NL
Elimineer de oorzaak van oververhitting voordat u de handmatige.
Ook wordt de werking van geïntegreerde elektrische verwarmingen en hun mogelijke storingen be-
waakt door de luchttemperatuur voor en na de verwarming te meten.
Ventilator koeling van verwarmings-/koelingsapparaten. Als de luchtbehandelingsunit wordt ge-
stopt terwijl de elektrische verwarming of directe verdampingsunit (DX) nog werkt, wordt ventilatorkoeling
geactiveerd. Ventilatoren draaien op een vaste snelheid totdat de verwarmingsbuizen afkoelen of de koel-
middel drukken van de DX-unit stabiliseren. De blaastijd is afhankelijk van de opgehoopte warmte/koude
en de ventilatie-intensiteit en kan tot 15 minuten duren.
De vorstbeschermingsfunctie van de waterverwarmer meet de watertemperatuur die terugkeert
van de verwarmingsspiraal. Bij lage buitentemperaturen, wanneer er een risico op bevriezing van het water
is, wordt een drieweg-watermengklep geopend en wordt de pomp voor heet water gestart om te voor-
komen dat de temperatuur van het water in de verwarming daalt. Als de watertemperatuur die terugkeert
van de verwarmingsspiraal nog steeds onder de kritische limiet daalt, wordt de unit gestopt en worden de
buitenluchtkleppen gesloten om te voorkomen dat koude lucht de unit binnendringt.
Bij gebruik van de luchtbehandelingsunit bij temperaturen lager dan 0 °C, is het nood-
zakelijk om een water-glycolmengsel als warmteoverdrachtsmiddel te gebruiken of om
een retourwatertemperatuur van minimaal 25 °C te handhaven.
Tegenstroom warmtewisselaar vorstbescherming
De warmteoverdracht en condensatie die plaatsvinden in tegenstroomwarmtewisselaars creëren een
mogelijkheid om bij lage luchttemperaturen te bevriezen. De luchtbehandelingsunits hebben verschil-
lende maatregelen om het risico van bevriezing te verminderen
tentemperatuur daalt tot -4°C, de luchtsnelheid worden verlaagd of de voorverwarmer (geïntegreerd of
extern) worden geactiveerd. Soorten vorstbescherming:
Standaard – de luchtbehandelingsunit wordt gestopt wanneer de buitentemperatuur langer dan 1 uur
onder -4°C daalt.
Speciaal – de warmtewisselaar wordt beschermd tegen bevriezing door de intensiteit van de lucht-
stromen te veranderen, d.w.z. door minder koude buitenlucht aan te voeren en meer warme binnenlucht af
te voeren, waardoor vorstvorming wordt voorkomen. Deze functie is voldoende om vorstbescherming te
garanderen bij temperaturen tot -10°C.
Speciale vorstbeschermingsmodus verandert de balans van de luchtstromen, wat kan
leiden tot drukverschillen binnenshuis. Daarom wordt deze modus niet aanbevolen in
luchtdichte gebouwen (energielabel A+ of hoger) of in huizen met een open haard.
Externe verwarming – voorverwarmer, geïnstalleerd in een buitenluchtkanaal, stroomopwaarts van
de luchtbehandelingsunit, wordt ingeschakeld zodra de vriesomstandigheden van de warmtewisselaar op-
treden. De e ciëntie van een verwarming is afhankelijk van de buitentemperatuur, de binnentemperatuur
en de feitelijke luchtstroom. Bij zeer lage binnentemperatuur is het onwaarschijnlijk dat de warmtewisselaar
bevriest, zelfs bij zeer lage buitentemperaturen. Om een goede werking van de voorverwarmer te garan-
deren, moet een bedieningspaneel of een aparte vochtigheidssensor in de geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd (zie "Installatiehandleiding").
1
Alleen voor CF-units.
2
Behalve CF 200 F-unit.
10
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
1
2
. Bij dergelijke units kan, wanneer de bui-
DOMEKT_C8_user manual_24-06