Aansluitingen en bedrading
7
Aansluitingen en bedrading
7.1
Benodigd gereedschap
Voor de elektrische installatie zijn de volgende gereedschappen nodig:
●
●
●
●
7.2
Spanningsvoorziening
De spanningsvoorziening (voedingskabel) moet in de bestaande gebouwin-
stallatie vast met draden worden verbonden en aan de nationaal geldende
wettelijke bepalingen voldoen.
Stroomonderbreker
Het apparaat heeft geen eigen vermogensschakelaar. De installatieauto-
maat van de voedingskabel dient als stroomonderbreker.
7.2.1
Kabelmontage
De volgende punten moeten bij de kabelmontage in acht worden genomen:
●
●
●
●
7.2.2
Aansluitvoorbeeld
Het apparaat wordt aangesloten via de drie fasen L1, L2 en L3, de nulleider
N en de aardleiding PE.
18
Sleufkopschroevendraaier voor voedingsklemmen (steelbreedte
5,5 mm)
Sleufkopschroevendraaier voor klemmen X2.1 en X2.2(steelbreedte
3 mm)
Sleufkopschroevendraaier voor behuizingsschroeven (steelbreedte
5,5 mm)
Montagegereedschap voor kabelwartels M20 (SW 22mm) en M32
(SW 36 mm)
De toevoerleiding moet voldoende in de kabelwartel worden gestoken,
zodat de kabelmantel in het aansluitgedeelte zichtbaar is. Er moet op
gelet worden dat de diameter van de kabelwartel overeenkomt met de
diameter van de kabel, om de dichtheid te waarborgen.
De aansluitkabels moeten in het midden, recht en drukvrij door de ope-
ning worden ingebracht om de dichtheid te waarborgen.
De installatiebuis of de lege buis met de toevoerleiding mag niet in de
opening worden geschroefd of door de opening worden gevoerd.
De voedingskabel moet recht en met inachtneming van de juiste buigra-
diussen (ca. kabeldiameter keer 10) door de opening worden geleid.
KC-S10
V
© KEBA 2022