.CZ`<<`.
<:`V.Z+ CZ<e.`.C&C
11. Elektrische aansluitingen
11.1 Algemeen
Houd rekening met de bedienings- en installatiehandleidingen
van de warmtepompmanager.
Aansluitwerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door
een erkende installateur conform deze handleiding!
De goedkeuring van het bevoegde elektriciteitsbedrijf moet
beschikbaar zijn om het toestel te kunnen aansluiten.
11.2 Aansluitkast
De aansluitkast bevindt zich aan de luchtuitgangszijde.
Voor de aansluitingen dient u kabels te gebruiken die beantwoorden
aan de voorschriften.
ª Leid de elektriciteitskabels door de kabeldoorvoeren met
trekbelemmeringen.
ª Controleer de goede werking van de trekbelemmeringen.
ª Sluit de circulatiepompen voor de verwarming en het
bufferreservoir conform de planningsdocumenten aan op de
warmtepompmanager.
ê¼¼ùé¼ù
11.2.1 Elektriciteitsaansluitingen
X2
X4
H L +
L N
3
2
1 X3 compressor: L1, L2, L3, N, PE
2 X4 regeling:
L, N, PE
3 X2 lage spanning:
BUS hoog
H
Bus laag
L
BUS massa
BUS " + " (wordt niet aangesloten)
Opgelet!
!
De compressor in het toestel kan slechts in één
draairichting werken. Als het toestel verkeerd wordt
aangesloten, blijft de compressor 30 seconden in
werking, waarna hij uitschakelt.
In dit geval verschijnt de storingsmelding "Geen vermogen" op de
warmtepompmanager. Verander dan de richting van het draaiveld
door twee fasen om te keren.
X3
L1 L2 L3 N
1
qT< Ô
Ô
Ñ