuk spoelen),
Automatic Feed Start (Automatisch starten van de
feeder), Keep Nozzle Alive (Spuitkop actief houden),
Tray Break (Lade pauzeren), Continuous Batch Counter
(Doorlopende batchteller) en Feeder Delay
(Feedervertraging).
Zie "PRINTERVOORKEUREN" in het hoofdstuk "Gebruik
van het aanraakscherm" voor meer informatie.
OPMERKING: Sommige printervoorkeursfuncties zijn niet toegankelijk wanneer er taakgegevens in de printer
aanwezig zijn.
Ink Status (Inktstatus)
Toont het percentage (%) inkt dat in elke inktcartridge
(KOP#) achterblijft en het geschatte aantal afdrukken
(LIFE) dat overblijft bij een geselecteerde
afdrukkwaliteit (resolutie).
Selecteer een resolutie uit de opties (150, 200, 300,
600) aan de rechterkant van het scherm.
OPMERKING: De raming is gebaseerd op de laatste
afgedrukte pagina.
Zie "Inktstatus" in het hoofdstuk "Gebruik van het
aanraakscherm" voor meer informatie.
Shutdown/Restart Key (Toets Uitschakelen/opnieuw opstarten)
Wanneer de toets Shutdown/Restart (Uitschakelen/opnieuw opstarten)
ingedrukt, wordt het scherm Shutdown Printer (Printer uitschakelen) geopend.
Functies op dit scherm:
Opnieuw opstarten
Stopt en herstart de software en elektronica van de
printer.
Zie "Poort resetten" als de knop grijs is.
Shutdown (Uitschakelen)
Schakelt de printer veilig uit door instellingen op te
slaan en interne toepassingen af te sluiten.
Zie "Poort resetten" als de knop grijs is.
Wanneer op "Shutdown" (Uitschakelen) wordt gedrukt, verandert het scherm in een zwart scherm met een
knipperende cursor, in de linkerbovenhoek. Zodra de cursor stopt met knipperen of verdwijnt, is het veilig om
de hoofdschakelaar uit te schakelen.
40
op het bedieningspaneel wordt