Pagina 1
Gebruikershandboek HEIDENHAIN- klaartekst-dialoog iTNC 530 NC-software 340 422-xx 340 423-xx 340 480-xx 340 481-xx Nederlands (nl) 12/2004...
Pagina 2
Bedieningselementen op het beeldscherm Baanbewegingen programmeren Beeldschermindeling kiezen Contour benaderen/verlaten Beeldscherm tussen machine- en Vrije contourprogrammering FK programmeerwerkstand kiezen Softkeys: functie op het beeldscherm Rechte kiezen Softkey-balken doorschakelen Cirkelmiddelpunt/pool voor poolcoördinaten Alfanumeriek toetsenbord: letters en tekens invoeren Cirkelbaan om cirkelmiddelpunt Bestandsnaam Commentaar Cirkelbaan met radius...
530 E 340 423-xx iTNC 530, versie met 2 processors 340 480-xx iTNC 530 E, versie met 2 processors 340 481-xx iTNC 530 programmeerplaats 374 150-xx De exportversie van de TNC wordt met de letter E aangeduid. Voor de...
Pagina 6
Daarnaast beschikt de iTNC 530 nog over 2 software-optiepakketten, die door u of uw machinefabrikant kunnen worden vrijgegeven. Ieder pakkeet moet afzonderlijk worden vrijgegeven en bevat steeds de hierna genoemde functies: Software-optie 1 Interpolatie van de cilindermantel (cycli 27, 28, 29 en 39)
(zie “PUNTENPATROON OP CIRKEL (cyclus 220)” op bladzijde 367) Bijzonderheden van de iTNC 530 met Windows 2000 (zie “iTNC 530 met Windows 2000 (optie)” op bladzijde 635) Beheer van afhankelijke bestanden (zie “Afhankelijke bestanden”...
Pagina 8
Nieuwe kolom LIFTOFF in de gereedschapstabel om bij een NC- stop automatisch van de contour terug te trekken (zie “Gereed- schapstabel: standaardgereedschapsgegevens” op bladzijde 154). De functie wordt geactiveerd met M148 (zie “Gereedschapstabel: standaardgereedschapsgegevens” op bladzijde 154) en (zie “Gereedschap bij NC-stop automatisch van de contour vrijzetten: M148”...
Pagina 9
Cyclus 29 CILINDERMANTEL buitencontour frezen is nieuw ingevo- erd (zie “CILINDERMANTEL buitencontour frezen (cyclus 39, soft- ware-optie 1)” op bladzijde 394) Regelnummerweergave bij de grafische programmeerweergave is opnieuw ingevoerd (zie “Regelnummers in het grafische venster weergeven” op bladzijde 222) HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 10
Gewijzigde functies gerelateerd aan de voorgaande versies 340 420-xx/340 421-xx De functie Nulpuntverschuiving uit nulpuntstabellen is gewijzigd. REF-specifieke nulpunten staan nu niet meer ter beschikking. Daar- voor in de plaats is de preset-tabel ingevoerd (zie “NULPUNT-ver- schuiving met nulpuntstabellen (cyclus 7)” op bladzijde 433) De functie van cyclus 247 is gewijzigd.
Pagina 11
Windows 2000” op bladzijde 636) De beschrijving van de oude bewerkingscycli 1, 2, 3, 4, 5, 17 en 18 is verwijderd De beschrijving van cyclus 24 is uitgebreid (zie “NABEWERKEN ZIJ- KANT (cyclus 24)” op bladzijde 384) HEIDENHAIN iTNC 530...
Programmeren: basisprincipes bestands- beheer, programmeerondersteuning Programmeren: gereedschappen Programmeren: contouren programmeren Programmeren: additionele functies Programmeren: cycli Programmeren: speciale functies Programmeren: subprogramma's en herhalingen van programmadelen Programmeren: Q-parameters Programmatest en programma-afloop MOD-functies Tabellen en overzichten iTNC 530 met Windows 2000 (optie) HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 15
Automatische programma-afloop en programma-afloop regel voor regel ..44 1.4 Statusweergaven ..45 „Algemene“ statusweergave ..45 Additionele statusweergaven ..46 1.5 Accessoires: 3D-tastsystemen en elektronische handwielen van HEIDENHAIN ..49 3D-tastsystemen ..49 Elektronische handwielen HR ..50 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 16
2 Handbediening en instellen ..51 2.1 Inschakelen, uitschakelen ..52 Inschakelen ..52 Uitschakelen ..53 2.2 Verplaatsen van de machine-assen ..54 Let op ..54 As met de externe richtingstoetsen verplaatsen ..54 Stapsgewijs positioneren ..55 Verplaatsen met het elektronisch handwiel HR 410 ..
Pagina 17
Directory wissen ..103 Bestanden markeren ..104 Bestand hernoemen ..105 Additionele functies ..105 Data-overdracht naar/van een extern opslagmedium ..106 Bestand naar een andere directory kopiëren ..108 De TNC op het netwerk ..109 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 18
4.5 Programma's openen en invoeren ..110 Opbouw van een NC-programma in HEIDENHAIN-klaartekst-formaat ..110 Ruwdeel definiëren: BLK FORM ..110 Nieuw bewerkingsprogramma openen ..111 Gereedschapsverplaatsingen in klaartekst-dialoog programmeren ..113 Actuele posities overnemen ..115 Programma bewerken ..116 De zoekfunctie van de TNC ..
Pagina 19
Palletsbestand afwerken ..136 4.14 Palletsbedrijf met gereedschapsgeoriënteerde bewerking ..137 Toepassing ..137 Palletsbestand kiezen ..141 Palletsbestand met invoerformulier instellen ..142 Verloop van de gereedschapsgeoriënteerde bewerking ..146 Palletsbestand verlaten ..147 Palletsbestand afwerken ..147 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 20
5 Programmeren: Gereedschappen ..149 5.1 Gegevens gerelateerd aan gereedschap ..150 Aanzet F ..150 Spiltoerental S ..151 5.2 Gereedschapsgegevens ..152 Voorwaarde voor de gereedschapscorrectie ..152 Gereedschapsnummer, gereedschapsnaam ..152 Gereedschapslengte L ..152 Gereedschapsradius R ..153 Deltawaarden voor lengten en radiussen ..
Pagina 21
Afkanting CHF tussen twee rechten invoegen ..202 Hoeken afronden RND ..203 Cirkelmiddelpunt CC ..204 Cirkelbaan C om cirkelmiddelpunt CC ..205 Cirkelbaan CR met vastgelegde radius ..206 Cirkelbaan CT met tangentiale aansluiting ..207 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 22
6.5 Baanbewegingen – poolcoördinaten ..212 Overzicht ..212 Oorsprong poolcoördinaten: pool CC ..213 Rechte LP ..214 Cirkelbaan CP om pool CC ..214 Cirkelbaan CTP met tangentiale aansluiting ..215 Schroeflijn (helix) ..215 6.6 Baanbewegingen – Vrije contourprogrammering FK ..220 Basisprincipes ..
Pagina 23
Terugtrekken van de contour in gereedschapsasrichting: M140 ..255 Bewaking van tastsysteem onderdrukken: M141 ..256 Modale programma-informatie wissen: M142 ..257 Basisrotatie wissen: M143 ..257 Gereedschap bij NC-stop automatisch van de contour vrijzetten: M148 ..258 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 24
7.5 Additionele functies voor rotatie-assen ..259 Aanzet in mm/min bij rotatie-assen A, B, C: M116 (software-optie 1) ..259 Rotatie-assen over een zo'n gunstig mogelijke weg verplaatsen: M126 ..260 Weergave van de rotatie-as tot een waarde onder 360° reduceren: M94 ..261 Automatische correctie van de machinegeometrie bij het werken met zwenkassen: M114 (software- optie 2) ..
Pagina 25
SCHROEFDRAAD FREZEN (cyclus 262) ..306 SCHROEFDRAAD FREZEN MET VERZINKEN (cyclus 263) ..308 SCHROEFDRAAD FREZEN MET VERZINKEN EN VOORBOREN (cyclus 264) ..312 HELIX-SCHROEFDRAAD FREZEN MET VERZINKEN (cyclus 265) ..316 BUITENSCHROEFDRAAD FREZEN (cyclus 267) ..320 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 26
8.4 Cycli voor het frezen van kamers, tappen en sleuven ..329 Overzicht ..329 KAMER (cyclus 251) ..330 RONDKAMER (cyclus 252) ..335 SLEUFFREZEN (cyclus 253) ..339 RONDE SLEUF (cyclus 254) ..344 KAMER NABEWERKEN (cyclus 212) ..349 TAP NABEWERKEN (cyclus 213) ..
Pagina 27
9.6 Bewerkingsvlak via drie punten definiëren: PLANE POINTS ..470 Toepassing ..470 Invoerparameters ..471 9.7 Bewerkingsvlak via een afzonderlijke, incrementele ruimtelijke hoek definiëren: PLANE RELATIVE ..472 Toepassing ..472 Invoerparameters ..473 Gebruikte afkortingen ..473 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 28
9.8 Positioneergedrag van de PLANE-functie vastleggen ..474 Overzicht ..474 Automatisch naar binnen zwenken: MOVE/TURN/STAY (invoer absoluut noodzakelijk) ..475 Keuze van alternatieve zwenkmogelijkheden: SEQ +/– (optionele invoer) ..478 Keuze van de wijze van transformatie (optionele invoer) ..479 9.9 Geneigd frezen in het gezwenkte vlak ..
Pagina 30
11.9 Formule direct invoeren ..537 Formule invoeren ..537 Rekenregels ..539 Invoervoorbeeld ..540 11.10 Vooraf bezette Q-parameters ..541 Waarden vanuit de PLC: Q100 t/m Q107 ..541 Actieve gereedschapsradius: Q108 ..541 Gereedschapsas: Q109 ..541 Spiltoestand: Q110 ..
Pagina 31
Willekeurige binnenkomst in het programma (regelsprong) ..569 Contour opnieuw benaderen ..571 12.5 Automatische programmastart ..572 Toepassing ..572 12.6 Regels overslaan ..573 Toepassing ..573 Wissen van het „/“-teken ..573 12.7 Naar keuze programmastop ..574 Toepassing ..574 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 34
14.1 Algemene gebruikersparameters ..610 Invoermogelijkheden voor machineparameters ..610 Algemene gebruikersparameters kiezen ..610 14.2 Stekkerbezetting en aansluitkabel voor data-interfaces ..624 Data-interface V.24/RS-232-C HEIDENHAIN-apparatuur ..624 Randapparatuur ..625 Interface V.11/RS-422 ..626 Ethernet-interface RJ45-bus ..626 14.3 Technische informatie ..627...
Pagina 35
15 iTNC 530 met Windows 2000 (optie) ..635 15.1 Inleiding ..636 Licentieovereenkomst voor eindgebruikers (EULA) van Windows 2000 ..636 Licentieverlening ..636 Algemeen ..638 Technische gegevens ..639 15.2 iTNC 530-applicatie starten ..640 Windows-aanmelding ..640 Aanmelding als TNC-gebruiker ..
HEIDENHAIN-baanbesturingen vanaf de TNC 150 B zijn gemaakt. Wanneer oude TNC-programma's cycli van de fabrikant bevatten, dient voor de iTNC 530 een aanpassing te worden uitgevoerd met de PC-software CycleDesign. Neem hiervoor contact op met uw machineleverancier of met HEIDENHAIN.
De actieve softkeybalk wordt als een oplichtende balk weergegeven. Softkey-keuzetoetsen Doorchakelen van softkey-balken Vastleggen van de beeldschermindeling Beeldscherm-doorschakeltoets voor machine- en programmeerwerkstanden Softkey-keuzetoetsen voor softkeys voor machinefabrikanten Doorschakelen van softkey-balken voor softkeys voor machinefabrikanten 1 1 4 HEIDENHAIN iTNC 530...
Beeldschermindeling vastleggen De gebruiker kiest de indeling van het beeldscherm; zo kan de TNC bijv. in de werkstand programmeren/bewerken het programma in het linker venster tonen, terwijl het rechter venster tegelijkertijd bijv. grafisch het programma weergeeft. Alternatief kan in het rechter venster ook de onderverdeling van het programma getoond worden, of uitsluitend het programma in één groot venster.
Invoer van getallen en askeuze Mouse pad: alleen voor de bediening van de versie met twee processoren De functies van de afzonderlijke toetsen worden op de eerste uitklapbare bladzijde beschreven. Externe toetsen, zoals bijv. NC- START, staan in het machinehandboek beschreven. HEIDENHAIN iTNC 530...
1.3 Werkstanden Handbediening en El. handwiel Het instellen van de machine gebeurt in handbediening. In deze werkstand kunnen de machine-assen handmatig of stapsgewijs gepositioneerd worden, de referentiepunten vastgelegd worden en kan het bewerkingsvlak gezwenkt worden. De werkstand El. handwiel ondersteunt het handmatig verplaatsen van de machine-assen met een elektronisch handwiel HR.
De simulatie wordt grafisch met verschillende aanzichten ondersteund. Softkeys voor de beeldschermindeling: .zie „Automatische programma-afloop en programma-afloop regel voor regel”, bladzijde HEIDENHAIN iTNC 530...
Automatische programma-afloop en programma-afloop regel voor regel In Automatische programma-afloop voert de TNC een programma uit t/m het einde van het programma of tot een handmatige resp. geprogrammeerde onderbreking. Na een onderbreking kan de programma-afloop weer voortgezet worden. In Programma-afloop regel voor regel wordt elke regel apart gestart d.m.v.
Assen worden in het gezwenkte bewerkingsvlak verplaatst Assen worden, rekening houdend met de basisrotatie, verplaatst Nummer van het actieve referentiepunt uit de preset-tabel. Indien het referentiepunt handmatig is vastgelegd, geeft de TNC achter het symbool de tekst MAN weer HEIDENHAIN iTNC 530...
Additionele statusweergaven De additionele statusweergaven geven gedetailleerde informatie over de programma-afloop. Zij kunnen in alle werkstanden opgeroepen worden, m.u.v. programmeren/bewerken. Additionele statusweergave aanzetten Softkey-balk voor de beeldschermindeling oproepen Beeldschermweergave met additionele statusweergave kiezen Additionele statusweergaven kiezen Softkey-balk doorschakelen, totdat STATUS-softkeys verschijnen Additionele statusweergave kiezen, bijv.
Pagina 47
8 assen Gespiegelde assen (cyclus 8) Actieve rotatiehoek (cyclus 10) Actieve maatfactor/maatfactoren (cycli 11/26); de TNC geeft een actieve maatfactor weer van maximaal 6 assen Middelpunt van de centrische strekking Zie „Cycli voor coördinatenomrekening” op bladzijde 431. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 48
Herhaling van programmadelen/subprogramma’s Actieve herhalingen van programmadelen met regelnummer, labelnummer en aantal van de geprogrammeerde/nog uit te voeren herhalingen Actieve subprogrammanummers met het regelnummer waarin het subprogramma is opgeroepen en het labelnummer dat is opgeroepen Gereedschapsmeting Nummer van het gereedschap dat gemeten wordt Weergave, of gereedschapsradius of -lengte gemeten wordt MIN- en MAX-waarde meting van de afzonderlijke snijkanten en resultaat van de meting met roterend gereedschap (DYN)
TS 640 geschikt (zie afbeelding rechts). Bij de TS 640 vindt overdracht van de schakelsignalen plaats via een infraroodtraject zonder kabels. De werking: in de schakelende tastsystemen van HEIDENHAIN registreert een niet aan slijtage onderhevige optische sensor het uitwijken van de aftaststift. Het gegenereerde signaal zorgt ervoor, dat de actuele waarde van de actuele positie van het tastsysteem opgeslagen wordt.
De verplaatsing per handwielrotatie is over een groot bereik instelbaar. Naast de inbouwhandwielen HR 130 en HR 150 biedt HEIDENHAIN ook het draagbare handwiel HR 410 (zie afbeelding midden) en HR 420 (zie afbeelding rechtsonder) aan.
2.1 Inschakelen, uitschakelen Inschakelen Het inschakelen en het benaderen van de referentiepunten zijn machine-afhankelijke functies. Raadpleeg het machinehandboek. De voedingsspanning van de TNC en de machine inschakelen. Vervolgens toont de TNC onderstaande dialoog: GEHEUGENTEST Het geheugen van de TNC wordt automatisch getest STROOMONDERBREKING TNC-melding dat er een stroomonderbreking is geweest –...
Let erop, dat de in het menu geregistreerde hoekwaarden met de werkelijke hoeken van de zwenkas overeenstemmen. Uitschakelen iTNC 530 met Windows 2000: Zie „iTNC 530 uitschakelen”, bladzijde 642. Om gegevensverlies bij het uitschakelen te voorkomen, moet het besturingssysteem van de TNC volgens een bepaalde procedure...
2.2 Verplaatsen van de machine- assen Let op Verplaatsen met externe richtingstoetsen is een machine- afhankelijke functie. Raadpleeg het machinehandboek! As met de externe richtingstoetsen verplaatsen Werkstand Handbediening kiezen Externe richtingstoets indrukken en zolang vasthouden als de as verplaatst moet worden, of As continu verplaatsen: externe richtingstoets ingedrukt houden en externe START-toets kort indrukken...
Werkstand Handbediening of El. handwiel kiezen Stapsgewijs positioneren kiezen: softkey STAPMAAT op AAN VERPLAATSING = Verplaatsing in mm invoeren, bijv. 8 mm Externe richtingstoets indrukken: willekeurig vaak positioneren De maximaal in te voeren waarde voor een verplaatsing bedraagt 10 mm. HEIDENHAIN iTNC 530...
Verplaatsen met het elektronisch handwiel HR 410 Het draagbare handwiel HR 410 is voorzien van twee vrijgavetoetsen. De vrijgavetoetsen bevinden zich onder de sterknop. De machine-assen kunnen alleen verplaatst worden, wanneer één van de vrijgavetoetsen wordt ingedrukt (machine-afhankelijke functie). Het handwiel HR 410 heeft onderstaande bedieningselementen: NOODSTOP-toets Handwiel Vrijgavetoetsen...
De spiltoerental-potentiometer op het bedieningspaneel is dan niet actief Aanzet-potentiometer. Actief zodra het handwiel actief is. De aanzet-potentiometer op het bedieningspaneel is dan niet actief Verplaatsen met het handwiel is - bij een actieve M118 - ook tijdens de programma-afloop mogelijk. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 58
Display Het handwiel-display (zie afbeelding rechtsboven) bestaat uit 4 regels. De TNC toont daarin de volgende informatie: SOLL X+1.563: soort digitale uitlezing en positie van de gekozen as *: STIB (besturing in bedrijf) 4 tot 7 S1000: actueel spiltoerental F500: actuele aanzet waarmee de gekozen as op dit moment wordt verplaatst E: er is een fout opgetreden 3D: functie Bewerkingsvlak zwenken is actief...
Pagina 59
Met het handwiel de as kiezen die moet worden verplaatst. Additionele as kiezen met softkeys Actieve as in richting + of – verplaatsen Handwiel deactiveren: handwieltoets op HR 420 indrukken. De TNC kan nu weer via het bedieningspaneel worden bediend HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 60
Stapsgewijs positioneren Bij stapsgewijs positioneren verplaatst de TNC de op dat moment actieve handwiel-as met een door u ingestelde stapmaat: Handwiel-softkey F2 (STEP) indrukken Stapsgewijs positioneren activeren: handwiel-softkey 3 (ON) indrukken Gewenste stapmaat kiezen door toets F1 of F2 in te drukken. Houdt u de desbetreffende toets ingedrukt, dan verhoogt de TNC, bij toename met tien, de instelling telkens met de factor 10.
Pagina 61
Eventueel met de pijltoetsen op het TNC-toetsenbord de NC-regel kiezen waarachter u de nieuwe L-regel wilt invoegen Handwiel activeren Handwiel-toets „NC-regel genereren“ indrukken: de TNC voegt een complete L-regel in, die alle met de MOD-functie gekozen asposities bevat HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 62
Functies in de programma-afloop-werkstanden In de programma-afloop-werkstanden kunt u de volgende functies uitvoeren: NC-start (handwieltoets NC-start) NC-stop (handwieltoets NC-stop) Als NC-stop is geactiveerd: interne stop (handwiel-softkeys MOP en daarna STOP) Als NC-stop is gekozen: handmatig assen verplaatsen (handwiel- softkeys MOP en daarna MAN) Contour opnieuw benaderen nadat assen tijdens een programma- onderbreking handmatig zijn verplaatst (handwiel-softkeys MOP en daarna REPO).
