Als u stopt met koken en de
kookplaat uitschakelt, kan de
ventilator nog even blijven
werken. Daarna schakelt het
systeem de ventilator
automatisch uit en wordt
voorkomen dat u de ventilator
per ongeluk de komende 30
seconden activeert.
De ventilatorsnelheid handmatig bedienen
U kunt de functie ook handmatig bedienen.
Raak daartoe
aan als de kookplaat actief
is. Dit schakelt de automatische bediening
van de functie uit zodat u de
ventilatorsnelheid handmatig kunt
veranderen. Als u op
ventilatorsnelheid met één verhoogd. Als u
een intensief niveau bereikt en weer op
drukt, stelt u de ventilatorsnelheid in op 0
waardoor de afzuigkapventilator uitschakelt.
Om de ventilator weer te starten met
ventilatorsnelheid 1, raakt u
Schakel de kookplaat uit en
weer aan om de automatische
bediening van de functie te
activeren.
De verlichting activeren
U kunt de kookplaat instellen om de
verlichting automatisch te activeren als u de
kookplaat aan zet. Zet daarvoor de
automatische modus op H1 – H6.
6. AANWIJZINGEN EN TIPS
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
6.1 Pannen
Voor inductiekookzones creëert
een sterk elektromagnetisch veld
de hitte in de pannen zeer snel.
Gebruik de inductiekookzones met geschikte
pannen.
72
NEDERLANDS
drukt, wordt de
aan.
De verlichting van de afzuigkap
gaat uit 2 minuten nadat u de
kookplaat heeft uitgeschakeld.
5.12 Stroommanagement
Als er meerdere zones actief zijn en het
verbruikte vermogen de limiet van de
stroomtoevoer overschrijdt, verdeelt deze
functie het beschikbare vermogen tussen alle
kookzones. De kookplaat regelt de warmte-
instellingen om de zekeringen van de
installatie in het huis te beschermen.
• Als de kookplaat de limiet van het
maximaal beschikbare vermogen bereikt
(zie het typeplaatje) wordt het vermogen
van de kookzones automatisch verlaagd.
• De warmte-instelling van de gekozen
kookzone heeft altijd prioriteit. Het
resterende vermogen zal tussen de
eerder geactiveerde kookzones worden
verdeeld, in omgekeerde volgorde van
selectie.
• De weergave van de warmte-instelling
van de verlaagde zones wisselt tussen de
aanvankelijk gekozen warmte-instelling en
de verlaagde warmte-instelling.
• Wacht totdat het display stopt met
knipperen of verlaag de kookstand van de
laatst geselecteerde kookzone. De
kookzones blijven werken met de
verlaagde warmte-instelling. Wijzig indien
nodig handmatig de warmte-instellingen
van de kookzones.
• De bodem van de pannen moet zo dik en
vlak mogelijk zijn.
• Zorg ervoor dat bodems schoon en droog
zijn voordat de pannen op de kookplaat
worden gezet.
• Schuif of wrijf de pan niet over het
keramische glas, om krassen te
voorkomen.
Panmaterialen
• goed: gietijzer, staal, geëmailleerd staal,
roestvrij staal, meerlaagse bodem
(aangemerkt als geschikt door de
fabrikant).