4. Tijd instellen
Instelling voor plaatselijke tijd, alarm, start- en eindtijd.
A. Plaatselijke tijd
1. Druk de
-toets voor het instellen van de plaatselijke tijd.
2. Met de cijfertoetsen de tijd ingeven.
B. Timer 'aan'
1. Druk de
-toets voor het activeren van deze functie.
2. Voor het activeren van de timer druk op inschakelen.
C. Inschakeltijd
1. Druk de
-toets voor het kiezen van de tijd.
2. Toets de tijd in wanneer de ontvanger ingeschakeld moet worden.
D. Timer 'uit'
1. Druk de
-toets voor het activeren van deze functie.
2. Voor het activeren van de timer druk op uitschakelen.
E. Uitschakeltijd
1. Druk de
-toets voor het kiezen van de tijd.
2. Toets de tijd in wanneer de ontvanger uitgeschakeld moet worden.
22