F blijft ook na een stroomonderbreking gehandhaafd Spiltoerental en aanzet wijzigen Met de override-draaiknoppen voor spiltoerental S en aanzet F kan de ingestelde waarde tussen 0% en 150% veranderd worden. De override-draaiknop voor het spiltoerental werkt alleen bij machines met traploze spilaandrijving. HEIDENHAIN iTNC 530...
2.4 Referentiepunt vastleggen (zonder 3D-tastsysteem) Let op Referentiepunt vastleggen met 3D-tastsysteem: zie gebruikershandboek tastsysteemcycli Bij "Vastleggen referentiepunt" wordt de weergave van de TNC op de coördinaten van een bekende positie op het werkstuk vastgelegd. Voorbereiding Werkstuk opspannen en uitrichten Nulgereedschap met bekende radius inspannen Ervoor zorgen, dat de TNC actuele posities weergeeft 2 Handbediening en instellen...
De referentiepunten voor de resterende assen worden op dezelfde manier vastgelegd. Als in de as voor de diepte-aanzet een vooraf ingesteld gereedschap toegepast wordt, dan moet de asweergave voor de diepte-aanzet op lengte L van het gereedschap resp. op de som Z=L+d vastgelegd worden. HEIDENHAIN iTNC 530...
Referentiepuntbeheer met de preset-tabel U moet van de preset-tabel gebruik maken, als Uw machine is voorzien van rotatie-assen (zwenktafel of zwenkkop) en u de functie Bewerkingsvlak zwenken gebruikt Uw machine is uitgevoerd met een kopwisselsysteem U tot nog toe met oudere TNC-besturingen met REF- gerelateerde nulpuntstabellen gewerkt hebt U een aantal gelijke werkstukken wilt bewerken die met een verschillende scheve ligging zijn opgespannen...
Pagina 67
(standaardmarkeringskleur is rood). Regel 0 in de preset-tabel heeft in principe een schrijfbeveiliging. De TNC slaat in regel 0 altijd het referentiepunt op dat u als laatste handmatig hebt ingesteld. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 68
Verklaringen van de in de preset-tabel opgeslagen waarden Eenvoudige machine met drie assen zonder zwenkvoorziening De TNC slaat in de preset-tabel de afstand van het werkstukreferentiepunt tot het referentiepunt op (met het juiste voorteken, zie afbeelding rechtsboven) Machine met zwenkkop De TNC slaat in de preset-tabel de afstand van het werkstukreferentiepunt tot het referentiepunt op (met het juiste voorteken, zie afbeelding rechts midden)
Pagina 69
Gekopieerd veld invoegen (2e softkey-balk) Actueel gekozen regel terugzetten: de TNC voert in alle kolommen – in (2e softkey-balk) Afzonderlijke regel aan het eind van de tabel invoegen (2e softkey-balk) Afzonderlijke regel aan het eind van de tabel wissen (2e softkey-balk) HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 70
Het referentiepunt uit de preset-tabel in de werkstand Handbediening activeren Bij het activeren van een referentiepunt uit de preset- tabel, zet de TNC alle actieve coördinatenomrekeningen terug die met de volgende cycli werden geactiveerd: Cyclus 7, nulpuntverschuiving Cyclus 8, spiegelen Cyclus 10, rotatie Cyclus 11, maatfactor Cyclus 26, asspecifieke maatfactor...
Pagina 71
Om referentiepunten uit de preset-tabel tijdens de programma-afloop te activeren, dient cyclus 247 te worden gebruikt. Definieer in cyclus 247 uitsluitend het nummer van het referentiepunt dat u wilt activeren (zie “REFERENTIEPUNT VASTLEGGEN (cyclus 247)” op bladzijde 437). HEIDENHAIN iTNC 530...
2.5 Bewerkingsvlak zwenken (software-optie 1) Toepassing, werkwijze De functies voor het zwenken van het bewerkingsvlak worden door de machinefabrikant aan de TNC en de machine aangepast. Bij bepaalde zwenkkoppen (zwenktafels) legt de machinefabrikant vast of de in de cyclus geprogrammeerde hoeken door de TNC als coördinaten van de rotatie-assen of als hoekcomponenten van een schuin vlak geïnterpreteerd worden.
Bij gezwenkte assen worden de referentiepunten met de externe richtingstoetsen benaderd. De TNC interpoleert daarbij de bijbehorende assen. Let erop dat de functie „Bewerkingsvlak zwenken“ in de werkstand Handbediening actief is en de actuele hoek van de rotatie-as in het menuveld geregistreerd werd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Referentiepunt vastleggen in het gezwenkte systeem Nadat de rotatie-assen gepositioneerd zijn, wordt het referentiepunt vastgelegd zoals in het niet gezwenkte systeem. De instelling van de TNC bij het vastleggen van het referentiepunt is daarbij afhankelijk van machineparameter 7500: MP 7500, Bit 5=0 De TNC controleert bij een actief gezwenkt bewerkingsvlak of bij het bepalen van het referentiepunt in de assen X, Y en Z de actuele coördinaten van de rotatie-assen overeenstemmen met de door u...
Beperkingen bij zwenken van het bewerkingsvlak De tastfunctie Basisrotatie is niet beschikbaar, als u in de werkstand Handbediening de functie Bewerkingsvlak zwenken geactiveerd hebt. PLC-positioneringen (door de machinefabrikant vastgelegd) zijn niet toegestaan. HEIDENHAIN iTNC 530...
Handmatig zwenken activeren Handmatig zwenken kiezen: softkey 3D ROT. De menu-items kunnen alleen met de pijltoetsen gekozen worden. Zwenkhoek invoeren Gewenste werkstand in menu-item Bewerkingsvlak zwenken op actief zetten: menu-item kiezen, met ENT-toets doorschakelen. Invoer beëindigen: END-toets Voor het deactiveren worden in het menu Bewerkingsvlak zwenken de gewenste werkstanden op inactief gezet.
Voor eenvoudige bewerkingen of voor het voorpositioneren van het gereedschap is de werkstand Positioneren met handinvoer geschikt. Hier kan een kort programma in HEIDENHAIN-klaartekst-dialoog of volgens DIN/ISO ingevoerd en direct uitgevoerd worden. Ook de cycli van de TNC kunnen opgeroepen worden. Het programma wordt in het bestand $MDI opgeslagen.
Pagina 79
Rotatiehoek noteren en basisrotatie weer opheffen Werkstand kiezen: Positioneren met handinvoer Rondtafelas kiezen, genoteerde rotatiehoek en aanzet invoeren bijv. L C+2.561 F50 Invoer beëindigen Externe START-toets indrukken: scheve ligging wordt door rotatie van de rondtafel gecompenseerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Programma's uit $MDI opslaan of wissen Het bestand $MDI wordt meestal voor korte en tijdelijk benodigde programma's gebruikt. Wanneer een programma toch opgeslagen dient te worden, gaat dat als volgt: Werkstand kiezen: Programmeren/Bewerken Bestandsbeheer oproepen: toets PGM MGT (program management) Bestand $MDI markeren „Bestand kopiëren“...
4.1 Basisprincipes Lengte- en hoekmeetsystemen en referentiemerken Op de machine-assen bevinden zich lengte- en hoekmeetsystemen, die de posities van de machinetafel resp. het gereedschap registreren. Er zijn meestal lengtemeetsystemen aan lineaire assen aangebouwd, en hoekmeetsystemen aan rondtafels en zwenkassen. X (Z,Y) Wanneer een machine-as wordt verplaatst, genereert het bijbehorende lengte- en hoekmeetsysteem een elektrisch signaal, waaruit de TNC de precieze actuele positie van de machine-as bepaalt.
Z+, de duim in de richting X+ en de wijsvinger in de richting Y+. De iTNC 530 kan in totaal maximaal 9 assen besturen. Naast de hoofdassen X, Y en Z zijn er ook parallelle additionele assen U, V en W.
Poolcoördinaten Als de maatvoering van de productietekening rechthoekig is, moet het bewerkingsprogramma ook met rechthoekige coördinaten gemaakt worden. Bij werkstukken met cirkelbogen of bij hoekmaten is het vaak eenvoudiger de positie d.m.v. poolcoördinaten vast te leggen. Poolcoördinaten beschrijven (in tegenstelling tot de rechthoekige coördinaten X, Y en Z) alleen posities in één vlak.
Y = 10 mm Y = 10 mm Absolute en incrementele poolcoördinaten Absolute coördinaten zijn altijd gerelateerd aan de pool en de hoekreferentie-as. Incrementele coördinaten zijn altijd gerelateerd aan de laatst geprogrammeerde positie van het gereedschap. +IPR +IPA +IPA 0° HEIDENHAIN iTNC 530...
De referentiepunten kunnen met een 3D-tastsysteem van HEIDENHAIN bijzonder eenvoudig worden vastgelegd. Zie gebruikershandboek tastcycli „Referentiepunt vastleggen met 3D- tastsystemen“. Voorbeeld...
6.000 MByte. Namen van bestanden Bij programma's, tabellen en teksten zet de TNC achter de bestandsnaam nog een extensie. Deze extensie wordt van de bestandsnaam gescheiden door een punt. Deze extensie kenmerkt het bestandstype. PROG20 Bestandsnaam Bestandstype HEIDENHAIN iTNC 530...
Gegevensbeveiliging HEIDENHAIN adviseert u regelmatig een backup te maken van programma's en bestanden die in de TNC nieuw worden aangemaakt. Hiervoor stelt HEIDENHAIN een gratis backup-programma (TNCBACK.EXE) beschikbaar. U kunt zich hiervoor tot uw machinefabrikant wenden. Bovendien hebt u een diskette nodig waarop alle machinespecifieke gegevens (PLC-programma, machineparameters enz.) zijn...
Programmeren/bewerken gekozen Programma werd in de werkstand Programmatest gekozen Programma werd in een werkstand Programma-afloop gekozen Bestand tegen wissen en wijzigen beveiligd (protected) Er bestaan bestanden die van dit bestand afhankelijk zijn. (zie “Afhankelijke bestanden” op bladzijde 593) HEIDENHAIN iTNC 530...
Bestand kiezen Bestandsbeheer oproepen Gebruik de pijltoetsen of de pijl-softkeys om de cursor naar het bestand te verplaatsen, waarvan overdracht moet plaatsvinden: Verplaatst de cursor per bestand in het venster op en neer Verplaatst de cursor per pagina in het venster op en neer Bestand kiezen: softkey KIEZEN of ENT-toets indrukken...
Na het starten van het kopiëren kan dan verder gewerkt worden, omdat het bestand door de TNC op de achtergrond gekopieerd wordt. De TNC toont in een apart venster de voortgang wanneer het kopiëren met de softkey UITVOEREN is gestart HEIDENHAIN iTNC 530...
Data-overdracht naar/van een extern opslagmedium Voordat overdracht van gegevens naar een extern opslagmedium kan plaatsvinden, moet de data-interface ingesteld worden (zie “Data-interfaces instellen” op bladzijde 581). Bestandsbeheer oproepen Data-overdracht activeren: softkey EXT indrukken. De TNC toont in de linker beeldschermhelft alle bestanden die in de TNC zijn opgeslagen, en in de rechter beeldschermhelft 2alle bestanden die in een...
Pagina 93
PARALLEL UITVOEREN bevestigen. De TNC kopieert het bestand dan op de achtergrond Data-overdracht beëindigen: softkey TNC indrukken. De TNC toont weer het standaardvenster voor bestandsbeheer HEIDENHAIN iTNC 530...
Eén van de 10 laatst gekozen bestanden kiezen Bestandsbeheer oproepen De 10 laatst gekozen bestanden tonen: softkey LAATSTE BESTANDEN indrukken Gebruik de pijltoetsen, om de cursor naar het gewenste bestand te verplaatsen: Verplaatst de cursor in het venster op en neer Bestand kiezen: softkey KIEZEN of ENT-toets indrukken Bestand hernoemen...
Verplaatst de cursor per bestand in het venster op en neer Verplaatst de cursor per pagina in het venster op en neer Bestand beveiligen: softkey BEVEILIGEN indrukken. Het bestand heeft de status P, of Bestandsbeveiliging opheffen: softkey ONBEVEIL. indrukken. De status P wordt gewist HEIDENHAIN iTNC 530...
4.4 Uitgebreid bestandsbeheer Let op Het is aan te raden om met het uitgebreide bestandsbeheer te werken, wanneer de bestanden in verschillende directory's moeten worden opgeslagen. Stel hiervoor de MOD-functie PGM MGT in (zie “PGM MGT configureren” op bladzijde 592). Zie ook „Bestandsbeheer: basisbegrippen”...
Bepaald bestandstype tonen De 10 laatst gekozen bestanden tonen Bestand of directory wissen Bestand markeren Bestand hernoemen Bestand tegen wissen en wijzigen beveiligen Bestandsbeveiliging opheffen Netwerkstations beheren Directory kopiëren Directory's van een drive weergeven Directory met alle subdirectory's wissen HEIDENHAIN iTNC 530...
Bestandsbeheer oproepen Toets PGM MGT indrukken: de TNC toont het venster voor bestandsbeheer (de afbeelding rechtsboven toont de basisinstelling. Wanneer de TNC een andere beeldschermindeling weergeeft, druk dan op de softkey VENSTER) Het smalle linkervenster toont de beschikbare drives en directory's. Drives duiden de apparaten aan, waarmee gegevens opgeslagen worden of waarmee overdracht van gegevens geschiedt.
1e stap: drive kiezen Drive in het linkervenster markeren: Drive kiezen: softkey KIEZEN of ENT-toets indrukken 2e stap: directory kiezen Directory in het linker venster markeren: het rechter venster toont automatisch alle bestanden van de gemarkeerde (oplichtende) directory HEIDENHAIN iTNC 530...
3e stap: bestand kiezen Softkey TYPE KIEZEN indrukken Softkey van het gewenste bestandstype indrukken of Alle bestanden tonen: softkey ALLE TON. indrukken, Wildcards gebruiken, bijv. alle bestanden van 4*.H bestandstype .H tonen, die met 4 beginnen Bestand in het rechtervenster markeren: Het gekozen bestand wordt in de werkstand geactiveerd van waaruit bestandsbeheer werd opgeroepen: softkey KIEZEN of ENT-toets indrukken...
INFO PARALLEL UITVOEREN (onder ADDIT. FUNCT., 2e softkey-balk) de status van het kopiëren bekeken worden De TNC toont in een apart venster de voortgang wanneer het kopiëren met de softkey UITVOEREN is gestart HEIDENHAIN iTNC 530...
Tabel kopiëren Wanneer tabellen gekopieerd worden, kunnen met de softkey VELDEN VERVANGEN afzonderlijke regels of kolommen in de bestemmingstabel overschreven worden. Voorwaarden: De bestemmingstabel moet al bestaan Het te kopiëren bestand mag alleen de te vervangen kolommen of regels bevatten De softkey VELDEN VERVANGEN verschijnt niet wanneer u extern met datatransmissiesoftware (bijv.
Verplaats de cursor naar de directory die gewist moet worden. Wisfunctie kiezen: softkey WISSEN indrukken. De TNC vraagt, of de directory echt gewist moet worden. Wissen bevestigen: softkey JA indrukken of Wissen afbreken: softkey NEE indrukken HEIDENHAIN iTNC 530...
Bestanden markeren Markeringsfunctie Softkey Afzonderlijk bestand markeren Alle bestanden in de directory markeren Markering voor afzonderlijk bestand opheffen Markering voor alle bestanden opheffen Alle gemarkeerde bestanden kopiëren Functies, zoals het kopiëren of wissen van bestanden, kunnen zowel op afzonderlijke als op meerdere bestanden tegelijkertijd toegepast worden.
Zet de cursor in het linker venster op de directory die gewist moet worden. Additionele functies kiezen: softkey ADDIT. FUNCT. indrukken Directory compleet wissen: softkey WIS ALLE indrukken Wissen bevestigen: softkey JA indrukken. Wissen afbreken: softkey NEE indrukken HEIDENHAIN iTNC 530...
Data-overdracht naar/van een extern opslagmedium Voordat overdracht van gegevens naar een extern opslagmedium kan plaatsvinden, moet de data-interface ingesteld worden (zie “Data-interfaces instellen” op bladzijde 581). Bestandsbeheer oproepen Beeldschermindeling voor de data-overdracht kiezen: softkey VENSTER indrukken. De TNC toont in de linker beeldschermhelft alle bestanden die in de TNC zijn opgeslagen, en in de rechter...
Pagina 107
De TNC toont weer het standaardvenster voor bestandsbeheer Om bij de weergave van twee bestandsvensters een andere directory te kiezen, moet de softkey PADingedrukt worden. Kies in het extra venster met de pijltoetsen en de toets ENT de gewenste directory! HEIDENHAIN iTNC 530...
Bestand naar een andere directory kopiëren Beeldschermindeling met vensters van gelijke grootte kiezen In beide vensters directory's tonen: softkey PAD indrukken Rechtervenster Cursor naar de directory verplaatsen, waarnaar u de bestanden wilt kopiëren en de bestanden met de ENT-toets in deze directory weergeven Linkervenster Directory met de bestanden kiezen die gekopieerd moeten worden...
De opbouw van een netwerkaansluiting kan enige tijd duren. De TNC geeft dan rechtsboven in het beeldscherm [READ DIR] aan. De maximale overdrachtssnelheid ligt tussen 2 en 5 Mbit/s, afhankelijk van welk bestandstype overdracht plaatsvindt en hoe hoog de belasting van het net is. HEIDENHAIN iTNC 530...
4.5 Programma's openen en invoeren Opbouw van een NC-programma in HEIDENHAIN-klaartekst-formaat Een bewerkingsprogramma bestaat uit een aantal programmaregels. De afbeelding rechts toont de elementen van een regel. De TNC nummert de regels van een bewerkingsprogramma in Regel oplopende volgorde. De eerste regel van een programma wordt d.m.v. BEGIN PGM, de 10 L X+10 Y+5 R0 F100 M3 programmanaam en de geldende maateenheid gekenmerkt.
BLK-FORM (ruwdeel) SPILAS PARALLEL X/Y/Z ? Spilas invoeren DEF BLK-FORM: MIN-PUNT ? Na elkaar X-, Y- en Z-coördinaten van het MIN-punt invoeren DEF BLK-FORM: MAX-PUNT? Na elkaar X-, Y- en Z-coördinaten van het MAX-punt invoeren HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 112
Voorbeeld: weergave van de BLK-Form in het NC-programma 0 BEGIN PGM NEU MM Programmabegin, naam, maateenheid 1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-40 Spilas, MIN-punt-coördinaten 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 MAX-punt-coördinaten Programma-einde, naam, maateenheid 3 END PGM NEU MM Regelnummers, alsmede BEGIN- en END-regels, worden automatisch door de TNC gegenereerd.
Aanzet voor deze baanbeweging 100 mm/min, met toets ENT naar de volgende vraag ADDITIONELE M-FUNCTIE ? Additionele functie M3 „Spil aan“, met toets ENTbeëindigt de TNC deze dialoog Het programmavenster toont de regel: 3 L X+10 Y+5 R0 F100 M3 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 114
Functies voor vastleggen aanzet Softkey In ijlgang verplaatsen Met automatisch berekende aanzet uit de TOOL CALL-regel verplaatsen Met geprogrammeerde aanzet (eenheid mm/ min) verplaatsen Met FT wordt in plaats van een snelheid een tijd in seconden (invoerbereik 0,001 tot 999,999 seconden) gedefinieerd, waarin de verplaatsing langs de geprogrammeerde weg moet worden uitgevoerd.
De TNC neemt in het bewerkingsvlak altijd de coördinaten van het gereedschapsmiddelpunt over, ook wanneer de gereedschapsradiuscorrectie actief is. De TNC neemt in de gereedschapsas altijd de coördinaat van de gereedschapspunt over en houdt dus altijd rekening met de actieve gereedschapslengtecorrectie. HEIDENHAIN iTNC 530...
Programma bewerken Tijdens het maken of wijzigen van een bewerkingsprogramma kan met de pijltoetsen of met de softkeys elke regel in het programma en elk afzonderlijk woord van een regel gekozen worden: Functie Softkey/toetsen Per bladzijde terugbladeren Per bladzijde verderbladeren Sprong naar programmabegin Sprong naar programma-einde Positie van de actuele regel op het...
