6.
Het kanaal moet worden geïsoleerd op de plaats waar het doorleiden onverwarmde
ruimten en holtes loopt met het equivalent van ten minste 25 mm van een materiaal met
een warmtegeleidingsvermogen van ≤0,04 W/(m.K) om de kans op condensvorming te
verkleinen. Waar een kanaal buiten boven dakniveau uitsteekt, moet het gedeelte boven
het dak geïsoleerd worden of moet er net onder dakniveau een condenspot gemonteerd
worden.
7.
Kanalen binnen de verwarmde gebouwschil tussen de uitwendige uitmondingen en de
'Uit buitenlucht'- en 'Naar buitenlucht'-poort van de eenheid moeten extra geïsoleerd en
omwikkeld worden met een dampdichte laag buiten de isolatie.
8.
Waar kanalen door brandwerende constructies lopen, moeten ze op passende wijze
brandwerend worden gemaakt overeenkomstig de voorschriften in Deel B van de
Bouwvoorschriften (voor Engeland en Wales).
9.
Een kanaalcondensaatafvoer moet op verticale Naar buitenlucht-kanalen gemonteerd
worden.
10. Kanalen moeten zodanig worden geïnstalleerd dat de luchtstromingsweerstand tot een
minimum wordt teruggebracht.
11. Op de 'Uit buitenlucht'- en 'Naar buitenlucht'-poort aangesloten kanalen moeten naar de
buitenlucht buiten de schil van het gebouw gaan.
12. Alle kanaalverbindingen, met inbegrip van die van de kanaalpoorten van de HRV Q Plus-
eenheid moeten permanent afgedicht worden met tape en/of een geschikt niet-hardend
afdichtmiddel en/of Jubilee-slangklemmen of iets soortgelijks. Let op het kanaal of
kanaalpoorten niet gaan vervormen doordat de klemmen te hard worden aangetrokken.
13. Er bestaat een minimumafstand van 2 meter tussen de uitwendige uitmonding van de
toevoer en van de afvoer.
14. Er zijn temperatuursensoren op de poorten van de eenheden gemonteerd; deze poorten
zijn met een sticker met het opschrift "Voorzichtig' aangegeven. Kanaal NIET in de
kanaalpoorten schuiven. Als er een kanaal in wordt geschoven, dan zullen de afgelezen
sensorwaarden nadelig worden beïnvloed, zodanig dat de prestaties van de eenheid niet
meer betrouwbaar zijn en zouden van invloed op de productgarantie kunnen zijn.
Toegang voor draadaansluitingen
Toegang tot de aansluitingen voor auralite®, boostmodus en andere spanningsvrije
regelfuncties wordt verkregen via het scharnierende deksel boven op de eenheid, aan
de voorzijde. Voor toegang ten behoeve van onderhoud dient het deksel in z'n geheel
verwijderd te worden.
20