B
Ondersteuning en problemen oplossen
Eenvoudige problemen oplossen
In de volgende lijst ziet u een overzicht van problemen die zich met de monitor kunnen voordoen, met bij elk
probleem de mogelijke oorzaken en de aanbevolen oplossingen.
Probleem
Het scherm is leeg of de
video flikkert.
Monitor kan niet worden
ingeschakeld.
Het beeld is onscherp,
onduidelijk of te donker.
De melding Check Video
Cable (Controleer videokabel)
wordt weergegeven.
Invoersignaal buiten bereik
wordt op het scherm
weergegeven.
De monitor is uitgeschakeld,
maar er lijkt geen
energiebesparings- of
slaapmodus actief te zijn.
OSD Lockout
(Scherminstellingen
vergrendeld) wordt
weergegeven.
Mogelijke oorzaak
Het netsnoer is niet aangesloten.
De aan/uit-knop op het voorpaneel
van de monitor staat uit.
De videokabel is niet goed
aangesloten.
Het schermbeveiligingsprogramma is
geactiveerd.
Videokaartcompatibiliteit.
De hoofdschakelaar op het
achterpaneel van de monitor staat
uit.
Helderheid is te laag.
Helderheid is te zacht.
De videokabel van de monitor is niet
aangesloten.
De schermresolutie en/of de
verversingsfrequentie is op een te
hoge waarde ingesteld.
De energiebeheerfunctie van de
monitor is uitgeschakeld.
De vergrendelingsfunctie voor het
schermmenu van de monitor is
ingeschakeld.
Oplossing
Sluit het netsnoer aan.
Druk op de aan/uit-knop op het voorpaneel.
OPMERKING:
Als de aan/uit-knop niet werkt, houdt u deze
knop 10 seconden ingedrukt om de vergrendelingsfunctie
voor de aan/uit-knop uit te schakelen.
Sluit de videokabel juist aan. Raadpleeg
installeren op pagina 6
voor meer informatie.
OPMERKING:
Als u de DisplayPort-invoer gebruikt, zorgt u
ervoor dat de kabel is aangesloten op de DisplayPort IN-
connector die zich middenachter op de monitor bevindt. De
monitor werkt niet als de kabel is aangesloten op de
DisplayPort OUT-connector.
Druk op een toets op het toetsenbord of beweeg de muis om
het schermbeveiligingsprogramma te deactiveren.
Open het schermmenu en selecteer het menu Video-invoer.
Stel
Bron automatisch schakelen
selecteer handmatig de invoer.
Zet de hoofdschakelaar aan.
Open het schermmenu en selecteer
aanpassen
om de helderheidsschaal naar wens aan te passen.
Open het schermmenu en selecteer
Helderheid
om een helderheidsniveau te selecteren.
Sluit de correcte videosignaalkabel aan op de computer en de
monitor. Zorg dat de computer is uitgeschakeld voordat u een
videokabel aansluit.
Wijzig de instellingen in een ondersteunde waarde (zie
ingestelde beeldschermresoluties op pagina
Open het schermmenu en selecteer
slaapstand
en stel de automatische slaapstand in op
Inschakelen.
Houd de onderste menuknop 10 seconden ingedrukt om de
menuvergrendelingsfunctie uit te schakelen.
Eenvoudige problemen oplossen
De monitor
in op
Uitschakelen
en
Kleurruimte
>
Helderheid
Beeldaanpassing
>
Vooraf
36).
Beheer
>
Automatische
37