Pagina 117
Woord in een regel kiezen: pijltoetsen zo vaak indrukken totdat het gewenste woord gemarkeerd is. Regel met pijltoetsen kiezen De markering bevindt zich in de nieuw gekozen regel op hetzelfde woord als in de eerst gekozen regel. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 118
Willekeurige tekst zoeken Zoekfunctie kiezen: softkey ZOEKEN indrukken. De TNC toont de dialoog Zoek tekst: Gezochte tekst invoeren. Tekst zoeken: softkey UITVOEREN indrukken. Programmadelen markeren, kopiëren, wissen en invoegen Om programmadelen binnen een NC-programma of naar een ander NC-programma te kopiëren, beschikt de TNC over de volgende functies: zie tabel hieronder.
Met de pijltoets het zoekelement kiezen, met de ENT-toets overnemen. Apart venster tonen waarin een selectie van de belangrijkste NC-functies wordt getoond. Met de pijltoets het zoekelement kiezen, met de ENT- toets overnemen. Functie Zoeken/vervangen activeren HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 120
Zoekopties Softkey Zoekrichting vastleggen Einde van zoeken vastleggen: met de instelling COMPLEET wordt van de ene actuele regel naar de andere actuele regel gezocht. Nieuwe zoekactie starten Zoeken/vervangen van willekeurige teksten De functie Zoeken/vervangen is niet mogelijk, indien: een programma beveiligd is het programma juist op dat moment door de TNC wordt uitgevoerd.
Grafische programmeerweergave in zijn geheel maken Grafische programmeerweergave regel voor regel maken Grafische programmeerweergave in zijn geheel maken of na RESET + START completeren Grafische programmeerweergave stoppen. Deze softkey verschijnt alleen, terwijl de TNC het programma grafisch weergeeft HEIDENHAIN iTNC 530...
Eventueel structureringsdiepte met de softkey veranderen. Regels in structureringsvenster kiezen Als in het structureringsvenster van regel naar regel wordt gesprongen, voert de TNC de regelweergave in het programmavenster mee. Zo kunnen in enkele stappen grote programmadelen overgeslagen worden. HEIDENHAIN iTNC 530...
4.8 Commentaar toevoegen Toepassing Elke regel in een bewerkingsprogramma kan van commentaar voorzien worden met als doel, programmastappen te verklaren c.q. aanwijzingen te geven. Er kan op drie verschillende manieren becommentarieerd worden: Commentaar tijdens de programma-invoer Gegevens voor een programmaregel invoeren, dan „;“ (puntkomma) op het lettertoetsenbord indrukken –...
Cursorverplaatsing Softkey Cursor een woord naar rechts Cursor een woord naar links Cursor naar de volgende beeldschermblz. Cursor naar de vorige beeldschermblz. Cursor naar het begin van het bestand Cursor naar het einde van het bestand HEIDENHAIN iTNC 530...
Bewerkingsfuncties Toets Nieuwe regel beginnen Teken links van de cursor wissen Lege regel tussenvoegen Omschakelen hoofdletters/kleine letters Teksten bewerken In de eerste regel van de teksteditor bevindt zich een informatiebalk, die de bestandsnaam, de plaats en de schrijfmodus van de cursor (engl.
– de gemarkeerde tekst wordt gekleurd weergegeven. Nadat het gewenste tekstblok gemarkeerd is, kan de tekst met onderstaande softkeys verder bewerkt worden: Functie Softkey Gemarkeerd blok wissen en tijdelijk opslaan Gemarkeerd blok tijdelijk opslaan, zonder te wissen (kopiëren) HEIDENHAIN iTNC 530...
Wanneer het tijdelijk opgeslagen blok op een andere plaats moet worden tussengevoegd, gaat dat als volgt: Cursor op de positie zetten, waar het tijdelijk opgeslagen tekstblok tussengevoegd moet worden. Softkey BLOK INVOEGEN indrukken: de tekst wordt ingevoegd. Zolang de tekst in het tijdelijke geheugen staat, kan zij willekeurig vaak tussengevoegd worden.
Met de toets CALC de calculator laten weergeven en de gewenste berekening uitvoeren. Toets „Actuele positie overnemen“ indrukken, de TNC toont een softkey-balk Softkey CALC indrukken: de TNC neemt de waarde in het actieve invoerveld over en sluit de calculator. HEIDENHAIN iTNC 530...
Beschrijving van de fout en de correctiemogelijkheden doorlezen. Eventueel geeft de TNC extra informatie weer, die handig is bij het opsporen van storingen door HEIDENHAIN-medewerkers. Met de CE-toets wordt het HELP-venster gesloten en tevens de actuele foutmelding verwijderd. Fout overeenkomstig de beschrijving in het HELP- venster opheffen.
één foutmelding geselecteerd is, sluit u gelijktijdig het aparte venster Apart venster sluiten: toets ERR opnieuw indrukken. Actuele foutmeldingen blijven behouden. Parallel met de foutlijst kunt u ook telkens de bijbehorende helptekst in een separaat venster weergeven: toets HELP indrukken. HEIDENHAIN iTNC 530...
Vensterinhoud Kolom Betekenis Nummer Foutnummer (-1: geen foutnummer gedefinieerd), dat door HEIDENHAIN of uw machinefabrikant toegekend wordt Foutklasse. Legt vast hoe de TNC deze fouten Klasse verwerkt. ERROR Programma-afloop wordt door de TNC onderbroken (INTERNE STOP) FEED HOLD De aanzet vrijgave wordt gewist...
Nulpuntstabellen moeten in dezelfde directory opgeslagen zijn als de pallettabel, anders moet de volledige padnaam van de nulpuntstabel worden ingevoerd. Nulpunten uit de nulpuntstabel worden in het NC-programma met cyclus 7 NULPUNTVERSCHUIVING geactiveerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 134
X, Y, Z (notatie optioneel, andere assen mogelijk): bij palletsnamen zijn de geprogrammeerde coördinaten gerelateerd aan het machinenulpunt. Bij NC-programma's zijn de geprogrammeerde coördinaten gerelateerd aan het palletsnulpunt. Deze ingevoerde gegevens overschrijven het laatste nulpunt dat in de werkstand Handbediening is ingesteld. Met de additionele functie M104 kan het laatste ingestelde referentiepunt weer worden geactiveerd.
Pallettabel met pijltoetsen kiezen of naam voor een nieuwe tabel invoeren. Keuze met ENT-toets bevestigen Palletsbestand verlaten Bestandsbeheer kiezen: PGM MGT-toets indrukken. Ander bestandstype kiezen: softkey TYPE KIEZEN en softkey voor het gewenste bestandstype indrukken, bijv. WEERGEVEN .H Gewenste bestand kiezen HEIDENHAIN iTNC 530...
Palletsbestand afwerken Programma’s die via het palletbestand worden uitgevoerd, mogen geen M30 (M02) bevatten. Per machineparameter is vastgelegd, of de pallettabel regel voor regel of continu afgewerkt moet worden . Voorzover via machineparameter 7246 de gereedschapstoepassingstest geactiveerd is, kan de standtijd van het gereedschap voor alle in een pallet gebruikte gereedschappen gecontroleerd worden (zie “Gereedschapstoepassingstest”...
PRESET (notatie optioneel): Preset-nummer uit de preset-tabel. Het hier gedefinieerde presetnummer wordt door de TNC óf als palletreferentiepunt (invoerPAL in kolom PAL/PGM) óf als werkstuk-referentiepunt (invoer PGM in regel PAL/PGM) geïnterpreteerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 138
DATUM (notatie optioneel): naam van de nulpuntstabel. Nulpuntstabellen moeten in dezelfde directory opgeslagen zijn als de pallettabel, anders moet de volledige padnaam van de nulpuntstabel worden ingevoerd. Nulpunten uit de nulpuntstabel worden in het NC-programma met cyclus 7 NULPUNTVERSCHUIVING geactiveerd. X, Y, Z (notatie optioneel, andere assen mogelijk): Bij pallets en opspanningen zijn de geprogrammeerde coördinaten gerelateerd aan het machinenulpunt.
Pagina 139
Regel aan het einde van de tabel wissen Begin volgende regel kiezen In te geven aantal regels aan het einde van de tabel toevoegen Tabelformaat bewerken Bewerkingsfunctie in de formuliermodus Softkey Vorige pallet selecteren Volgende pallet selecteren Vorige opspanning selecteren Volgende opspanning selecteren HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 140
Bewerkingsfunctie in de formuliermodus Softkey Vorig werkstuk selecteren Volgend werkstuk selecteren Naar palletniveau omschakelen Naar opspanningsniveau omschakelen Naar werkstukniveau omschakelen Standaardaanzicht Pallet selecteren Detailaanzicht Pallet selecteren Standaardaanzicht Opspanning selecteren Detailaanzicht Opspanning selecteren Standaardaanzicht Werkstuk selecteren Detailaanzicht Werkstuk selecteren Pallet invoegen Opspanning invoegen Werkstuk invoegen Pallet wissen...
In de werkstand Programmeren/bewerken of Programma-afloop bestandsbeheer kiezen: toets PGM MGT indrukken. Bestanden van het type .P weergeven: softkeys TYPE KIEZEN en WEERGEVEN .P indrukken. Pallettabel met pijltoetsen kiezen of naam voor een nieuwe tabel invoeren. Keuze met ENT-toets bevestigen HEIDENHAIN iTNC 530...
Palletsbestand met invoerformulier instellen De palletmode met gereedschaps- of werkstukgeoriënteerde bewerking kan in drie niveaus worden onderverdeeld: Palletsniveau PAL Opspanningsniveau FIX Werkstukniveau PGM Op elk niveau kan er naar detailaanzicht worden omgeschakeld. In het normale aanzicht kunt u de bewerkingsmethode en status voor de pallet, de opspanning en het werkstuk vastleggen.
Pagina 143
De invoer wordt in het opspannings- en werkstukniveau overgenomen. Veil. hoogte: (optioneel): veilige positie voor de afzonderlijke assen gerelateerd aan de pallet. De opgegeven posities worden alleen benaderd wanneer deze waarden in de NC-macro's worden gelezen en dienovereenkomstig worden geprogrammeerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 144
Opspanningsniveau instellen Opspanning: het nummer van de opspanning wordt getoond. Na de slash wordt het aantal opspanningen op dit niveau getoond. Methode: u kunt de bewerkingsmethoden WORKPIECE ORIENTED resp. TOOL ORIENTED selecteren. Uw keuze wordt in het bijbehorende werkstukniveau overgenomen en overschrijft de eventueel bestaande invoer.
Pagina 145
Veil. hoogte: (optioneel): veilige positie voor de afzonderlijke assen gerelateerd aan het werkstuk. De opgegeven posities worden alleen benaderd wanneer deze waarden in de NC-macro's worden gelezen en dienovereenkomstig worden geprogrammeerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Verloop van de gereedschapsgeoriënteerde bewerking De TNC voert alleen een gereedschapsgeoriënteerde bewerking uit wanneer bij de methode GEREEDSCHAPSGEORIENTEERD is geselecteerd en daarom de invoer TO resp. CTO in de tabel staat. De TNC herkent door de invoer TO resp. CTO in het veld Methode dat via deze regels de optimale bewerking moet plaatsvinden.
Bestanden van het type .P weergeven: softkeys TYPE KIEZEN en WEERGEVEN .P indrukken. Pallettabel met pijltoetsen kiezen, met ENT-toets bevestigen. Pallettabel afwerken: toets NC-start indrukken, de TNC werkt de pallets af zoals in machineparameter 7683 is vastgelegd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 148
Beeldschermindeling bij het afwerken van de pallettabel Als u de programma-inhoud en de inhoud van de pallettabel gelijktijdig wilt bekijken, kies dan de beeldschermindeling PROGRAMMA + PALLETS. Tijdens het afwerken toont de TNC dan links op het beeldscherm het programma en rechts de pallet. Ga als volgt te werk, om de programma-inhoud vóór het afwerken te kunnen bekijken: Pallettabel kiezen Met de pijltoetsen het programma kiezen dat u wilt controleren...
5.1 Gegevens gerelateerd aan gereedschap Aanzet F De aanzet F is de snelheid in mm/min (inch/min), waarmee het gereedschapsmiddelpunt zich op zijn baan verplaatst. De maximale aanzet kan voor elke machine-as verschillend zijn en wordt door machineparameters vastgelegd. Invoer De aanzet kan in de TOOL CALL-regel (gereedschapsoproep) en in elke positioneerregel ingevoerd worden (zie “Het maken van programmaregels met de baanfunctietoetsen”...
Dialoog Spilas parallel X/Y/Z ? met toets NO ENT overslaan In de dialoog Spiltoerental S= ? het nieuwe spiltoerental invoeren, met de END-toets bevestigen Verandering tijdens de programma-afloop Tijdens de programma-afloop kan het spiltoerental veranderd worden met de override-draaiknop S voor het spiltoerental. HEIDENHAIN iTNC 530...
5.2 Gereedschapsgegevens Voorwaarde voor de gereedschapscorrectie Zoals gebruikelijk is, worden de coördinaten van de baanverplaatsingen geprogrammeerd overeenkomstig de maten in de productietekening. Om de TNC in staat te stellen de baan van het gereedschapsmiddelpunt te berekenen, en dus een gereedschapscorrectie uit te voeren, moet de lengte en radius van elk ingezet gereedschap ingevoerd worden.
Gereedschapslengte:correctiewaarde voor de lengte Gereedschapsradius:correctiewaarde voor de radius Tijdens de dialoog kan de waarde voor de lengte en radius direct in het dialoogveld worden ingevoegd: gewenste as- softkey indrukken. Voorbeeld 4 TOOL DEF 5 L+10 R+5 HEIDENHAIN iTNC 530...
Gereedschapsgegevens in de tabel invoeren In een gereedschapstabel kunnen max. 30000 gereedschappen gedefinieerd en de gereedschapsgegevens ervan opgeslagen worden. Het aantal gereedschappen dat de TNC bij het openen van een nieuwe tabel genereert, kan met machineparameter 7260 worden vastgelegd. Raadpleeg ook de bewerkingsfuncties verderop in dit hoofdstuk.
Pagina 155
Wanneer Y gedefinieerd is, trekt de TNC het gereedschap 0,1 mm van de contour terug, wanneer deze functie in het NC- programma met M148 geactiveerd werd (zie “Gereedschap bij NC-stop automatisch van de contour vrijzetten: M148” op bladzijde 258) HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 156
Gereedschapstabel: gereedschapsgegevens voor de automatische gereedschapsmeting Beschrijving van de cycli voor automatische gereedschapsmeting: zie gebruikershandboek, tastsysteemcycli, hoofdstuk 4. Afk. Invoeren Dialoog Aantal snijkanten van gereedschap (max. 20 snijkanten) Aantal snijkanten? LTOL Toelaatbare afwijking van gereedschapslengte L voor vaststellen Slijtagetolerantie: lengte? van slijtage.
Pagina 157
3D-taster in deze kolom op, wanneer in het kalibreermenu een gereedschapsnummer is aangegeven. CAL-ANG De TNC slaat bij het kalibreren op, bij welke spilhoek een 3D- Spilhoek bij het kalibreren? taster is gekalibreerd, wanneer in het kalibreermenu een gereedschapsnummer is aangegeven. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 158
Gereedschapstabellen bewerken De voor de programma-afloop geldende gereedschapstabel heeft de bestandsnaam TOOL.T. TOOL T moet in de directory TNC:\ opgeslagen zijn en kan alleen in een machinewerkstand bewerkt worden. Gereedschapstabellen die gearchiveerd moeten worden of voor programmatest worden ingezet, krijgen een andere bestandsnaam met de extensie .T.
Pagina 159
Actuele regel (gereedschap) wissen Plaatsnummers weergeven / niet weergeven Alle gereedschappen tonen / alleen de gereedschappen tonen die in de plaatstabel zijn opgeslagen Gereedschapstabel verlaten Bestandsbeheer oproepen en een bestand van een ander type kiezen, bijv. een bewerkingsprogramma. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 160
Opmerkingen betreffende gereedschapstabellen Via de machineparameter 7266.x wordt vastgelegd, welke gegevens in een gereedschapstabel ingevoerd kunnen worden en in welke volgorde ze worden uitgevoerd. Het is mogelijk afzonderlijke kolommen of regels van een gereedschapstabel te overschrijven met de inhoud van een ander bestand.
PC Een bijzonder handige methode om willekeurige gereedschapsgegevens vanaf een externe PC te overschrijven biedt de HEIDENHAIN-data-overdrachtsoftwareTNCremoNT (zie “Software voor data-overdracht” op bladzijde 583). Deze applicatie kan uitsluitend worden toegepast wanneer u gereedschapsgegevens op een extern vooraf ingesteld apparaat wilt bepalen en vervolgens naar de TNC wilt overzenden.
Plaatstabel voor gereedschapswisselaar De machinefabrikant past het aantal beschikbare functies van de plaatstabel aan uw machine aan. Raadpleeg het machinehandboek! Voor de automatische gereedschapswissel heeft u de plaatstabel TOOL_P.TCH nodig. De TNC beheert meerdere plaatstabellen met willekeurige bestandsnamen. De plaatstabel die u voor de programma-afloop wilt activeren, kan in een werkstand Programma- afloop via bestandsbeheer (status M) worden gekozen.
Pagina 163
Plaats boven blokkeren? GEBLOKKEERD xxx vlakmagazijn: plaats beneden blokkeren BENEDEN Plaats beneden GEBLOKKEERD blokkeren? LINKS xxx vlakmagazijn: plaats links blokkeren Plaats links blokkeren? GEBLOKKEERD RECHTS xxx vlakmagazijn: plaats rechts blokkeren Plaats rechts blokkeren? GEBLOKKEERD HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 164
Bewerkingsfuncties voor plaatstabellen Softkey Begin van de tabel kiezen Einde van de tabel kiezen Vorige pagina van de tabel kiezen Volgende pagina van de tabel kiezen Plaatstabel terugzetten Spring naar begin van de volgende regel Kolom gereedschapsnummer T terugzetten 5 Programmeren: Gereedschappen...
De overmaat voor de gereedschapslengte en de gereedschapsradius 2 is 0,2 resp. 0,05 mm, de ondermaat voor de gereedschapsradius 1mm. 20 TOOL CALL 5.2 Z S2500 F350 DL+0,2 DR-1 DR2+0,05 De D voor de L en R staat voor deltawaarde. HEIDENHAIN iTNC 530...
Voorlopige keuze bij gereedschapstabellen Bij toepassing van gereedschapstabellen wordt met een TOOL DEF- regel een voorlopige keuze gedaan voor het volgende te gebruiken gereedschap. Daarvoor moet het gereedschapsnummer resp. een Q- parameter worden ingevoerd, of een gereedschapsnaam tussen aanhalingstekens. Gereedschapswissel De gereedschapswissel is een machine-afhankelijke functie.
Pagina 167
Deltawaarde (DR) kan in de gereedschapstabel of in de TOOL CALL-regel worden ingevoerd. Wanneer DR groter is dan nul, meldt de TNC dit en wordt het gereedschap niet verwisseld. Met de M-functie M107 wordt deze melding onderdrukt; met M108 wordt hij weer geactiveerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
5.3 Gereedschapscorrectie Inleiding De TNC corrigeert de gereedschapsbaan met de correctiewaarde voor gereedschapslengte in de spilas en met de gereedschapsradius in het bewerkingsvlak. Wanneer het bewerkingsprogramma direct op de TNC gemaakt wordt, is de radiuscorrectie van het gereedschap alleen in het bewerkingsvlak werkzaam.
(hiermee wordt geen rekening gehouden in de digitale uitlezing) overmaat DR voor radius uit de gereedschapstabel TAB: Baanbewegingen zonder radiuscorrectie: R0 Het gereedschap verplaatst zich, in het bewerkingsvlak, met zijn middelpunt volgens de geprogrammeerde baan, resp. volgens de geprogrammeerde coördinaten. Toepassingsmogelijkheden: boren, voorpositioneren. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 170
Baanbewegingen met radiuscorrectie: RR en RL Het gereedschap verplaatst zich rechts van de contour Het gereedschap verplaatst zich links van de contour Het gereedschapsmiddelpunt heeft daarbij de afstand van de gereedschapsradius van de geprogrammeerde contour. „Rechts“ en „links“ duiden de positie aan van het gereedschap in de verplaatsingsrichting langs de werkstukcontour.
Pagina 171
Hoeken zonder radiuscorrectie bewerken Zonder radiuscorrectie kunnen de gereedschapsbaan en de aanzet op de hoeken van het werkstuk met de additionele functie M90 worden beïnvloed, Zie „Hoeken afronden: M90”, bladzijde 245. HEIDENHAIN iTNC 530...
5.4 Driedimensionale gereedschapscorrectie (software-optie 2) Inleiding De TNC kan een driedimensionale gereedschapscorrectie (3D- correctie) voor rechte regels uitvoeren. Behalve de coördinaten X, Y en Z van het eindpunt van de rechte moeten deze regels ook de componenten NX, NY en NZ van de vlaknormaalvector bevatten (zie afbeelding rechtsboven en uitleg hieronder op deze bladzijde).
