1.4.6
Controle voor vertrek
1. Controleer of de gastoevoer is uitgeschakeld (Zie
hoofdstuk 3).
2. Schakel voor het wegrijden de koelkast over op 12V. Sluit
en vergrendel de koelkastdeur zorgvuldig (zie par. 4.3.).
3. Sluit de ramen, het hefdak, het dakluik en de deur van de
Shelter.
4. Stel de spiegels op de auto bij zodra de combinatie in
rechte lijn staat (figuur 1.10).
5. Ontkoppel de handrem alvorens je wegrijdt. De
handremhendel moet beslist over het dode punt (zie
aangegeven gebied (in figuur 1.02) in de eindstand
worden teruggedrukt.
6. Controleer de werking van de verlichting.
7. Controleer of alle lampen en elektrische kranen en
pompen in de Shelter zijn uitgeschakeld.
8. Controleer of alle lades en kleppen vergrendeld zijn.
Figuur 1.10
1.4.7
Sportpakketten
Fietspakket:
Indien je voor de optie fietspakket hebt gekozen is het advies
om de handremmen van de fietsen vast te zetten met riempjes
(dit geldt voor zowel een fietspakket op de dissel als voor een
fietspakket in de Shelter). Hierdoor kunnen de fietsen niet
meer voor of achteruit bewegen. Daarnaast dienen de fietsen
vastgezet te worden met sjorbanden met behulp van de vier
bevestingsogen in de vloer.
Motorpakket:
Leg onder het achterwiel van jouw motorfiets extra
bescherming om beschadigingen en strepen op de vloer te
voorkomen. Doormiddel van spanbanden welke je door de vier
bevestingsogen in de vloer haalt, kun je de motor in de vering
trekken zodat de motor stabiel in de Shelter staat.
13