Opbouw en functie
Belastbaarheidstabellen
Pos. Symbool Beschrijving
4
Wordt de hoeveelheid plasmagas verlaagd, (pos. 2 naar 4) ontstaat een zachtere vlamboogkarakteristiek
en een vlakke inbranding. Wordt de hoeveelheid plasma verhoogd, (pos. 4 naar 2) ontstaat er een die-
pere inbranding > zie hoofdstuk 5.7.1.
5.6.3
Beschermgas
Als beschermgas wordt meestal argon gebruikt. Om het volledige gewenste insnoeringseffect te berei-
ken, kan aan het beschermgas nog tot 10% waterstof worden toegevoegd. Daardoor wordt de oppervlak-
tespanning van het smeltbad verkleind en wordt de bevochtigbaarheid ondersteund.
Een uitzondering hierop zijn de materialen koper of koperhoudende legeringen, en de reactieve metalen
titaan, tantalium en zirkoon. In deze gevallen gebruikt men als bijmenging helium in plaats van waterstof.
5.6.4
Formeergas
Het formeergas beschermt enerzijds de onderkant van de naad tegen oxidatie en verhindert anderzijds
door zijn steunwerking een overmatig doorzakken van de grondlaag. Afhankelijk van de te lassen materi-
alen, worden de volgende gasmengsels gebruikt.
•
Ar
•
Ar/H
2
•
N
/H
2
2
5.7
Belastbaarheidstabellen
De aangegeven gasdoorstroomhoeveelheden zijn richtwaarden. Afhankelijk van de soort toe-
passing kunnen ook andere waarden tot een beter lasresultaat leiden. Het plasmagas moet met
een door de sproeikopopening en stroomsterkte afhankelijke minimale hoeveelheid uitstromen.
Wordt deze overschreden kan er schade aan de lastoorts ontstaan.
Pos. Symbool Beschrijving
1
2
De plasmakoppen en elektroden hebben een begrensde stroomopnamecapaciteit, die niet overschreden
mag worden. De grenswaarden staan in de volgende weergegeven tabel:
22
0
Verkeerde inbranding (grote naadbreedte)
0
Hoeveelheid plasmagas
Afmeting plasmakop
Afbeelding 5-7
099-002897-EW505
22.06.2023