ven alsmede bij gelijk te stellen activiteiten wordt
gebruikt.
4. Technische gegevens
Netaansluiting: ....................... 220-240 V ~ 50 Hz
Motorvermogen kW: ...................................... 1,2
Compressortoerental min-1: ....................... 3450
Bedrijfsdruk bar: ............................................... 8
Inhoud van het drukvat (in liter): ..................... 24
Theoretische aanzuigcapaciteit l/min.: ......... 180
Afgegeven debiet (perslucht) bij 7 bar: 45 liter/min
Afgegeven debiet (perslucht) bij 4 bar: 70 liter/min
Geluidsdrukniveau LWA in dB: ....................... 97
Onzekerheid KWA ................................... 0,28 dB
Geluidsdrukniveau LpA in dB: ........................ 76
Onzekerheid KpA .................................... 0,28 dB
Beschermklasse: ........................................ IP20
Gewicht van het apparaat in kg: ........ ca. 15,5 kg
Geluid
De geluidsemissiewaarden zijn bepaald conform
EN ISO 3744.
5. Vóór inbedrijfstelling
Waarschuwing!
Controleer of de gegevens vermeld op het ken-
plaatje overeenkomen met de gegevens van
het stroomnet alvorens het gereedschap aan te
sluiten.
•
Controleer het toestel op transportschade.
Eventuële schade onmiddellijk aangeven aan
de vervoeronderneming waarmee de com-
pressor werd geleverd.
•
De compressor dient nabij de verbruikers te
worden geïnstalleerd.
•
Vermijd lange luchtkabels en toevoerleidin-
gen (verlengingen).
•
Let op droge en stofvrije aanzuiglucht.
•
De compressor niet in een vochtige of natte
ruimte installeren.
•
De compressor mag slechts in gepaste
ruimten (goed geventileerd, omgevingstem-
peratuur +5°C - +40°C) worden gebruikt. In
de ruimte mogen geen stof, zuren, dampen,
explosieve of ontvlambare gassen zijn.
•
De compressor is geschikt voor gebruik in
droge ruimten. Hij mag niet worden gebruikt
NL
•
•
•
•
6. Montage en ingebruikneming
Aanwijzing!
Voor ingebruikneming het apparaat zeker
volledig monteren!
6.1 Montage van de wielen (3)
De bijgaande wielen dienen te worden gemon-
teerdzoal getoond in fi g. 3.
6.2 Montage van de standvoet (4)
De bijgaande rubberbuff er dient te worden ge-
monteerd zoal getoond in fi g. 4.
6.3 Netaansluiting
•
•
6.4 Aan/Uit-schakelaar (8)
Breng de Aan/Uit-schakelaar (8) in stand 1 om
het apparaat aan te zetten.
Om het apparaat uit te schakelen brengt u de
Aan/Uit-schakelaar (8) in stand 0.
6.5 Drukafstelling: (fi g. 1)
•
•
- 62 -
www.sidirika-nikolaidi.gr
in zones waarin met spatwater wordt gewerkt.
Gebruik het toestel alleen op een vaste en
effen ondergrond.
Gebruik flexibele slangen om een overbren-
ging van ontoelaatbare lasten op het buislei-
dingsysteem aan de verbinding van de com-
pressorinstallatie naar het buisleidingsysteem
te vermijden.
Het is noodzakelijk om vóór het inbedrijfstel-
len van de compressorinstallatie afscheiders,
opvanginrichtingen en afvoermogelijkheden
te voorzien, die vereist zijn voor de bewerking
van de door de compressor geproduceerde
vloeistoffen.
Toevoerslangen moeten bij drukken hoger
dan 7 bar met een veiligheidskabel (bijv. een
draadkabel) worden uitgerust.
Lange leidingen en verlengkabels, kabel-
trommels enz. leiden tot spanningsverlies en
kunnen het starten van de motor verhinderen.
Bij lage temperaturen onder +5°C start de
motor eventueel moeilijk als gevolg van stro-
efheid.
Met de drukregelaar (7) kan de druk op de
manometer (6) worden afgesteld.
De afgestelde druk kan op de snelkoppeling
(5) worden ontnomen.