De verhouding R t.o.v. R2 bepaalt de vorm van het gereedschap: R2 = 0: stiftfrees R2 = R: radiusfrees 0 < R2 < R: hoekradiusfrees Deze gegevens leveren ook de coördinaten voor het referentiepunt van het gereedschap P HEIDENHAIN iTNC 530...
Andere gereedschappen toepassen: deltawaarden Wanneer gereedschappen toegepast worden die andere afmetingen hebben dan de oorspronkelijk geplande gereedschappen, moet het verschil tussen de lengten en radiussen als deltawaarden in de gereedschapstabel of in de gereedschapsoproep TOOL CALL ingevoerd worden: Positieve deltawaarde DL, DR, DR2: de maten van het gereedschap zijn groter dan die van het originele gereedschap (overmaat).
180° moet worden gedraaid. Let op het botsingsgevaar van de kop met het werkstuk of met spaninrichtingen. Voorbeeld: regelformaat met vlaknormaalvectoren zonder gereedschapsoriëntatie LN X+31,737 Y+21,954 Z+33,165 NX+0,2637581 NY+0,0078922 NZ–0,8764339 F1000 M128 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 176
Voorbeeld: regelformaat met vlaknormaalvectoren en gereedschapsoriëntatie LN X+31,737 Y+21,954 Z+33,165 NX+0,2637581 NY+0,0078922 NZ–0,8764339 TX+0,0078922 TY–0,8764339 TZ+0,2590319 F1000 M128 Rechte met 3D-correctie Gecorrigeerde coördinaten van eindpunt rechte X, Y, Z: NX, NY, NZ: Componenten van de vlaknormaalvectoren TX, TY, TZ: Componenten van de gestandaardiseerde vector voor de gereedschapsoriëntatie Aanzet Additionele functie...
Voorbeeld: regelformaat met gereedschapsoriëntatie 1 LN X+31,737 Y+21,954 Z+33,165 TX+0,0078922 TY–0,8764339 TZ+0,2590319 F1000 M128 Rechte met 3D-correctie X, Y, Z: Gecorrigeerde coördinaten van eindpunt rechte TX, TY, TZ: Componenten van de gestandaardiseerde vector voor de gereedschapsoriëntatie Aanzet Additionele functie HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 178
Voorbeeld: regelformaat met rotatie-assen 1 L X+31,737 Y+21,954 Z+33,165 RL B+12,357 C+5,896 F1000 M128 Rechte X, Y, Z: Gecorrigeerde coördinaten van eindpunt rechte Rechte B, C: Coördinaten van de rotatie-assen voor de gereedschapsoriëntatie Radiuscorrectie Additionele functie 5 Programmeren: Gereedschappen...
Wanneer de standaardmaterialentabel veranderd wordt, moet deze naar een andere directory gekopieerd worden. Anders worden uw veranderingen bij een software- update door standaardgegevens van HEIDENHAIN overschreven. Definieer dan het pad in het bestand TNC.SYS met het sleutelwoord WMAT= (zie „Configuratiebestand TNC.SYS”, bladzijde 185).
Wanneer de standaardmaterialentabel veranderd wordt, moet deze naar een andere directory gekopieerd worden. Anders worden uw veranderingen bij een software- update door standaardgegevens van HEIDENHAIN overschreven. Definieer dan het pad in het bestand TNC.SYS met het sleutelwoord TMAT= (zie „Configuratiebestand TNC.SYS”, bladzijde 185).
Nieuwe snijgegevenstabel aanmaken Werkstand Programmeren/bewerken kiezen. Bestandsbeheer kiezen: toets PGM MGT indrukken. Directory kiezen waarin de snijgegevenstabellen moeten zijn opgeslagen (standaard: TNC:\) Nieuwe programmanaam en bestandstype .CDT invoeren, met ENT-toets bevestigen. De TNC toont in de rechterhelft van het beeldscherm verschillende tabelformaten (machine-afhankelijk, voorbeeld zie afbeelding rechtsonder), die zich onderscheiden qua aantal snijsnelheid-/ aanzetcombinaties.
TNC opent het editor-venster (zie afbeelding rechts), waarin de structuur van de tabellen „90° gedraaid“ weergegeven wordt. Een regel in het editor-venster definieert een kolom in de daarbij behorende tabel. Voor de betekenis van de structureringsopdracht (kopregelregistratie) zie de tabel hiernaast. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 184
Structuur-editor beëindigen Druk op de END-toets. De TNC zet gegevens die reeds in de tabel zijn opgeslagen om in een nieuw formaat. Elementen, die de TNC niet in de nieuwe structuur kan omzetten, worden door # gekenmerkt (bijv. wanneer de kolombreedte verkleind is). Structuuropdracht Betekenis Kolomnummer...
Het bestand TNC.SYS moet in de root-directory TNC:\ opgeslagen zijn. Invoer in TNC.SYS Betekenis WMAT= Pad voor tabel werkstukmateriaal TMAT= Pad voor tabel snijmateriaal PCDT= Pad voor snijgegevenstabellen Voorbeeld voor TNC.SYS WMAT=TNC:\CUTTAB\WMAT_GB.TAB TMAT=TNC:\CUTTAB\TMAT_GB.TAB PCDT=TNC:\CUTTAB\ HEIDENHAIN iTNC 530...
6.1 Gereedschapsverplaatsingen Baanfuncties Een werkstukcontour is meestal samengesteld uit meerdere contourelementen zoals rechten en cirkelbogen. Met de baanfuncties worden de gereedschapsverplaatsingen voor rechten en cirkelbogen geprogrammeerd. Vrije contour-programmering FK Wanneer geen tekening met op NC afgestemde maatvoering beschikbaar is en de maatgegevens voor het NC-programma onvolledig zijn, dan wordt de werkstukcontour met de vrije contourprogrammering geprogrammeerd.
Het gereedschap onthoudt de Z-coördinaat en verplaatst zich in het XY-vlak naar de positie X=70, Y=50. Zie afbeelding rechts in het midden. Driedimensionale verplaatsing De programmaregel bevat drie coördinatengegevens: de TNC verplaatst het gereedschap ruimtelijk naar de geprogrammeerde positie. Voorbeeld: L X+80 Y+0 Z-10 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 190
Invoer van meer dan drie coördinaten De TNC kan maximaal 5 assen tegelijkertijd besturen (software-optie). Bij een bewerking met 5 assen verplaatsen zich bijvoorbeeld 3 lineaire en 2 rotatie-assen gelijktijdig. Het bewerkingsprogramma voor zo'n bewerking wordt meestal door een CAD-systeem geleverd en kan niet op de machine gemaakt worden.
Pagina 191
Aanzet invoeren en met de ENT-toets bevestigen: bijv. 100 mm/min. Bij INCH-programmering: invoer van 100 komt overeen met een aanzet van 10 inch/ In ijlgang verplaatsen: softkey FMAX indrukken, of Met automatisch berekende aanzet verplaatsen (snijgegevenstabellen): softkey FAUTO indrukken HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 192
ADDITIONELE M-FUNCTIE? Additionele functie, bijv. M3 invoeren en de dialoog met de ENT-toets afsluiten Regel in het bewerkingsprogramma L X+10 Y+5 RL F100 M3 6 Programmeren: Contouren programmeren...
APPR- regel, het laatste contourpunt P met een willekeurige baanfunctie. Wanneer de APPR-regel ook de Z-coördinaat bevat, verplaatst de TNC het gereedschap eerst in het bewerkingsvlak naar P vervolgens in de gereedschapsas naar de ingevoerde diepte. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 194
Eindpunt P De positie P ligt buiten de contour en volgt uit de gegevens in de DEP-regel. Wanneer de DEP-regel ook de Z-coördinaat bevat, verplaatst de TNC het gereedschap eerst in het bewerkingsvlak naar en vervolgens in de gereedschapsas naar de ingevoerde hoogte. Afkorting Betekenis APPR...
NC-voorbeeldregels 7 L X+40 Y+10 RO FMAX M3 zonder radiuscorrectie benaderen 8 APPR LN X+10 Y+20 Z-10 LEN15 RR F100 met radiuscorr. RR 9 L X+20 Y+35 Eindpunt van het eerste contourelement 10 L ... Volgende contourelement HEIDENHAIN iTNC 530...
Benaderen via een cirkelbaan met tangentiale aansluiting: APPR CT De TNC verplaatst het gereedschap via een rechte van startpunt P naar een hulppunt P . Van daaruit benadert de TNC via een cirkelbaan, die tangentiaal in het eerste contourelement overgaat, het eerste contourpunt P CCA= De cirkelbaan van P...
7 L X+40 Y+10 RO FMAX M3 zonder radiuscorrectie benaderen 8 APPR LCT X+10 Y+20 Z-10 R10 RR F100 met radiuscorr. RR, radius R=10 9 L X+20 Y+35 Eindpunt van het eerste contourelement 10 L ... Volgende contourelement HEIDENHAIN iTNC 530...
Verlaten via een rechte met tangentiale aansluiting: DEP LT De TNC verplaatst het gereedschap via een rechte van het laatste contourpunt P naar eindpunt P . De rechte lijn ligt in het verlengde van het laatste contourelement. P bevindt zich op afstand LEN van Laatste contourelement met eindpunt P en radiuscorrectie programmeren...
Radius R van de cirkelbaan. R positief opgeven NC-voorbeeldregels 23 L Y+20 RR F100 Laatste contourelement: P met radiuscorrectie 24 DEP LCT X+10 Y+12 R+8 F100 Coördinaten P , cirkelbaanradius=8 mm 25 L Z+100 FMAX M2 Z terugtrekken, terugspringen, einde programma HEIDENHAIN iTNC 530...
6.4 Baanbewegingen – rechthoekige coördinaten Overzicht baanfuncties Functie Baanfunctietoets Gereedschapsverplaatsing Benodigde invoeren Rechte L Rechte Coördinaten van het eindpunt van Engels: Line de rechte Afkanting: CHF Afkanting tussen twee rechten Afkantingslengte Engels: CHamFer Cirkelmiddelpunt CC; Geen Coördinaten cirkelmiddelpunt Engels: Circle Center resp.
Toets „ACTUELE POSITIE OVERNEMEN“ indrukken: de TNC genereert een L-regel met de coördinaten van de actuele positie Het aantal assen dat de TNC in de L-regel opslaat, wordt via de MOD-functie vastgelegd (zie „MOD-functie kiezen”, bladzijde 576). HEIDENHAIN iTNC 530...
Afkanting CHF tussen twee rechten invoegen Contourhoeken die door het snijden van twee rechten ontstaan, kunnen afgekant worden. In de rechte-regels voor en na de CHF-regel worden steeds beide coördinaten van het vlak geprogrammeerd, waarin de afkanting moet worden uitgevoerd. De radiuscorrectie voor en na de CHF-regel moet dezelfde zijn.
Een in de RND-regel geprogrammeerde aanzet werkt alleen in deze RND-regel. Daarna geldt weer de voor de RND-regel geprogrammeerde aanzet. Een RND-regel kan ook gebruikt worden bij het voorzichtig benaderen van de contour, indien de APPR- functies niet toegepast mogen worden. HEIDENHAIN iTNC 530...
Cirkelmiddelpunt CC Van cirkelbanen die met behulp van de C-functietoets (cirkelbaan C) geprogrammeerd worden, kan het cirkelmiddelpunt vastgelegd worden. Daartoe moeten de rechthoekige coördinaten van het cirkelmiddelpunt ingevoerd worden of wordt de laatst geprogrammeerde positie overgenomen of worden de coördinaten met de toets „ACTUELE POSITIE OVERNEMEN“...
7 C X+45 Y+25 DR+ Volledige cirkel Programmeer voor het eindpunt dezelfde coördinaten als voor het startpunt. Start- en eindpunt van de cirkelbeweging moeten op de cirkelbaan liggen. Invoertolerantie: tot 0,016 mm (via MP7431 te kiezen) DR– HEIDENHAIN iTNC 530...
Cirkelbaan CR met vastgelegde radius Het gereedschap verplaatst zich op een cirkelbaan met radius R. Coördinaten van het eindpunt van de cirkelboog Radius R Let op: het voorteken legt de grootte van de cirkelboog vast! Rotatierichting DR Let op: het voorteken legt de concave of convexe kromming vast! Indien nodig: Additionele M-functie...
7 L X+0 Y+25 RL F300 M3 8 L X+25 Y+30 9 CT X+45 Y+20 10 L Y+0 In de CT-regel en het daarvoor geprogrammeerde contourelement moeten beide coördinaten van het vlak staan, waarin de cirkelboog wordt uitgevoerd! HEIDENHAIN iTNC 530...
Voorbeeld: rechteverplaatsing en afkantingen cartesiaans 0 BEGIN PGM LINEAR MM 1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel voor grafische simulatie van de bewerking 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 3 TOOL DEF 1 L+0 R+10 Gereedschapsdefinitie in het programma 4 TOOL CALL 1 Z S4000 Gereedschapsoproep met spilas en spiltoerental...
Punt 4 benaderen: eindpunt van de cirkel met CR, radius 30 mm 13 L X+95 Punt 5 benaderen 14 L X+95 Y+40 Punt 6 benaderen 15 CT X+40 Y+5 Punt 7 benaderen: eindpunt van de cirkel, cirkelboog met tangentiale aansluiting op punt 6, TNC berekent de radius zelf HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 210
16 L X+5 Laatste contourpunt 1 benaderen 17 DEP LCT X-20 Y-20 R5 F1000 Contour verlaten via een cirkelbaan met tangentiale aansluiting 18 L Z+250 R0 FMAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 19 END PGM CIRCULAR MM 6 Programmeren: Contouren programmeren...
Eindpunt van de cirkel (=startpunt cirkel) benaderen 11 DEP LCT X-40 Y+50 R5 F1000 Contour verlaten via een cirkelbaan met tangentiale aansluiting 12 L Z+250 R0 FMAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 13 END PGM C-CC MM HEIDENHAIN iTNC 530...
6.5 Baanbewegingen – poolcoördinaten Overzicht Met poolcoördinaten wordt een positie via een hoek PA en afstand PR t.o.v. een vooraf gedefinieerde pool CC vastgelegd (zie „Basisprincipes”, bladzijde 220). Poolcoördinaten kunnen goed ingezet worden bij: posities op cirkelbogen productietekeningen met hoekgegevens, bijv. bij gatencirkels Overzicht van de baanfunctie met poolcoördinaten Functie Baanfunctietoets...
Pool CC moet worden vastgelegd, voordat er poolcoördinaten worden geprogrammeerd. Programmeer pool CC uitsluitend in rechthoekige coördinaten. Pool CC is actief, totdat een nieuwe pool CC is vastgelegd. NC-voorbeeldregels 12 CC X+45 Y+25 HEIDENHAIN iTNC 530...
Rechte LP Het gereedschap verplaatst zich via een rechte van zijn actuele positie naar het eindpunt van de rechte. Het startpunt is het eindpunt van de voorafgaande regel. Poolcoördinaten-radius PR: afstand tussen het eindpunt van de rechte en pool CC invoeren 60°...
Totale hoogte h Spoed P x aantal gangen n Incrementele totale aantal gangen x 360° + hoek voor hoek IPA begin van de draad + hoek voor inloop Startcoördinaat Z spoed P x (aantal gangen inclusief inloop) HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 216
Vorm van de schroeflijn De tabel toont de relatie tussen werkrichting, rotatierichting en radiuscorrectie voor bepaalde baanvormen. binnendraad Werkrichting Rotatierichting Radiuscorrectie rechtse draad linkse draad DR– rechtse draad Z– DR– linkse draad Z– Buitendraad rechtse draad linkse draad DR– rechtse draad Z–...
14 LP PA-120 Punt 1 benaderen 15 LP PA+180 Contour verlaten via een cirkel met tangentiale aansluiting 16 DEP PLCT PR+60 PA+180 R5 F1000 Gereedschap terugtrekken, einde programma 17 L Z+250 R0 FMAX M2 18 END PGM LINEARPO MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 218
Voorbeeld: helix 0 BEGIN PGM HELIX MM 1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 3 TOOL DEF 1 L+0 R+5 Gereedschapsdefinitie 4 TOOL CALL 1 Z S1400 Gereedschapsoproep 5 L Z+250 R0 FMAX Gereedschap terugtrekken 6 L X+50 Y+50 R0 FMAX...
Pagina 219
9 APPR PCT PR+32 PA-180 CCA180 R+2 RL F100 Begin herhaling van een programmadeel 10 LBL 1 11 CP IPA+360 IZ+1.5 DR+ F200 Spoed direct als IZ-waarde invoeren 12 CALL LBL 1 REP 24 Aantal herhalingen (gangen) 13 DEP CT CCA180 R+2 HEIDENHAIN iTNC 530...
6.6 Baanbewegingen – Vrije contourprogrammering FK Basisprincipes Productietekeningen waarvan de maatvoering niet op NC is afgestemd, hebben vaak coördinatengegevens die niet via de grijze dialoogtoetsen ingevoerd kunnen worden. Zo kunnen b.v. bekende coördinaten op het contourelement of in de buurt liggen coördinatengegevens aan een ander contourelement gerelateerd zijn of richtingsgegevens en gegevens over contourverloop bekend zijn.
Softkey TOON OPLOSSING zo vaak indrukken totdat het juiste contourelement getoond wordt. Gebruik de zoomfunctie (2e softkey-balk), indien mogelijke oplossingen in de standaardweergave niet onderscheiden kunnen worden. Het getoonde contourelement komt overeen met de tekening: met softkey OPLOSSING KIEZEN vastleggen HEIDENHAIN iTNC 530...
Als een groen weergegeven contour nog niet moet worden vastgelegd, drukt u op de softkey KEUZE BEEINDIGEN, om verder te gaan met de FK-dialoog. De groen weergegeven contourelementen moeten zo vroeg mogelijk met OPLOSSING KIEZEN vastgelegd worden om het aantal verschillende oplossingen voor de volgende contourelementen te reduceren.
TNC meer softkey-balken, waarmee bekende coördinaten ingevoerd, richtingsgegevens en gegevens voor het verloop van de contour gemaakt kunnen worden. FK-element Softkey Rechte met tangentiale aansluiting Rechte zonder tangentiale aansluiting Cirkelboog met tangentiale aansluiting Cirkelboog zonder tangentiale aansluiting Pool voor FK-programmering HEIDENHAIN iTNC 530...
Rechten vrij programmeren Rechte zonder tangentiale aansluiting Softkeys voor vrije contourprogrammering weergeven: FK-toets indrukken Dialoog voor vrije rechte openen: softkey FL indrukken. De TNC toont nog meer softkeys Via deze softkeys alle bekende gegevens in de regel invoeren. De grafische weergave van de FK- programmering geeft de geprogrammeerde contour rood weer, totdat er voldoende gegevens ingevoerd zijn.
Hellingshoek van de rechte Koordelengte LEN van het cirkelbooggedeelte Hellingshoek AN van de intree-raaklijn Middelpuntshoek van de cirkelsector NC-voorbeeldregels 27 FLT X+25 LEN 12.5 AN+35 RL F200 28 FC DR+ R6 LEN 10 A-45 29 FCT DR- R15 LEN 15 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 226
Cirkelmiddelpunt CC, radius en rotatierichting in FC-/FCT-regel Voor vrij programmeerbare cirkelbanen berekent de TNC uit haar gegevens het cirkelmiddelpunt. Hiermee kan ook met FK- programmering een volledige cirkel in een regel worden geprogrammeerd. Als het cirkelmiddelpunt in poolcoördinaten gedefinieerd moet worden, moet de pool met de functie FPOOL in plaats van met CC gedefinieerd worden.
Pagina 227
CLSD wordt additioneel bij een ander contourgegeven in de eerste en laatste regel van een FK-gedeelte ingevoerd. Contourbegin: CLSD+ CLSD+ Contoureinde: CLSD– NC-voorbeeldregels 12 L X+5 Y+35 RL F500 M3 13 FC DR- R15 CLSD+ CCX+20 CCY+35 CLSD– 17 FCT DR- R+15 CLSD- HEIDENHAIN iTNC 530...
Hulppunten Zowel voor vrije rechten als ook voor vrije cirkelbanen kunnen coördinaten voor hulppunten op of naast de contour ingevoerd worden. Hulppunten op een contour 60.071 De hulppunten bevinden zich direct op de rechte resp. op het verlengde van de rechte of direct op de cirkelbaan. 70°...
