Bovendien moet u altijd vanuit een algemene voorinstelling klonen om kalibraties uit te voeren, zelfs als u geen
enkele instelling wilt wijzigen.
De printer bevat generieke voorinstellingen voor de ondersteunde substraatcategorieën; zie
substraatcategorieën op pagina
Een substraatvoorinstelling klonen
Om een substraatvoorinstelling te klonen, volgt u deze stappen.
Misschien wilt u om de volgende redenen een voorinstelling klonen en bewerken:
Zelf een naam toewijzen aan een substraat.
●
De voorinstelling aanpassen aan de precieze kenmerken van uw substraat.
●
De voorinstelling aanpassen aan uw gebruik van het substraat, van de beste afdrukkwaliteit tot
●
conceptuitvoer.
1.
Tik op het bedieningspaneel op
de naam van een generiek substraat.
2.
Tik op
3.
Tik op Clone (Klonen) om de voorinstelling te klonen en voer een naam in voor de nieuwe voorinstelling.
Uw nieuwe voorinstelling verschijnt aan het einde van de algemene voorinstellingslijst.
Een substraatvoorinstelling wijzigen
U kunt elke niet-generieke voorinstelling wijzigen.
Als u een voorinstelling wilt wijzigen, drukt u op Modify (Wijzigen). Klik daarna op het
afdrukmodus die u wilt wijzigen; of klik op Add new print mode (Nieuwe afdrukmodus toevoegen). U kunt de
naam van elke afdrukmodus verwijderen of wijzigen, hoewel u minstens één afdrukmodus moet behouden.
106
Hoofdstuk 4 Substraatinstellingen
46.
in de rechterbovenhoek.
, daarna op Substrate category (Substraatcategorie) en tik tot slot op
Ondersteunde
pictogram van de