Softkeys Rechthoekige coördinaten gerelateerd aan regel N Poolcoördinaten gerelateerd aan regel NC-voorbeeldregels 12 FPOL X+10 Y+10 13 FL PR+20 PA+20 14 FL AH+45 15 FCT IX+20 DR- R20 CCA+90 RX 13 16 FL IPR+35 FA+0 RPR 13 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 230
Gegevens met verwijzing naar regel N: richting en afstand van het contourelement Bekende gegevens Softkey Hoek tussen rechte en ander contourelement resp. tussen intree-raaklijn van cirkelboog en ander contourelement Rechte parallel liggend aan een ander 220° contourelement 95° Afstand tussen rechte en parallel liggend contourelement 15°...
15 FCT DR- R18 CLSD- CCX+20 CCY+30 Contour verlaten via een cirkel met tangentiale aansluiting 16 DEP CT CCA90 R+5 F1000 17 L X-30 Y+0 R0 FMAX Gereedschap terugtrekken, einde programma 18 L Z+250 R0 FMAX M2 19 END PGM FK1 MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 232
Voorbeeld: FK-programmering 2 60° 0 BEGIN PGM FK2 MM 1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 3 TOOL DEF 1 L+0 R+2 Gereedschapsdefinitie 4 TOOL CALL 1 Z S4000 Gereedschapsoproep 5 L Z+250 R0 FMAX Gereedschap terugtrekken...
Pagina 233
18 FC X+0 DR- R30 CCX+30 CCY+30 19 FSELECT 2 Contour verlaten via een cirkel met tangentiale aansluiting 20 DEP LCT X+30 Y+30 R5 Gereedschap terugtrekken, einde programma 21 L Z+250 R0 FMAX M2 22 END PGM FK2 MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 234
Voorbeeld: FK-programmering 3 0 BEGIN PGM FK3 MM 1 BLK FORM 0.1 Z X-45 Y-45 Z-20 Definitie van het ruwdeel 2 BLK FORM 0.2 X+120 Y+70 Z+0 3 TOOL DEF 1 L+0 R+3 Gereedschapsdefinitie 4 TOOL CALL 1 Z S4500 Gereedschapsoproep 5 L Z+250 R0 FMAX Gereedschap terugtrekken...
Pagina 235
30 FSELECT 4 31 DEP CT CCA90 R+5 F1000 Contour verlaten via een cirkel met tangentiale aansluiting 32 L X-70 R0 FMAX 33 L Z+250 R0 FMAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 34 END PGM FK3 MM HEIDENHAIN iTNC 530...
6.7 Baanbewegingen – Spline- interpolatie (software-optie 2) Toepassing Directe overdracht naar de TNC van contouren die in een CAD- systeem als "splines" beschreven worden en de afwerking ervan is mogelijk. De TNC beschikt over een "spline"-interpolator, waarmee polynomen van de derde graad in twee, drie, vier of vijf assen afgewerkt kunnen worden.
Pagina 237
Het spline-beginpunt mag maximaal 1µm afwijken van het eindpunt van de voorgaande contour. Bij grotere afwijkingen komt de TNC met een foutmelding. Invoerbereik "spline"-eindpunt: -99 999,9999 t/m +99 999,9999 "spline"-parameters K: -9,99999999 t/m +9,99999999 exponent voor "spline"-parameters K: -255 t/m +255 (heel getal) HEIDENHAIN iTNC 530...
7.1 Additionele M-functies en STOP invoeren Basisprincipes De additionele functies van de TNC – ook M-functies genoemd – besturen de programma-afloop, bijv. onderbreking van programma-afloop de machinefuncties, zoals het aan- en uitzetten van de spilrotatie en het koelmiddel de baaninstelling van het gereedschap De machinefabrikant kan additionele functies vrijgeven die niet in dit handboek beschreven zijn.
Spil AAN tegen de klok in Spil STOP Gereedschapswissel Spil STOP Programma-afloop STOP (afhankelijk van machineparameter 7440) Koelmiddel AAN Koelmiddel UIT Spil AAN met de klok mee Koelmiddel AAN Spil AAN tegen de klok in Koelmiddel AAN Als M02 HEIDENHAIN iTNC 530...
7.3 Additionele functies voor coördinatengegevens Coördinaten gerelateerd aan de machine programmeren: M91/M92 Nulpunt meetliniaal Op de meetliniaal legt één referentiemerk de positie van het nulpunt van de meetliniaal vast. Machinenulpunt Het machinenulpunt wordt gebruikt om: X (Z,Y) begrenzingen van verplaatsingen (software-eindschakelaars) vast te leggen machinevaste posities (bijv.
Pagina 243
M91/M92 in de werkstand Programmatest Om M91/M92-bewegingen ook grafisch te kunnen simuleren, moet de bewaking van het werkbereik worden geactiveerd en moet u het ruwdeel t.o.v. het ingestelde referentiepunt laten weergeven, zie „Onbewerkt werkstuk in het werkbereik weergeven”, bladzijde 596. HEIDENHAIN iTNC 530...
Het laatst vastgelegde referentiepunt activeren: M104 Functie Bij het afwerken van pallettabellen overschrijft de TNC eventueel het laatst door u vastgelegde referentiepunt met waarden uit de pallettabel. Met de functie M104 wordt het laatste door u vastgelegde referentiepunt weer geactiveerd. Werking M104 werkt alleen in de programmaregels waarin M104 geprogrammeerd werd.
Zie afbeelding rechts in het midden. Toepassingsvoorbeeld: vlakken uit korte rechte stukken. Werking M90 werkt alleen in de programmaregel waarin M90 is geprogrammeerd. M90 wordt werkzaam vanaf het begin van de regel. Er moet bedrijf met sleepafstand worden geselecteerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Om de compatibiliteit te waarborgen, is de functie M112 verder beschikbaar. Om de tolerantie bij het snelle contourfrezen vast te leggen, adviseert HEIDENHAIN echter de toepassing van de cyclus TOLERANTIE, zie „Speciale cycli”, bladzijde 451. Geen rekening houden met punten bij het...
M97 wordt in de regel geprogrammeerd, waarin het buitenhoekpunt is vastgelegd. In plaats van M97 zou de aanzienlijk krachtigere functie M120 LA gebruikt moeten worden (zie “Contour met gecorrigeerde radius vooruitberekenen (LOOK AHEAD): M120” op bladzijde 252)! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 248
Werking M97 werkt alleen in de programmaregel waarin M97 geprogrammeerd werd. De contourhoek wordt met M97 niet volledig bewerkt. Het kan zijn dat de contourhoek met een kleiner gereedschap nabewerkt moet worden. NC-voorbeeldregels Grote gereedschapsradius 5 TOOL DEF L ... R+20 Contourpunt 13 benaderen 13 L X...
M98 werkt alleen in de programmaregels waarin M98 geprogrammeerd werd. M98 wordt werkzaam aan het einde van de regel. NC-voorbeeldregels Na elkaar de contourpunten 10, 11 en 12 benaderen: 10 L X... Y... RL F 11 L X... IY... M98 12 L IX+ ... HEIDENHAIN iTNC 530...
Aanzetfactor voor insteekbewegingen: M103 Standaardinstelling De TNC verplaatst het gereedschap onafhankelijk van de bewegingsrichting met de laatst geprogrammeerde aanzet. Instelling met M103 De TNC reduceert de baanaanzet wanneer het gereedschap zich in negatieve richting van de gereedschapsas verplaatst. De aanzet bij het insteken FZMAX wordt berekend uit de laatst geprogrammeerde aanzet FPROG en een factor F%: FZMAX = FPROG x F%...
F in millimeter/ spilomwenteling. Wanneer het toerental via spil-override wordt veranderd, past de TNC de aanzet automatisch aan. Werking M136 wordt werkzaam aan het begin van de regel. M136 kan worden opgeheven door M137 te programmeren. HEIDENHAIN iTNC 530...
Aanzetsnelheid bij cirkelbogen: M109/M110/ M111 Standaardinstelling De TNC relateert de geprogrammeerde aanzetsnelheid aan de middelpuntsbaan van het gereedschap. Instelling bij cirkelbogen met M109 De TNC houdt bij binnen- en buitenbewerkingen de aanzet van cirkelbogen op de snijkant van het gereedschap constant. Instelling bij cirkelbogen met M110 De TNC houdt de aanzet bij cirkelbogen uitsluitend bij een binnenbewerking constant.
Pagina 253
APPR LCT toegepast worden; de regel met APPR LCT mag alleen coördinaten van het bewerkingsvlak bevatten. Wanneer de contour tangentiaal verlaten wordt, moet de functie DEP LCT toegepast worden; de regel met DEP LCT mag alleen coördinaten van het bewerkingsvlak bevatten. HEIDENHAIN iTNC 530...
Handwielpositionering tijdens de programma- afloop laten doorwerken: M118 Standaardinstelling De TNC verplaatst het gereedschap in de werkstanden voor programma-afloop zoals in het bewerkingsprogramma is vastgelegd. Instelling met M118 Met M118 kan men tijdens de programma-afloop handmatige correcties met het handwiel uitvoeren. Daarvoor moet M118 geprogrammeerd en een asspecifieke (lineaire as of rotatie-as) waarde in mm ingevoerd worden.
Met de functie FN18: SYSREAD ID230 NR6 kunt u de afstand tussen de actuele positie en de grens van het verplaatsingsbereik van de positieve gereedschapsas bepalen. Met M140 MB MAX kan alleen in positieve richting worden teruggetrokken. HEIDENHAIN iTNC 530...
Bewaking van tastsysteem onderdrukken: M141 Standaardinstelling De TNC komt bij een uitgeweken aftaststift met een foutmelding zodra u een machineas wilt verplaatsen. Instelling met M141 De TNC verplaatst de machineassen ook wanneer het tastsysteem is uitgeweken. Deze functie is vereist wanneer u een eigen meetcyclus in combinatie met meetcyclus 3 schrijft, om het tastsysteem na het uitwijken met een positioneerregel weer terug te trekken.
De TNC wist een geprogrammeerde basisrotatie in het NC- programma. De functie M143 is bij een regelsprong niet toegestaan. Werking M143 werkt alleen in de programmaregel waarin M143 geprogrammeerd werd. M143 wordt werkzaam aan het begin van de regel. HEIDENHAIN iTNC 530...
Gereedschap bij NC-stop automatisch van de contour vrijzetten: M148 Standaardinstelling De TNC beëindigt bij een NC-stop alle verplaatsingen. Het gereedschap blijft bij het onderbrekingspunt staan. Instelling met M148 De functie M148 moet door de machinefabrikant vrijgegeven zijn. De TNC trekt het gereedschap 0,1 mm in de richting van de gereedschapsas van de contour terug, wanneer u in de gereedschapstabel in de kolom LIFTOFF voor het actieve gereedschap de parameter Y ingesteld hebt (zie “Gereedschapstabel:...
Werking M116 werkt in het bewerkingsvlak Met M117 wordt M116 teruggezet; aan het einde van het programma wordt M116 eveneens opgeheven. M116 wordt werkzaam aan het begin van de regel. HEIDENHAIN iTNC 530...
Rotatie-assen over een zo'n gunstig mogelijke weg verplaatsen: M126 Standaardinstelling De standaardinstelling van de TNC bij het positioneren van rotatie- assen waarvan de weergave tot waarden beneden de 360° gereduceerd is, is afhankelijk van machineparameter 7682. Daar is vastgelegd of de TNC het verschil nominale positie - actuele positie moet benaderen, of dat de TNC in principe altijd (ook zonder M126) via de kortste weg de geprogrammeerde positie moet benaderen.
Weergave van alle actieve rotatie-assen reduceren en aansluitend met de C-as naar de geprogrammeerde waarde verplaatsen: L C+180 FMAX M94 Werking M94 werkt alleen in de programmaregel waarin M94 geprogrammeerd werd. M94 wordt werkzaam aan het begin van de regel. HEIDENHAIN iTNC 530...
Automatische correctie van de machinegeometrie bij het werken met zwenkassen: M114 (software-optie 2) Standaardinstelling De TNC verplaatst het gereedschap naar de in het bewerkingsprogramma vastgelegde posities. Als in het programma de positie van een zwenkas verandert, moet de postprocessor de daaruit voortvloeiende verstelling in de lineaire assen berekenen en in een positioneerregel verwerken.
Om beschadigingen van de contour te voorkomen, mogen met M128 alleen radiusfrezen worden toegepast. De gereedschapslengte moet aan het midden van de kogel van de radiusfrees worden gerelateerd. Wanneer M128 actief is, toont de TNC in de statusweergave het symbool HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 264
M128 bij zwenktafels Als bij actieve M128 een beweging van de zwenktafel geprogrammeerd wordt, draait de TNC het coördinatensysteem overeenkomstig mee. Als u bijv. de C-as 90° draait (door positioneren of nulpuntverschuiving) en aansluitend een beweging in de X-as programmeert, voert de TNC de beweging in de machine-as Y uit.
M138 wordt werkzaam aan het begin van de regel. M138 kan worden teruggezet, door M138 opnieuw te programmeren zonder dat zwenkassen worden ingevoerd. NC-voorbeeldregels Voor de bovengenoemde functies alleen rekening houden met zwenkas C: L Z+100 R0 FMAX M138 C HEIDENHAIN iTNC 530...
Rekening houden met de machinekinematica in ACTUELE/NOMINALE posities aan het regeleinde: M144 (software-optie 2) Standaardinstelling De TNC verplaatst het gereedschap naar de in het bewerkingsprogramma vastgelegde posities. Als in het programma de positie van een zwenkas verandert, dan moet de daaruit volgende verstelling in de lineaire assen worden berekend en in een positioneerregel worden verwerkt.
M201 geeft de spanning afhankelijk van de afgelegde weg uit. De TNC verhoogt of verlaagt de actuele spanning lineair tot de geprogrammeerde waarde V. Invoerbereik: 0 t/m 9.999 V Werking M201 werkt net zolang, totdat via M200, M201, M202, M203 of M204 een nieuwe spanning wordt uitgegeven. HEIDENHAIN iTNC 530...
Spanning als functie van snelheid: M202 Instelling met M202 De TNC geeft de spanning als functie van snelheid uit. De machinefabrikant legt in machineparameters maximaal drie karakteristieken FNR. vast, waarin bepaalde aanzetsnelheden aan bepaalde spanningen gekoppeld worden. Met M202 wordt de karakteristiek FNR.
“Programmatest” op bladzijde 563)! Machinespecifieke cycli Op veel machines zijn cycli beschikbaar die door de machinefabrikant als extra naast de HEIDENHAIN-cycli in de TNC zijn geïmplementeerd. Hiervoor is een afzonderlijke cyclusnummergroep beschikbaar: Cycli 300 t/m 399 Machinespecifieke cycli die met de toets CYCLE DEF moeten...
ENT-toets. De TNC opent dan de cyclusdialoog zoals eerder is beschreven. NC-voorbeeldregels 7 CYCL DEF 200 BOREN Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. Q201=3 ;DIEPTE Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL. Q202=5 ;DIEPTE-INSTELLING Q210=0 ;STILSTANDSTIJD BOVEN Q203=+0 ;COÖRD. OPPERVLAK Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. Q211=0.25 ;STILSTANDSTIJD BENEDEN HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 272
Cyclusgroep Softkey Cycli voor diepboren, ruimen, uitdraaien, in vrijloop verplaatsen, schroefdraad tappen, schroefdraad snijden en schroefdraad frezen Cycli voor het frezen van kamers, tappen en sleuven Cycli voor het maken van puntenpatronen, bijv. gatencirkel of gatenvlak SL-cycli (subcontourlijst), waarmee de wat grotere contouren, die uit meer overlappende deelcontouren zijn samengesteld, parallel aan de contour bewerkt worden, interpolatie van de cilindermantel...
END - toets beëindigen. Cyclusoproep met CYCL CALL PAT De functie CYCL CALL PAT roept de laatste gedefinieerde bewerkingscyclus op alle posities op, die in een punttabel zijn gedefinieerd(zie “Puntentabellen” op bladzijde 276). HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 274
Cyclusoproep met CYCL CALL POS De functie CYCL CALL POS roept de laatste gedefinieerde bewerkingscyclus eenmaal op. Het startpunt van de cyclus is de positie die u in de CYCL CALL POS -regel gedefinieerd heeft. De TNC benadert de in de CYCL CALL POS-regel gedefinieerde positie met positioneerlogica: Is de actuele gereedschapspositie in de gereedschapsas groter dan de bovenkant van het werkstuk (Q203), dan positioneert de TNC...
Bij de cycli 5 (RONDKAMER), 251 (KAMER), 252 (RONDKAMER), 253 (SLEUF) en 254 (RONDE SLEUF) voert de TNC de cyclus uit in de assen die u in de laatste positioneerregel vóór de desbetreffende cyclusoproep heeft geprogrammeerd. Bij actieve gereedschapsas Z zijn de volgende combinaties toegestaan: HEIDENHAIN iTNC 530...
8.2 Puntentabellen Toepassing Wanneer u een cyclus of meerdere cycli na elkaar op een onregelmatig puntenpatroon wilt uitvoeren, maakt u puntentabellen. Als u van boorcycli gebruik maakt, komen de coördinaten van het bewerkingsvlak in de punttabel overeen met de coördinaten van de middelpunten van de boring.
PGM CALL indrukken Softkey PUNTTABEL indrukken Naam van de punttabel invoeren, met de END-toets bevestigen. Wanneer de punttabel niet in dezelfde directory als het NC- programma opgeslagen is, moet u het volledige pad invoeren NC-voorbeeldregel 7 SEL PATTERN “TNC:\DIRKT5\NUST35.PNT“ HEIDENHAIN iTNC 530...
Cyclus in combinatie met puntentabellen oproepen De TNC voert met CYCL CALL PAT de punttabellen uit die u als laatste heeft gedefinieerd (ook als de punttabel in een met CALL PGMgenest programma is gedefinieerd). Als de TNC de laatst gedefinieerde bewerkingscyclus oproept bij de punten die in een punttabel zijn vastgelegd, moet de cyclusoproep met CYCL CALL PAT worden geprogrammeerd: Cyclusoproep programmeren: toets CYCL CALL...
Pagina 279
PNT: veiligheidshoogte te laag. De veilige hoogte wordt berekend uit de som van het coördinaat bovenkant werkstuk (Q203) en de 2e veiligheidsafstand (Q204, of veiligheidsafstand Q200 als de waarde van Q200 groter is dan die van Q204). HEIDENHAIN iTNC 530...
8.3 Cycli voor het boren, schroefdraad tappen en schroefdraad frezen Overzicht Cyclus Softkey 200 BOREN Met automatische voorpositionering, 2e veiligheidsafstand 201 RUIMEN Met automatische voorpositionering, 2e veiligheidsafstand 202 UITDRAAIEN Met automatische voorpositionering, 2e veiligheidsafstand 203 UNIVERSEELBOREN Met automatische voorpositionering, 2e veiligheidsafstand, spaanbreken, degressie 204 IN VRIJLOOP VERPLAATSEN Met automatische voorpositionering, 2e veiligheidsafstand...
Pagina 281
264 SCHROEFDRAAD FREZEN MET VERZINKEN EN VOORBOREN Cyclus voor boren in volmateriaal en aansluitend schroefdraad frezen met gereedschap 265 HELIX-SCHROEFDRAADFREZEN MET VERZINKEN Cyclus voor schroefdraad frezen in volmateriaal 267 BUITENSCHROEFDRAADFREZEN Cyclus voor buitenschroefdraad frezen, waarbij een afkanting wordt gemaakt HEIDENHAIN iTNC 530...
BOREN (cyclus 200) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak. Q206 2 Het gereedschap boort met de geprogrammeerde aanzet F tot de eerste diepte-instelling. 3 De TNC verplaatst het gereedschap met FMAX naar veiligheidsafstand, blijft daar - indien ingevoerd - en verplaatst Q210 aansluitend weer met FMAX tot veiligheidsafstand boven de...
Pagina 283
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): coördinaat werkstukoppervlak 2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat spilas waarin botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is Stilstandtijd beneden Q211: tijd in seconden die het gereedschap op de bodem van de boring stilstaat HEIDENHAIN iTNC 530...
RUIMEN (cyclus 201) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak Q206 2 Het gereedschap ruimt met de ingevoerde aanzet F tot de geprogrammeerde diepte. 3 Op de bodem van de boring staat het gereedschap stil, indien ingevoerd.
Pagina 285
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut): 13 CYCL CALL coördinaat werkstukoppervlak 14 L X+80 Y+50 FMAX M9 2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat spilas waarin botsing tussen het 15 L Z+100 FMAX M2 gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is HEIDENHAIN iTNC 530...
UITDRAAIEN (cyclus 202) Machine en TNC moeten door de machinefabrikant voorbereid zijn. Q206 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak. 2 Het gereedschap boort met de booraanzet tot de diepte. Q204 Q200 3 Op de bodem van de boring staat het gereedschap stil - indien...
Pagina 287
Kies de hoek zo dat de gereedschapspunt parallel aan een coördinaatas staat. Bij het terugtrekken houdt de TNC automatisch rekening met een actieve rotatie van het coördinatensysteem. Hoek voor spiloriëntatie Q336 (absoluut): hoek waarop de TNC het gereedschap vóór het terugtrekken positioneert HEIDENHAIN iTNC 530...
UNIVERSEELBOREN (cyclus 203) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak 2 Het gereedschap boort met de ingevoerde aanzet F tot de eerste diepte-instelling. 3 Indien spaanbreken is ingevoerd, trekt de TNC het gereedschap met de ingevoerde terugtrekwaarde terug.
Pagina 289
Indien Q208=0 is ingevoerd, dan trekt de TNC het gereedschap met aanzet Q206 terug Terugtrekken bij spaanbreken Q256 (incrementeel): waarde waarmee de TNC het gereedschap bij spaanbreken terugtrekt HEIDENHAIN iTNC 530...
IN VRIJLOOP VERPLAATSEN (cyclus 204) Machine en TNC moeten door de machinefabrikant voorbereid zijn. De cyclus werkt alleen met zogenaamde achterwaartse kotterbaars Met deze cyclus worden verplaatsingen gemaakt, die zich op de onderkant van het werkstuk bevinden. 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak.
Pagina 291
(na de spiloriëntatie); invoer van 0 niet toegestaan Gereedschap in minrichting van de hoofdas terugtrekken Gereedschap in minrichting van de nevenas terugtrekken Gereedschap in plusrichting van de hoofdas terugtrekken Gereedschap in plusrichting van de nevenas terugtrekken HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 292
Botsingsgevaar! Controleer waar de gereedschapspunt staat, wanneer een spiloriëntatie op de hoek wordt geprogrammeerd, die u in Q336 ingeeft (bijv. in de werkstand Positioneren met handinvoer). Kies de hoek zo dat de gereedschapspunt parallel aan een coördinaatas staat. Kies de vrijlooprichting zo dat het gereedschap zich van de rand van de boring af verplaatst.
Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 294
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand gereedschapspunt – werkstukoppervlak Diepte Q201 (incrementeel): afstand werkstukoppervlak – bodem van de boring (punt van de boor) Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het boren in mm/min Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat die betrekking heeft op de verplaatsing van het gereedschap.
Pagina 295
Indien via Q379 een verdiept startpunt wordt ingevoerd, Q253=750 ;AANZET VOORPOS. verandert de TNC uitsluitend het startpunt van de dieptebeweging. Terugtrekbewegingen worden door de TNC niet veranderd en hebben derhalve betrekking op de coördinaten van het werkstukoppervlak. HEIDENHAIN iTNC 530...
BOORFREZEN (cyclus 208) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak en nadert de ingevoerde diameter op een afrondingscirkel (als er plaats is) 2 Het gereedschap freest met de ingevoerde aanzet F spiraalsgewijs naar de ingevoerde boordiepte.
Pagina 297
Hierdoor Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL. kunt u boringen uitfrezen met een diameter die meer Q334=1.5 ;DIEPTE-INSTELLING dan twee keer zo groot is dan de gereedschapsdiameter. Q203=+100 ;COÖRD. OPPERVLAK Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. Q335=25 ;NOMINALE DIAMETER Q342=0 ;INGESTELDE DIAMETER HEIDENHAIN iTNC 530...
SCHROEFDRAAD TAPPEN NIEUW met voedingscompensatie (cyclus 206) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak 2 Het gereedschap verplaatst in één slag naar boordiepte. 3 Vervolgens wordt de rotatierichting van de spil omgekeerd en het gereedschap na de stilstandtijd naar de veiligheidsafstand teruggetrokken.
Pagina 299
(mm) Q211=0.25 ;STILSTANDSTIJD BENEDEN Gereedschap terugtrekken bij een programma-onderbreking Q203=+25 ;COÖRD. OPPERVLAK Wanneer tijdens het schroefdraad tappen de externe stoptoets Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. ingedrukt wordt, toont de TNC een softkey, waarmee het gereedschap kan worden teruggetrokken. HEIDENHAIN iTNC 530...
SCHROEFDRAAD TAPPEN zonder voedingscompensatie GS NIEUW (cyclus 207) Machine en TNC moeten door de machinefabrikant voorbereid zijn. De schroefdraad wordt door de TNC in één of meerdere bewerkingen zonder voeding met lengtecompensatie getapt. 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak 2 Het gereedschap verplaatst in één slag naar boordiepte.
Pagina 301
TNC de softkey HANDMATIG TERUGTREKKEN. Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. Wanneer HANDMATIG TERUGTREKKEN wordt ingedrukt, kan het gereedschap gestuurd teruggetrokken worden. Druk daarvoor op de Q201=-20 ;DIEPTE positieve asrichtingstoets van de actieve spilas. Q239=+1 ;SPOED Q203=+25 ;COÖRD. OPPERVLAK Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. HEIDENHAIN iTNC 530...
SCHROEFDRAAD TAPPEN SPAANBREKEN (cyclus 209) Machine en TNC moeten door de machinefabrikant voorbereid zijn. De TNC snijdt de schroefdraad in meerdere verplaatsingen naar de ingevoerde diepte. Via een parameter kan worden vastgelegd of het gereedschap bij het spaanbreken al dan niet helemaal uit de boring moet worden teruggetrokken.
Pagina 303
Als tijdens het schroefdraad snijden de externe stoptoets wordt ingedrukt, toont de TNC de softkey HANDMATIG TERUGTREKKEN. Wanneer HANDMATIG TERUGTREKKEN wordt ingedrukt, kan het gereedschap gestuurd teruggetrokken worden. Druk daarvoor op de positieve asrichtingstoets van de actieve spilas. HEIDENHAIN iTNC 530...
Basisprincipes van schroefdraad frezen Voorwaarden De machine moet met inwendige spilkoeling (koelsmeermiddel min. 30 bar, perslucht min. 6 bar) uitgevoerd zijn Omdat bij het schroefdraad frezen meestal vervorming van het draadprofiel optreedt, moeten meestal specifieke correcties aan het gereedschap worden uitgevoerd. Deze kunt u vinden in de gereedschapscatalogus of bij de gereedschapsfabrikant opvragen.
Pagina 305
Omdat de TNC echter de aanzet gerelateerd aan de middelpuntsbaan weergeeft, komt de aangegeven waarde niet met de geprogrammeerde waarde overeen. De draairichting van het schroefdraad verandert wanneer een schroefdraadfreescyclus in combinatie met cyclus 8 SPIEGELEN in slechts één as wordt afgewerkt. HEIDENHAIN iTNC 530...
SCHROEFDRAAD FREZEN (cyclus 262) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak 2 Het gereedschap verplaatst zich met de geprogrammeerde aanzet voorpositioneren naar het startniveau dat volgt uit het voorteken van de spoed, de freeswijze en het aantal gangen voor het stappen.
SCHROEFDRAAD FREZEN MET VERZINKEN (cyclus 263) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak Verzinken 2 Het gereedschap verplaatst zich met aanzet voorpositioneren naar de verzinkingsdiepte min de veiligheidsafstand, en vervolgens met aanzet vrijloop naar de verzinkingsdiepte 3 Als een veiligheidsafstand zijkant is ingevoerd, positioneert de TNC het gereedschap meteen met aanzet voorpositioneren naar...
Pagina 309
Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 310
Nominale diameter Q335: schroefdraad- binnendiameter Spoed Q239: spoed van de draad. Het voorteken legt rechtse of linkse draad vast: += rechtse draad – = linkse draad Draaddiepte Q201 (incrementeel): afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de draad Verzinkingsdiepte Q356: (incrementeel): afstand tussen werkstukoppervlak en gereedschapspunt Aanzet voorpositioneren Q253: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het...
Pagina 311
Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het Q253=750 ;AANZET VOORPOS. gereedschap bij het frezen in mm/min Q351=+1 ;FREESWIJZE Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. Q357=0.2 ;VEILIGHEIDSAFST. ZIJKANT Q358=+0 ;DIEPTE AAN KOPVLAKZIJDE Q359=+0 ;VERSPRINGING AAN KOPVLAKZIJDE Q203=+30 ;COÖRD. OPPERVLAK Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. Q254=150 ;AANZET DIEPTE-INSTELLING Q207=500 ;AANZET FREZEN HEIDENHAIN iTNC 530...
SCHROEFDRAAD FREZEN MET VERZINKEN EN VOORBOREN (cyclus 264) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak Boren 2 Het gereedschap boort met de ingevoerde aanzet diepteverplaatsing tot de eerste diepte-instelling 3 Indien spaanbreken is ingevoerd, trekt de TNC het gereedschap met de ingevoerde terugtrekwaarde terug.
Pagina 313
Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 314
Nominale diameter Q335: schroefdraad- binnendiameter Spoed Q239: spoed van de draad. Het voorteken legt rechtse of linkse draad vast: += rechtse draad – = linkse draad Draaddiepte Q201 (incrementeel): afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de draad Boordiepte Q356: (incrementeel): afstand tussen werkstukoppervlak en gereedschapspunt Aanzet voorpositioneren Q253: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het...
Pagina 315
Q258=0.2 ;VOORSTOP-AFSTAND Q257=5 ;BOORDIEPTE SPAANBREKEN Q256=0.2 ;TERUGT. BIJ SPAANBREKEN Q358=+0 ;DIEPTE AAN KOPVLAKZIJDE Q359=+0 ;VERSPRINGING AAN KOPVLAKZIJDE Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. Q203=+30 ;COÖRD. OPPERVLAK Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL. Q207=500 ;AANZET FREZEN HEIDENHAIN iTNC 530...
HELIX-SCHROEFDRAAD FREZEN MET VERZINKEN (cyclus 265) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak Verzinken aan kopvlakzijde 2 Bij het verzinken voor de bewerking van de schroefdraad verplaatst het gereedschap zich met aanzet vrijloop naar de verzinkingsdiepte aan kopzijde.
Pagina 317
Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 318
Nominale diameter Q335: schroefdraad- binnendiameter Spoed Q239: spoed van de draad. Het voorteken legt rechtse of linkse draad vast: += rechtse draad –= linkse draad Draaddiepte Q201 (incrementeel): afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de draad Aanzet voorpositioneren Q253: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het insteken in het werkstuk resp.
Pagina 319
;AANZET VOORPOS. Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het Q358=+0 ;DIEPTE AAN KOPVLAKZIJDE gereedschap bij het frezen in mm/min Q359=+0 ;VERSPRINGING AAN KOPVLAKZIJDE Q360=0 ;VERZINKEN Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. Q203=+30 ;COÖRD. OPPERVLAK Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. Q254=150 ;AANZET DIEPTE-INSTELLING Q207=500 ;AANZET FREZEN HEIDENHAIN iTNC 530...
BUITENSCHROEFDRAAD FREZEN (cyclus 267) 1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak Verzinken aan kopvlakzijde 2 De TNC benadert het startpunt voor het verzinken aan kopvlakzijde vanuit het midden van de tap op de hoofdas van het bewerkingsvlak.
Pagina 321
Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 322
Nominale diameter Q335: schroefdraad- binnendiameter Spoed Q239: spoed van de draad. Het voorteken legt rechtse of linkse draad vast: += rechtse draad – = linkse draad Draaddiepte Q201 (incrementeel): afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de draad Stappen Q355: aantal gangen waarmee het gereedschap wordt verplaatst (zie afbeelding rechtsonder): 0 = een schroeflijn naar de draaddiepte...
Pagina 323
KOPVLAKZIJDE Q203=+30 ;COÖRD. OPPERVLAK Aanzet vrijloop Q254: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het vrijlopen in mm/min Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het Q254=150 ;AANZET DIEPTE-INSTELLING gereedschap bij het frezen in mm/min Q207=500 ;AANZET FREZEN HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 324
Voorbeeld: boorcycli 0 BEGIN PGM C200 MM 1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 Definitie van het ruwdeel 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 3 TOOL DEF 1 L+0 R+3 Gereedschapsdefinitie 4 TOOL CALL 1 Z S4500 Gereedschapsoproep 5 L Z+250 R0 FMAX Gereedschap terugtrekken 6 CYCL DEF 200 BOREN...
Pagina 325
Boring 2 benaderen, cyclusoproep 10 L X+90 R0 FMAX M99 Boring 3 benaderen, cyclusoproep 11 L Y+10 R0 FMAX M99 Boring 4 benaderen, cyclusoproep 12 L Z+250 R0 FMAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 13 END PGM C200 MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Voorbeeld: boorcycli in combinatie met punttabellen De boringcoördinaten zijn in de punttabel TAB1.PNT opgeslagen en worden door de TNC met CYCL CALL PAT opgeroepen. De gereedschapsradiussen zijn zo gekozen dat alle werkstappen in de grafische testweergave zijn te zien. Programma-afloop Centreren Boren Draadtappen...
Pagina 327
Absoluut noodzakelijk om 0 in te geven, is vanuit punttabel actief 20 CYCL CALL PAT F5000 M3 Cyclusoproep in combinatie met punttabel TAB1.PNT. 21 L Z+100 R0 FMAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 22 END PGM 1 MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 328
Punttabel TAB1.PNT TAB1. PNT [END] 8 Programmeren: cycli...
KAMER (cyclus 251) Met de kamercyclus 251 kunt u een kamer volledig bewerken. Afhankelijk van de cyclusparameters staan de volgende bewerkingsalternatieven ter beschikking: Complete bewerking: voorbewerken, nabewerken diepte, nabewerken zijkant Alleen voorbewerken Alleen nabewerken diepte en nabewerken zijkant Alleen nabewerken diepte Alleen nabewerken zijkant Bij een uitgeschakelde gereedschapstabel moet u altijd loodrecht insteken (Q366=0), omdat u geen insteekhoek...
Pagina 331
Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 332
Bewerkingsomvang (0/1/2) Q215: bewerkingsomvang vastleggen: 0: voor- en nabewerken 1: alleen voorbewerken 2: alleen nabewerken Nabewerken zijkant en nabewerken diepte is alleen van toepassing, indien de desbetreffende nabewerkingsovermaat (Q368, Q369) is vastgelegd 1. Lengte van de 1e zijde Q218 (incrementeel): lengte van de kamer, parallel aan de hoofdas van het bewerkingsvlak 2.
Pagina 333
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand tussen kopvlak van het gereedschap en het werkstukoppervlak Coördinaat werkstukoppervlak Q203 (absoluut): absolute coördinaat van het werkstukoppervlak 2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat spilas waarin botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 334
Voorbeeld: NC-regels Factor baanoverlapping Q370: Q370 x gereedschapsradius levert de zijdelingse verplaatsing 8 CYCL DEF 251 KAMER k op. Q215=0 ;BEWERKINGSOMVANG Insteekstrategie Q366: wijze van de insteekstrategie: Q218=80 ;LENGTE VAN DE 1E ZIJDE 0 = loodrecht insteken. In de gereedschapstabel Q219=60 ;LENGTE VAN DE 2E ZIJDE moet de insteekhoek ANGLE voor het actieve...
4 Dit proces herhaalt zich totdat de geprogrammeerde kamerdiepte is bereikt. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 336
Nabewerken 5 Als er nabewerkingsovermaten zijn gedefinieerd, bewerkt de TNC eerst de kamerwanden, indien ingevoerd in meerdere verplaatsingen. De kamerwand wordt daarbij tangentiaal benaderd 6 Vervolgens bewerkt de TNC de bodem van de kamer van binnen naar buiten na. De bodem van de kamer wordt daarbij tangentiaal benaderd Let vóór het programmeren op het volgende: Gereedschap naar de startpositie (cirkelmiddelpunt) in het...
Pagina 337
(incrementeel): overmaat voor nabewerking voor de diepte Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het verplaatsen naar diepte in mm/min Verplaatsing nabewerken Q338 (incrementeel): maat waarmee het gereedschap bij de nabewerking in de spilas wordt verplaatst. Q338=0: nabewerken in een verplaatsing HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 338
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand tussen kopvlak van het gereedschap en het werkstukoppervlak Coördinaat werkstukoppervlak Q203 (absoluut): absolute coördinaat van het werkstukoppervlak 2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat spilas waarin botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is Factor baanoverlapping Q370: Q370 x gereedschapsradius levert de zijdelingse verplaatsing k op.
Q366 vast 2 De TNC ruimt de sleuf van binnen naar buiten uit, waarbij rekening wordt gehouden met de nabewerkingsovermaat (parameters Q368 en Q369) 3 Dit proces herhaalt zich totdat de geprogrammeerde sleufdiepte is bereikt. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 340
Nabewerken 4 Als er nabewerkingsovermaten zijn gedefinieerd, bewerkt de TNC eerst de sleufwanden, indien ingevoerd in meerdere verplaatsingen. De wand van de sleuf wordt daarbij tangentiaal in de rechter sleufcirkel benaderd 5 Vervolgens bewerkt de TNC de bodem van de sleuf van binnen naar buiten na.
Pagina 341
4: Gereedschapspositie = rechter uiteinde van de sleuf Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het frezen in mm/min Freeswijze Q351: wijze van de freesbewerking bij M03: +1 = meelopend frezen –1 = tegenlopend frezen HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 342
Diepte Q201 (incrementeel): afstand werkstukoppervlak – bodem van de sleuf Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat die betrekking heeft op de verplaatsing van het gereedschap; waarde groter dan 0 invoeren Overmaat voor dieptenabewerking Q369 (incrementeel): overmaat voor nabewerking voor de diepte Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het verplaatsen naar diepte in mm/min Verplaatsing nabewerken Q338 (incrementeel): maat...
RONDE SLEUF (cyclus 254) Met de cyclus 254 kunt u een ronde sleuf volledig bewerken. Afhankelijk van de cyclusparameters staan de volgende bewerkingsalternatieven ter beschikking: Complete bewerking: voorbewerken, nabewerken diepte, nabewerken zijkant Alleen voorbewerken Alleen nabewerken diepte en nabewerken zijkant Alleen nabewerken diepte Alleen nabewerken zijkant Bij een uitgeschakelde gereedschapstabel moet u altijd...
Pagina 345
Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 346
Bewerkingsomvang (0/1/2) Q215: bewerkingsomvang vastleggen: 0: voor- en nabewerken 1: alleen voorbewerken 2: alleen nabewerken Nabewerken zijkant en nabewerken diepte is alleen van toepassing, indien de desbetreffende nabewerkingsovermaat (Q368, Q369) is vastgelegd Sleufbreedte Q219 (waarde parallel aan de nevenas van het bewerkingsvlak): breedte van de sleuf invoeren;...
Pagina 347
(incrementeel): overmaat voor nabewerking voor de diepte Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het verplaatsen naar diepte in mm/min Verplaatsing nabewerken Q338 (incrementeel): maat waarmee het gereedschap bij de nabewerking in de spilas wordt verplaatst. Q338=0: nabewerken in een verplaatsing HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 348
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand tussen kopvlak van het gereedschap en het werkstukoppervlak Coördinaat werkstukoppervlak Q203 (absoluut): absolute coördinaat van het werkstukoppervlak 2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel): coördinaat spilas waarin botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spaninrichting) uitgesloten is Insteekstrategie Q366: wijze van de insteekstrategie: 0 = loodrecht insteken.
Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie Q216 Q221 omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 350
Voorbeeld: NC-regels Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand gereedschapspunt – werkstukoppervlak 354 CYCL DEF 212 KAMER NABEWERKEN Diepte Q201 (incrementeel): afstand Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. werkstukoppervlak – bodem van de kamer Q201=-20 ;DIEPTE Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid van gereedschap bij het Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL. verplaatsen naar diepte in mm/min.
Q217 Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! Q216 Q221 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 352
Voorbeeld: NC-regels Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand gereedschapspunt – werkstukoppervlak 35 CYCL DEF 213 TAP NABEWERKEN Diepte Q201 (incrementeel): afstand Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. werkstukoppervlak – bodem van de tap Q291=-20 ;DIEPTE Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL. verplaatsen naar diepte in mm/min.
Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand Q216 onder het werkstukoppervlak! HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 354
Voorbeeld: NC-regels Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand gereedschapspunt – werkstukoppervlak 42 CYCL DEF 214 RONDKAMER NABEWERKEN Diepte Q201 (incrementeel): afstand Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. werkstukoppervlak – bodem van de kamer Q201=-20 ;DIEPTE Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid van gereedschap bij het Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL. verplaatsen naar diepte in mm/min.
Let op: botsingsgevaar! Q217 Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! Q216 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 356
Voorbeeld: NC-regels Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand gereedschapspunt – werkstukoppervlak 43 CYCL DEF 215 RONDE TAP NABEWERKEN Diepte Q201 (incrementeel): afstand Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. werkstukoppervlak – bodem van de tap Q201=-20 ;DIEPTE Aanzet diepteverplaatsing Q206: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL.
TNC de cyclus niet uit. Freesdiameter niet groter dan de sleufbreedte en niet kleiner dan een derde van de sleufbreedte kiezen. Freesdiameter kleiner dan de helft van de sleuflengte kiezen: anders kan de TNC niet pendelend insteken. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 358
Via machineparameter 7441 bit 2 kunt u instellen of de TNC bij de invoer van een positieve diepte een foutmelding moet geven (bit 2=1) of niet (bit 2=0). Let op: botsingsgevaar! Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie omkeert.
Pagina 359
Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. Q216=+50 ;MIDDEN 1E AS Q217=+50 ;MIDDEN 2E AS Q218=80 ;LENGTE VAN DE 1E ZIJDE Q219=12 ;LENGTE VAN DE 2E ZIJDE Q224=+15 ;ROTATIEPOSITIE Q338=5 ;AANZET NABEWERKEN Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL. HEIDENHAIN iTNC 530...
RONDE SLEUF (spiebaan) met pendelend insteken (cyclus 211) Voorbewerken 1 De TNC positioneert het gereedschap in ijlgang in de spilas op de 2e veiligheidsafstand en aansluitend in het centrum van de rechter cirkel. Van daaruit positioneert de TNC het gereedschap naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak 2 Het gereedschap verplaatst met de aanzet frezen naar het werkstukoppervlak;...
Pagina 361
Lengte van de 2e zijde Q219: breedte van de sleuf invoeren; wanneer sleufbreedte gelijk is aan de diameter van het gereedschap, dan voert de TNC Q216 alleen een voorbewerking uit (spiebaan frezen). Starthoek Q245 (absoluut): poolhoek van het startpunt invoeren HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 362
Voorbeeld: NC-regels Openingshoek van de sleuf Q248 (incrementeel): openingshoek van de sleuf invoeren 52 CYCL DEF 211 RONDE SLEUF Verplaatsing nabewerken Q338 (incrementeel): maat Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. waarmee het gereedschap bij de nabewerking in de spilas wordt verplaatst. Q338=0: nabewerken in een Q201=-20 ;DIEPTE verplaatsing...
Pagina 364
7 CYCL DEF 213 TAP NABEWERK. Cyclusdefinitie buitenbewerking Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. Q201=-30 ;DIEPTE Q206=250 ;F DIEPTEVERPLAATSING Q202=5 ;DIEPTE-INSTELLING Q207=250 ;F FREZEN Q203=+0 ;COÖR. OPPERVL. Q204=20 ;2E V.-AFSTAND Q216=+50 ;MIDDEN 1E AS Q217=+50 ;MIDDEN 2E AS Q218=90 ;LENGTE VAN DE 1E ZIJDE Q219=80 ;LENGTE VAN DE 2E ZIJDE Q220=0...
Pagina 365
Q338=5 ;AANZET NABEWERKEN Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. Q203=+0 ;COÖRD. OPPERVLAK Q204=50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. Q366=1 ;INSTEKEN 14 CYCL CALL X+50 Y+50 FMAX M3 Cyclusoproep sleuven 15 L Z+250 R0 FMAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 16 END PGM C210 MM HEIDENHAIN iTNC 530...
8.5 Cycli voor het maken van puntenpatronen Overzicht De TNC beschikt over 2 cycli waarmee puntenpatronen direct gemaakt kunnen worden: Cyclus Softkey 220 PUNTENPATROON OP CIRKEL 221 PUNTENPATROON OP LIJNEN Onderstaande bewerkingscycli kunnen met de cycli 220 en 221 gecombineerd worden: Wanneer onregelmatige puntenpatronen moeten worden gemaakt, gebruikt u punttabellen met CYCL CALL PAT (zie “Puntentabellen”...
(geldt niet voor volledige cirkel); eindhoek niet gelijk aan de starthoek invoeren; wanneer eindhoek groter dan de starthoek is ingevoerd, dan moet er tegen de klok in bewerkt worden, anders bewerking met de klok mee. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 368
Voorbeeld: NC-regels Hoekstap Q247 (incrementeel): hoek tussen twee bewerkingen op de steekcirkel; wanneer de hoekstap 53 CYCL DEF 220 PATROON OP CIRKEL gelijk aan nul is, dan berekent de TNC de hoekstap uit de starthoek, eindhoek en het aantal bewerkingen; Q216=+50 ;MIDDEN 1E AS wanneer een hoekstap ingevoerd is, dan houdt de...
7 Dit proces (6) herhaalt zich, totdat alle bewerkingen van de tweede lijn zijn uitgevoerd. 8 Aansluitend verplaatst de TNC het gereedschap naar het startpunt van de volgende lijn. 9 In een pendelbeweging worden alle verdere lijnen afgewerkt Q204 Q200 Q203 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 370
Voorbeeld: NC-regels Startpunt 1e as Q225 (absoluut): coördinaat van het startpunt in de hoofdas van het bewerkingsvlak 54 CYCL DEF 221 PATROON LIJNEN Startpunt 2e as Q226 (absoluut): coördinaat van het Q225=+15 ;STARTPUNT 1E AS startpunt in de nevenas van het bewerkingsvlak Q226=+15 ;STARTPUNT 2E AS Afstand 1e as Q237 (incrementeel): afstand tussen...
Pagina 372
7 CYCL DEF 220 PATROON OP CIRKEL Cyclusdefinitie gatencirkel 1, CYCL 200 wordt autom. opgeroepen, Q216=+30 ;MIDDEN 1E AS Q200, Q203 en Q204 werken vanaf cyclus 220 Q217=+70 ;MIDDEN 2E AS Q244=50 ;DIAMETER STEEKCIRKEL Q245=+0 ;STARTHOEK Q246=+360 ;EINDHOEK Q247=+0 ;HOEKSTAP Q241=10 ;AANTAL Q200=2...
De subprogramma's mogen geen coördinaten in de spilas bevatten. 56 LBL 2 In de eerste coördinatenregel van het subprogramma wordt het bewerkingsvlak vastgelegd. Additionele assen U, V, W zijn 60 LBL 0 toegestaan. 99 END PGM SL2 MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 374
Eigenschappen van de bewerkingscycli De TNC positioneert voor elke cyclus automatisch naar veiligheidsafstand. Elk diepteniveau wordt zonder het opnemen van het gereedschap gefreesd; om de eilanden wordt zijdelings verplaatst. De radius van „binnenhoeken“ is programmeerbaar – het gereedschap blijft niet staan, markeringen door vrije sneden worden verhinderd (geldt voor buitenste baan bij het ruimen en zijdelings nabewerken).
CONTOUR (cyclus 14) In cyclus 14 CONTOUR wordt een lijst gemaakt van subprogramma's die tot een totale contour gecombineerd moeten worden. Let vóór het programmeren op het volgende: Cyclus 14 is DEF-actief, d.w.z. dat hij vanaf zijn definitie in het programma werkzaam is. Met cyclus 14 kan een lijst gemaakt worden met maximaal 12 subprogramma's (deelcontouren).
13 CYCL DEF 14.1 CONTOURLABEL 1/2/3/4 54 C X+10 Y+50 DR- 55 LBL 0 Subprogramma 2: kamer B 56 LBL 2 57 L X+90 Y+50 RR 58 CC X+65 Y+50 59 C X+90 Y+50 DR- 60 LBL 0 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 378
„Eén totaal“ oppervlak Beide deeloppervlakken A en B inclusief het gedeelte waar A en B elkaar overlappen, moeten bewerkt worden: De oppervlakken A en B moeten kamers zijn. De eerste kamer (in cyclus 14) moet buiten de tweede beginnen. Oppervlak A: 51 LBL 1 52 L X+10 Y+50 RR 53 CC X+35 Y+50...
Pagina 379
52 L X+60 Y+50 RR 53 CC X+35 Y+50 54 C X+60 Y+50 DR- 55 LBL 0 Oppervlak B: 56 LBL 2 57 L X+90 Y+50 RR 58 CC X+65 Y+50 59 C X+90 Y+50 DR- 60 LBL 0 HEIDENHAIN iTNC 530...
CONTOURGEGEVENS (cyclus 20) In cyclus 20 wordt de bewerkingsinformatie voor de subprogramma's met de deelcontouren ingevoerd. Let vóór het programmeren op het volgende: Cyclus 20 is DEF-actief, d.w.z. dat hij vanaf zijn definitie in het bewerkingsprogramma werkzaam is. Het voorteken van de cyclusparameter diepte legt de werkrichting vast.
Diepte-instelling Q10 (incrementeel): maat die betrekking heeft op de verplaatsing van het gereedschap (voorteken bij negatieve werkrichting „– “) Aanzet diepteverplaatsing Q11: booraanzet in mm/ Ruimgereedschap nummer Q13: gereedschapsnummer van het ruimgereedschap HEIDENHAIN iTNC 530...
RUIMEN (cyclus 22) 1 De TNC positioneert het gereedschap boven het insteekpunt; daarbij wordt de overmaat voor kantnabewerking meeberekend. 2 Bij de eerste diepte-instelling freest het gereedschap met de freesaanzet Q12 de contour van binnen naar buiten 3 Daarbij worden de eilandcontouren (hier: C/D) door het benaderen van de kamercontour (hier: A/B) uitgefreesd.
NABEWERKEN ZIJKANT (cyclus 24) De TNC verplaatst het gereedschap via een cirkelbaan tangentiaal op de deelcontouren. Elke deelcontour wordt afzonderlijk nabewerkt. Let vóór het programmeren op het volgende: De som van de overmaat voor kantnabewerking (Q14) en radius van het nabewerkingsgereedschap moet kleiner zijn dan de som van overmaat voor kantnabewerking (Q3, cyclus 20) en radius ruimgereedschap.
In alle hoofdassen een gedefinieerde (absolute) positie benaderen, omdat de positie van het gereedschap aan het cycluseinde niet met de positie aan het begin van de cyclus overeenstemt. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 386
Freesdiepte Q1 (incrementeel): afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de contour Overmaat voor kantnabewerking Q3 (incrementeel): overmaat voor nabewerking in het bewerkingsvlak Coörd. werkstukoppervlak Q5 (absoluut): absolute coördinaten van het werkstukoppervlak gerelateerd aan het werkstuknulpunt Veilige hoogte Q7 (absoluut): absolute hoogte waarin een botsing tussen gereedschap en werkstuk is uitgesloten;...
3 Aan het einde van de contour verplaatst de TNC het gereedschap op veiligheidsafstand en terug naar het insteekpunt; 4 De stappen 1 t/m 3 worden herhaald, totdat de geprogrammeerde freesdiepte Q1 is bereikt 5 Vervolgens gaat het gereedschap naar veiligheidsafstand HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 388
Let vóór het programmeren op het volgende: Het geheugen voor de SL-cyclus is beperkt. In een SL- cyclus kunnen bijv. maximaal 1024 rechte-stappen geprogrammeerd worden. Het voorteken van de cyclusparameter diepte legt de werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogrammeerd, dan voert de TNC de cyclus niet uit.
6 Ten slotte verplaatst het gereedschap zich in de gereedschapsas terug op de veilige hoogte of in de laastste vóór de cyclus geprogrammeerde positie (afhankelijk van machineparameter 7420) HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 390
Let vóór het programmeren op het volgende: Het geheugen voor een SL-cyclus is beperkt. In een SL- cyclus kunnen bijv. maximaal 1024 rechte-stappen geprogrammeerd worden. Het voorteken van de cyclusparameter diepte legt de werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogrammeerd, dan voert de TNC de cyclus niet uit.
Pagina 391
Hoe kleiner de tolerantie is gedefinieerd, hoe preciezer de sleuf wordt, maar ook hoe langer de nabewerking duurt. Advies: tolerantie van 0,02 mm toepassen HEIDENHAIN iTNC 530...
CILINDERMANTEL (cyclus 29, software-optie 1) Machine en TNC moeten door de machinefabrikant voorbereid zijn. Met deze cyclus kan een op de uitslag gedefinieerde dam op de mantel van een cilinder worden overgebracht. De TNC stelt het gereedschap bij deze cyclus zo in, dat de wanden bij een actieve radiuscorrectie altijd parallel aan elkaar lopen.
Pagina 393
Cilinderradius Q16: radius van de cilinder waarop de contour bewerkt moet worden Maateenheid? Graden =0 MM/INCH=1 Q17: coördinaten van de rotatie-as in het subprogramma in graden of mm (inch) programmeren Breedte van de damQ20: breedte van de te frezen HEIDENHAIN iTNC 530...
CILINDERMANTEL buitencontour frezen (cyclus 39, software-optie 1) Machine en TNC moeten door de machinefabrikant voorbereid zijn. Met deze cyclus kan een op de uitslag gedefinieerde open contour op de mantel van een cilinder worden overgebracht. De TNC stelt het gereedschap bij deze cyclus zo in, dat de wand van de gefreesde contour bij actieve radiuscorrectie parallel aan de cilinderas verloopt.
Pagina 395
Aanzet frezen Q12: aanzet bij verplaatsingen in het bewerkingsvlak Cilinderradius Q16: radius van de cilinder waarop de contour bewerkt moet worden Maateenheid? Graden =0 MM/INCH=1 Q17: coördinaten van de rotatie-as in het subprogramma in graden of mm (inch) programmeren HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 404
11 LBL 1 Contoursubprogramma 12 L C+40 Z+20 RL Gegevens in de rotatie-as in mm (Q17=1) 13 L C+50 14 RND R7.5 15 L Z+60 16 RND R7.5 17 L IC-20 18 RND R7.5 19 L Z+20 20 RND R7.5 21 L C+40 22 LBL 0 23 END PGM C27 MM...
Pagina 406
10 L Y+250 R0 FMAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 11 LBL 1 Contoursubprogramma, beschrijving van de middelpuntsbaan 12 L C+40 Z+0 RL Gegevens in de rotatie-as in mm (Q17=1) 13 L Z+35 14 L C+60 Z+52.5 15 L Z+70 16 LBL 0 17 END PGM C28 MM 8 Programmeren: cycli...
Eigenschappen van de bewerkingscycli 4 END PGM CIRKEL1 MM De TNC positioneert voor elke cyclus automatisch naar veiligheidsafstand. Elk diepteniveau wordt zonder het opnemen van het gereedschap 0 BEGIN PGM CIRKEL31XY MM gefreesd; om de eilanden wordt zijdelings verplaatst. HEIDENHAIN iTNC 530...
De radius van „binnenhoeken“ is programmeerbaar – het gereedschap blijft niet staan, markeringen door vrije sneden worden verhinderd (geldt voor buitenste baan bij het ruimen en zijdelings nabewerken). Bij het nabewerken van de zijkanten benadert de TNC de contour via een tangentiale cirkelbaan.
Overlappende contouren De TNC beschouwt in principe een geprogrammeerde contour als kamer. Met de functies van de contourformule kan een contour in een eiland worden omgezet Kamers en eilanden kan men laten overlappen, om een nieuwe contour te vormen. Daardoor kan het oppervlak van een kamer door een overlappende kamer vergroot of een eiland verkleind worden.
Pagina 411
In de contourformule worden de vlakken A en B met de functie "samengevoegd met" verrekend Contourdefinitieprogramma: 50 ... 51 ... 52 DECLARE CONTOUR QC1 = “KAMER_A.H“ 53 DECLARE CONTOUR QC2 = “KAMER_B.H“ 54 QC10 = QC1 & QC2 55 ... 56 ... HEIDENHAIN iTNC 530...
„Verschillend“ oppervlak Oppervlak A moet zonder het gedeelte dat door B overlapt wordt, bewerkt worden: De vlakken A en B moeten in afzonderlijke programma's zonder radiuscorrectie geprogrammeerd zijn In de contourformule wordt vlak B met de functie “gesneden met complement van“ van vlak A afgetrokken Contourdefinitieprogramma: 50 ...
Pagina 415
4 L X+73 5 END PGM DRIEHOEK MM 0 BEGIN PGM VIERKANT MM Contourbeschrijvingsprogramma: vierkant links 1 L X+27 Y+58 R0 2 L X+43 3 L Y+42 4 L X+27 5 L Y+58 6 END PGM VIERKANT MM HEIDENHAIN iTNC 530...
8.8 Cycli voor het affrezen Overzicht De TNC beschikt over vier cycli waarmee oppervlakken met onderstaande eigenschappen bewerkt kunnen worden: door een CAD-/CAM-systeem gegenereerd glad, rechthoekig glad, scheefhoekig willekeurig schuin gedraaid Cyclus Softkey 30 3D-GEGEVENS AFWERKEN Voor het affrezen van 3D-gegevens in meerdere verplaatsingen 230 AFFREZEN Voor vlakke, rechthoekige oppervlakken...
69 CYCL DEF 30.5 VERPL. +5 F100 Aanzet frezen 4: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het frezen in mm/min 70 CYCL DEF 30.6 F350 M8 Additionele M-functie: optionele mogelijkheid tot het invoeren van een additionele M-functie, bijv. M13 HEIDENHAIN iTNC 530...
AFFREZEN (cyclus 230) 1 De TNC positioneert het gereedschap in ijlgang FMAX vanaf de actuele positie in het bewerkingsvlak naar het startpunt 1; de TNC verplaatst het gereedschap daarbij met de gereedschapsradius naar links en naar boven 2 Aansluitend verplaatst het gereedschap met FMAX in de spilas naar de veiligheidsafstand en vervolgens in de aanzet diepteverplaatsing naar de geprogrammeerde startpositie in de spilas.
Pagina 419
Q225=+10 ;STARTPUNT 1E AS Q226=+12 ;STARTPUNT 2E AS Q227=+2.5 ;STARTPUNT 3E AS Q218=150 ;LENGTE VAN DE 1E ZIJDE Q219=75 ;LENGTE VAN DE 2E ZIJDE Q240=25 ;AANTAL SNEDEN Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL. Q207=500 ;AANZET FREZEN Q209=200 ;DWARSAANZET Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. HEIDENHAIN iTNC 530...
RECHTLIJNIG AFVLAKKEN (cyclus 231) 1 De TNC positioneert het gereedschap vanuit de actuele positie met een 3D-rechteverplaatsing naar startpunt 2 Aansluitend verplaatst het gereedschap zich met de geprogrammeerde aanzet frezen naar eindpunt 3 Van daaruit verplaatst de TNC het gereedschap in ijlgang FMAX met de gereedschapsdiameter in positieve richting van de spilas en daarna weer terug naar startpunt 4 Op startpunt...
Pagina 421
Q232 3e punt 2e as Q232 (absoluut): coördinaat van punt N = Q240 in de nevenas van het bewerkingsvlak 3e punt 3e as Q233 (absoluut): coördinaat van punt in de spilas Q229 Q226 Q207 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 422
Voorbeeld: NC-regels 4e punt 1e as Q234 (absoluut): coördinaat van punt in de hoofdas van het bewerkingsvlak 72 CYCL DEF 231 RECHTLIJNIG AFVLAKKEN 4e punt 2e as Q235 (absoluut): coördinaat van punt Q225=+0 ;STARTPUNT 1E AS in de nevenas van het bewerkingsvlak Q226=+5 ;STARTPUNT 2E AS 4e punt 3e as Q236 (absoluut): coördinaat van punt...
8 Het proces herhaalt zich, totdat alle verplaatsingen zijn uitgevoerd Bij de laatste verplaatsing wordt slechts de ingevoerde nabewerkingsovermaat met de aanzet nabewerken afgefreesd 9 Aan het eind verplaatst de TNC het gereedschap met FMAX terug naar de 2e veiligheidsafstand HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 424
Strategie Q389=1 3 Daarna verplaatst het gereedschap zich met de geprogrammeerde aanzet frezen naar het eindpunt Het eindpunt ligt in het vlak. De TNC berekent het eindpunt uit het geprogrammeerde startpunt, de geprogrammeerde lengte en de gereedschapsradius 4 De TNC verplaatst het gereedschap met aanzet voorpositioneren naar het startpunt van de volgende regel;...
Pagina 425
9 Aan het eind verplaatst de TNC het gereedschap met FMAX terug naar de 2e veiligheidsafstand Let vóór het programmeren op het volgende: 2e veiligheidsafstand Q204 zo invoeren dat een botsing met het werkstuk of de spaninrichting uitgesloten is. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 426
Bewerkingsstrategie (0/1/2) Q389: vastleggen hoe de TNC de vlakken moet bewerken: 0: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing met de aanzet positioneren buiten het te bewerken oppervlak 1: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing met de aanzet frezen in het te bewerken oppervlak 2: regel voor regel bewerken, terugtrekken en zijdelingse verplaatsing met de aanzet positioneren...
Pagina 427
Aanzet voorpositioneren Q253: verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het benaderen van de startpositie en het verplaatsen naar de volgende regel in mm/min; wanneer dwars in het materiaal verplaatst wordt (Q389=1), voert de TNC de dwarsverplaatsing met freesaanzet Q207 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 428
Voorbeeld: NC-regels Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand tussen gereedschapspunt en startpositie in de 71 CYCL DEF 232 VLAKFREZEN gereedschapsas. Als u met bewerkingsstrategie Q389=2 freest, benadert de TNC binnen de Q389=2 ;STRATEGIE veiligheidsafstand met de actuele diepte-instelling Q225=+10 ;STARTPUNT 1E AS het startpunt van de volgende regel Q226=+12 ;STARTPUNT 2E AS...
Pagina 429
;START 1E AS Q226=+0 ;START 2E AS Q227=+35 ;START 3E AS Q218=100 ;LENGTE VAN DE 1E ZIJDE Q219=100 ;LENGTE VAN DE 2E ZIJDE Q240=25 ;AANTAL SNEDEN Q206=250 ;AANZET DIEPTEVERPLAATSING Q207=400 ;AANZET FREZEN Q209=150 ;AANZET DWARS Q200=2 ;VEILIGHEIDSAFST. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 430
7 L X+-25 Y+0 R0 FMAX M3 Voorpositioneren in de buurt van het startpunt 8 CYCL CALL Cyclusoproep 9 L Z+250 R0 FMAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 10 END PGM C230 MM 8 Programmeren: cycli...
Coördinatenomrekening terugzetten: Cyclus met waarden voor de basisinstelling opnieuw definiëren, bijv. maatfactor 1,0 Additionele functies M02, M30 of de regel END PGM uitvoeren (afhankelijk van machineparameter 7300) Nieuw programma kiezen Additionele functie M142 Modale programma-informatie wissenprogrammeren HEIDENHAIN iTNC 530...
NULPUNT-verschuiving (cyclus 7) Met de NULPUNTVERSCHUIVING kunnen bewerkingen op willekeurige plaatsen van het werkstuk herhaald worden. Werking Na een cyclusdefinitie NULPUNTVERSCHUIVING zijn alle ingevoerde coördinaten aan het nieuwe nulpunt gerelateerd. De verschuiving in elke as toont de TNC in het extra statusvenster. Er mogen ook rotatie- assen worden ingevoerd.
Nulpuntstabellen uit de TNC 4xx, waarvan de coördinaten betrekking hadden op het machinenulpunt (MP7475 = 1), mogen in de iTNC 530 niet worden toegepast. Wanneer nulpuntverschuivingen met nulpuntstabellen worden toegepast, moet gebruik worden gemaakt van de functie SEL TABLE, om de gewenste nulpuntstabel vanuit het NC-programma te activeren.
Pagina 434
Terugzetten Uit de nulpuntstabel verschuiving naar de coördinaten X=0; Y=0 etc. oproepen Verschuiving naar de coördinaten X=0; Y=0 etc. direct d.m.v. een cyclusdefinitie oproepen Nulpuntstabel in het NC-programma kiezen Met de functie SEL TABLE kiest u de nulpuntstabel waaruit de TNC de nulpunten haalt: Functies voor programma-oproep kiezen: toets PGM CALL indrukken...
Pagina 435
Begin van de tabel kiezen Einde van de tabel kiezen Per bladzijde terugbladeren Per bladzijde verderbladeren Regel invoegen (alleen mogelijk aan tabeleinde) Regel wissen Ingevoerde regel overnemen en sprong naar volgende regel In te geven aantal regels (nulpunten) aan tabeleinde toevoegen HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 436
Nulpuntstabel in een werkstand Programma-afloop bewerken In een werkstand Programma-afloop kan de actieve nulpuntstabel worden gekozen. Druk daarvoor de softkey NULPUNTSTABEL in. U heeft dan dezelfde bewerkingsfuncties tot uw beschikking als in de werkstand Programmeren/bewerken Actuele waarden in de gereedschapstabel overnemen Via de toets „Actuele positie overnemen“...
REFERENTIEPUNT VASTLEGGEN (cyclus 247) Als u de iTNC 530 met de instelling PRESET = OFF gebruikt, werkt cyclus 247 zoals beschreven staat in het gebruikershandboek van de software 340 420-xx. Met de cyclus REFERENTIEPUNT VASTLEGGEN kan een preset die in de preset-tabel is gedefinieerd, als nieuw referentiepunt worden geactiveerd.
SPIEGELEN (cyclus 8) De TNC kan een bewerking in het bewerkingsvlak in spiegelbeeld uitvoeren. Werking De spiegeling werkt vanaf de definitie in het programma. Zij werkt ook in de werkstand Positioneren met handinvoer. De TNC toont actieve spiegelassen in de extra statusweergave. Wanneer één as wordt gespiegeld, verandert de baanrichting van het gereedschap.
Pagina 439
Er mogen maximaal drie assen worden ingevoerd Terugzetten Cyclus SPIEGELEN met invoer NO ENT opnieuw programmeren. Voorbeeld: NC-regels 79 CYCL DEF 8.0 SPIEGELEN 80 CYCL DEF 8.1 X Y U HEIDENHAIN iTNC 530...
ROTATIE (cyclus 10) Binnen een programma kan de TNC het coördinatensysteem in het bewerkingsvlak om het actuele nulpunt roteren. Werking De ROTATIE werkt vanaf de definitie in het programma. Zij werkt ook in de werkstand Positioneren met handinvoer. De TNC toont de actieve rotatiehoek in de additionele statusweergave.
MAATFACTOR ASSP. (cyclus 26) Let vóór het programmeren op het volgende: Coördinatenassen met posities voor cirkelbanen mogen niet met verschillende factoren gestrekt of gestuikt worden. Voor elke coördinatenas kan een eigen asspecifieke maatfactor worden ingevoerd. Additioneel kunnen de coördinaten van een centrum voor alle maatfactoren geprogrammeerd worden.
Cyclus 19 werkt vanaf de definitie in het programma. Zodra een as in het gezwenkte systeem wordt verplaatst, werkt de correctie voor deze as. Wanneer de correctie in alle assen moet worden verrekend, dan moeten alle assen verplaatst worden. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 444
Indien de functie ZWENKEN programma-afloop in de werkstand Handbediening op ACTIEF gezet is (zie „Bewerkingsvlak zwenken (software-optie 1)”, bladzijde 72), wordt de in dit menu ingevoerde hoekwaarde van cyclus 19 BEWERKINGSVLAK overschreven. Rotatie-as en -hoek?: rotatie-as met bijbehorende rotatiehoek invoeren; de rotatie-assen A, B en C via softkeys programmeren Omdat niet-geprogrameerde presetwaarden van rotatie- assen in principe altijd als ongewijzigde waarden worden...
Pagina 445
12 L B+15 R0 F1000 Rotatie-as positioneren 13 CYCL DEF 19.0 BEWERKINGSVLAK Hoek voor correctieberekening definiëren 14 CYCL DEF 19.1 B+15 15 L Z+80 R0 FMAX Correctie activeren spilas 16 L X-8.5 Y-10 R0 FMAX Correctie activeren bewerkingsvlak HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 446
Digitale uitlezing in het gezwenkte systeem De weergegeven posities (NOMINAAL en ACTUEEL) en de weergave van het nulpunt in de additionele statusweergave zijn na activering van cyclus 19 aan het gezwenkte coördinatensysteem gerelateerd. Het kan dus zijn dat de aangegeven positie direct na de cyclusdefinitie niet meer overeenstemt met de coördinaten van de positie, die als laatste voor cyclus 19 is geprogrammeerd.
Pagina 447
Handbediening; bij niet-gestuurde assen hoekwaarden van de rotatie-assen in het menu invoeren Bij niet-gestuurde assen moeten de ingevoerde hoekwaarden met de actuele positie van de rotatie-as(sen) overeenkomen, anders wordt door de TNC het referentiepunt foutief berekend. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 448
5 Referentiepunt vastleggen Handmatig door aanraken zoals in het niet-gezwenkte systeem zie „Referentiepunt vastleggen (zonder 3D-tastsysteem)”, bladzijde 64 Gestuurd met een HEIDENHAIN 3D-tastsysteem (zie gebruikershandboek, Tastcycli, hoofdstuk 2) Automatisch met een HEIDENHAIN 3D-tastsysteem (zie gebruikershandboek tastcycli, hoofdstuk 3) 6 Bewerkingsprogramma in de werkstand automatische...
Pagina 449
Terugspringen naar LBL 10; in het totaal 6 keer 14 CALL LBL 10 REP 6/6 Rotatie terugzetten 15 CYCL DEF 10.0 ROTATIE 16 CYCL DEF 10.1 ROT+0 Nulpuntverschuiving terugzetten 17 CYCL DEF 7.0 NULPUNT 18 CYCL DEF 7.1 X+0 19 CYCL DEF 7.2 Y+0 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 450
20 L Z+250 R0 FMAX M2 Gereedschap terugtrekken, einde programma 21 LBL 1 Subprogramma 1 22 L X+0 Y+0 R0 FMAX Vastleggen van de freesbewerking 23 L Z+2 R0 FMAX M3 24 L Z-5 R0 F200 25 L X+30 RL 26 L IY+10 27 RND R5 28 L IX+20...
PROGRAMMA-OPROEP (cyclus 12) Er kunnen willekeurige bewerkingsprogramma's, zoals bijv. speciale boorcycli of geometrische modules, aan een bewerkingscyclus gelijkgesteld worden. Dit programma wordt dan zoals een cyclus opgeroepen. 7 CYCL DEF 12.0 0 BEGIN PGM PGM CALL LOT31 MM Let vóór het programmeren op het volgende: 8 CYCL DEF 12.1 Het opgeroepen programma moet op de harde schijf van LOT31...
13 is gedefinieerd, dan positioneert de TNC de hoofdspil op een hoekwaarde, die door de machinefabrikant is vastgelegd (zie machinehandboek). Oriëntatiehoek: hoek gerelateerd aan de hoekreferentie-as van het bewerkingsvlak invoeren Invoerbereik: 0 t/m 360° Invoerfijnheid: 0,1° HEIDENHAIN iTNC 530...
TOLERANTIE (cyclus 32, software-optie 2) Machine en TNC moeten door de machinefabrikant voorbereid zijn. De TNC maakt automatisch de contour tussen willekeurige (niet gecorrigeerde en gecorrigeerde) contourelementen gladder. Hierdoor verplaatst het gereedschap zich continu op het werkstukoppervlak. Indien nodig, wordt door de TNC de geprogrammeerde aanzet automatisch gereduceerd, zodat het programma altijd "schokvrij"...
Pagina 455
TNC de rotatie-as zich dan niet altijd naar de opgegeven nominale positie hoeft te verplaatsen. De contour wordt door de invoer van een tolerantie niet beschadigt. Alleen de positie van de rotatie-as gerelateerd aan het werkstukoppervlak verandert. HEIDENHAIN iTNC 530...
9.1 De PLANE-functie: zwenken van het bewerkingsvlak (software-optie 1) Inleiding De functies voor het zwenken van het bewerkingsvlak moeten door uw machinefabrikant vrijgegeven zijn! Met de PLANE-functie (Eng. plane = vlak) staat u een krachtige functie ter beschikking, waarmee u op verschillende manieren gezwenkte bewerkingsvlakken kunt definiëren.
Pagina 459
PLANE-functies identiek is (zie “Positioneergedrag van de PLANE-functie vastleggen” op bladzijde 474) De functie Actuele positie overnemen is niet mogelijk bij een actief gezwenkt bewerkingsvlak. HEIDENHAIN iTNC 530...
PLANE-functie definiëren Eventueel softkey-balk doorschakelen Speciale TNC-functies selecteren: softkey SPECIALE TNC-FUNCT. indrukken PLANE-functie selecteren: softkey BEWERKINGSVLAK ZWENKEN indrukken: De TNC toont de beschikbare definitiemogelijkheden in de softkey-balk Functie selecteren bij actieve animatie Animatie inschakelen: softkey ANIMATIE SELECTEREN AAN/UIT op AAN zetten Animatie voor de verschillende definitiemogelijkheden starten: Op een van de beschikbare softkeys drukken, de TNC laat de ingedrukte softkey met een andere kleur oplichten en start de...
TURN/STAY (invoer absoluut noodzakelijk)” op bladzijde 475) Invoer beëindigen:END-toets indrukken De functie PLANE RESET zet de actieve PLANE-functie – of een actieve cyclus 19 – volledig terug (hoek = 0 en functie niet actief). Er is geen meervoudige definitie noodzakelijk. HEIDENHAIN iTNC 530...
9.2 Bewerkingsvlak via ruimtelijke hoeken definiëren: PLANE SPATIAL Toepassing Ruimtelijke hoeken bepalen een bewerkingsvlak via maximaal drie rotaties om het machinevaste coördinatensysteem. De volgorde van de rotaties is vast ingesteld: eerst om as A, daarna om as B en vervolgens om as C (de werking komt overeen met die van cyclus 19, mits de invoer in cyclus 19 op ruimtelijke hoeken was ingesteld).
9.3 Bewerkingsvlak via projectiehoeken definiëren: PLANE PROJECTED Toepassing Projectiehoeken definiëren een bewerkingsvlak door de opgave van twee hoeken die via de projectie van het 1e coördinatenvlak (Z/X bij gereedschapsas Z) en het 2e coördinatenvlak (Y/Z bij gereedschapsas Z) in het te definiëren bewerkingsvlak kunnen worden bepaald. Let vóór het programmeren op het volgende: Projectiehoeken kunnen alleen worden gebruikt indien een vierkant moet worden bewerkt.
9.4 Bewerkingsvlak via Euler- hoeken definiëren: PLANE EULER Toepassing Euler-hoeken bepalen een bewerkingsvlak via maximaal drie rotaties om het desbetreffende gezwenkte coördinatensysteem. De drie Euler-hoeken zijn door de Zwitserse wiskundige Euler gedefinieerd. In relatie tot het machine-coördinatensysteem gaat het om de volgende hoeken: Precessiehoek Rotatie van het coördinatensysteem om de Z-as...
Z-as beschrijft EULNU Nutatiehoek: hoek die de rotatie van het coördinatensysteem om de door de precessiehoek verdraaide X-as beschrijft EULROT Rotatiehoek: hoek die de rotatie van het gezwenkte bewerkingsvlak om de gezwenkte Z- as beschrijft HEIDENHAIN iTNC 530...
9.5 Bewerkingsvlak via twee vectoren definiëren: PLANE VECTOR Toepassing De definitie van een bewerkingsvlak via twee vectoren kan worden toegepast, indien uw CAD-systeem de basisvector en de normaalvector van het gezwenkte bewerkingsvlak kan berekenen. Er is geen gestandaardiseerde invoer noodzakelijk. De TNC berekent de standaardisatie intern, zodat u waarden tussen -9.9999999 en +9.9999999 kunt invoeren.
9.6 Bewerkingsvlak via drie punten definiëren: PLANE POINTS Toepassing Een bewerkingsvlak kan door de opgave van drie willekeurige punten P1 t/m P3 van dit vlak eenduidig worden gedefinieerd. Deze mogelijkheid is in de functie PLANE POINTS gerealiseerd. Let vóór het programmeren op het volgende: De verbinding tussen punt 1 en punt 2 geeft de richting van de gezwenkte hoofdas aan (X bij gereedschapsas Z).
9.7 Bewerkingsvlak via een afzonderlijke, incrementele ruimtelijke hoek definiëren: PLANE RELATIVE Toepassing De incrementele ruimtelijke hoek moet worden gebruikt indien een reeds actief, gezwenkt bewerkingsvlak door een extra rotatie moet worden gezwenkt. Voorbeeld: afkanting van 45° ter plaatse van een gezwenkt vlak aanbrengen.
Invoerbereik: -359.9999° t/m +359.9999° Ga verder met de positioneereigenschappen (zie “Positioneergedrag van de PLANE-functie vastleggen” op bladzijde 474) Voorbeeld: NC-regel 5 PLANE RELATIV SPB-45 ..Gebruikte afkortingen Afkorting Betekenis RELATIE(F)VE Engels relative = gerelateerd aan HEIDENHAIN iTNC 530...
9.8 Positioneergedrag van de PLANE-functie vastleggen Overzicht De volgende functies zijn altijd voor het positioneergedrag beschikbaar, ongeacht welke PLANE-functie u gebruikt om het gezwenkte bewerkingsvlak te definiëren: Automatisch naar binnen zwenken Keuze van alternatieve zwenkmogelijkheden Keuze van de wijze van transformatie 9 Programmeren: speciale functies...
Afstand rotatiepunt van gereedschapspunt en Aanzet? F= worden gedefinieerd. Indien u de optie TURN (PLANE-functie moet automatisch zonder compensatiebeweging naar binnen zwenken) heeft geselecteerd, moeten de hierna beschreven parameter Aanzet? F= worden gedefinieerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 476
Afstand tot hartlijn van gereedschapspunt (incrementeel): de TNC zwenkt het gereedschap (de tafel) rondom de gereedschapspunt naar binnen. Via de parameter ABST verplaatst u de hartlijn van de inzwenkbeweging in relatie tot de actuele positie van de gereedschapspunt. Let op! Als het gereedschap vóór het naar binnen zwenken op de aangegeven afstand tot het werkstuk staat, bevindt zich het gereedschap ook na het naar binnen zwenken -...
Pagina 477
12 L Z+250 R0 FMAX Op veilige hoogte positioneren 13 PLANE SPATIAL SPA+0 SPB+45 SPC+0 STAY PLANE-functie definiëren en activeren 14 L A+Q120 C+Q122 F2000 Rotatie-as met de door de TNC berekende waarden positioneren Bewerking in het gezwenkte vlak definiëren HEIDENHAIN iTNC 530...
Keuze van alternatieve zwenkmogelijkheden: SEQ +/– (optionele invoer) Uit de door u gedefinieerde positie van het bewerkingsvlak moet de TNC de bijbehorende positie van de op uw machine aanwezige rotatie- assen berekenen. Meestal zijn er twee mogelijke oplossingen. Via schakelaar SEQ kunt u instellen welke oplossing de TNC moet toepassen: SEQ+ positioneert de master-as zodanig dat deze een positieve hoek vormt.
De rondtafel wordt niet verplaatst, de rotatie wordt rekenkundig gecompenseerd TABLE ROT legt vast dat de PLANE-functie de rondtafel naar de gedefinieerde zwenkhoek moet positioneren. De compensatie vindt via werkstukrotatie plaats HEIDENHAIN iTNC 530...
9.9 Geneigd frezen in het gezwenkte vlak Functie In combinatie met de nieuwe PLANE-functies en M128 kunt u in een gezwenkt bewerkingsvlak geneigd frezen. Hiervoor zijn twee definitiemogelijkheden beschikbaar: Geneigd frezen door incrementele verplaatsing van een rotatie-as Geneigd frezen via normaalvectoren Geneigd frezen in het gezwenkte vlak is alleen met radiusfrezen mogelijk.
9.10 FUNCTION TCPM (software- optie 2) Functie De machinegeometrie moet door de machinefabrikant in machineparameters of in kinematica-tabellen vastgelegd zijn. Bij zwenkassen met Hirth-vertanding: Positie van de zwenkas alleen veranderen nadat het gereedschap uit het materiaal is gehaald. Anders kan de contour bij het terugtrekken uit de vertanding worden beschadigd.
F CONT legt vast dat de geprogrammeerde aanzet als baanaanzet van de in de desbetreffende NC-regel geprogrammeerde assen wordt geïnterpreteerd NC-voorbeeldregels: 13 FUNCTION TCPM F TCP ... Aanzet is gerelateerd aan de gereedschapspunt 14 FUNCTION TCPM F CONT ... Aanzet wordt als baanaanzet geïnterpreteerd HEIDENHAIN iTNC 530...
Interpretatie van de geprogrammeerde coördinaten van de rotatie-as Bij machines met 45°-zwenkkoppen of 45°-zwenktafels was het tot nu toe niet mogelijk eenvoudig een neighoek of een gereedschapsoriëntatie gerelateerd aan het op dat moment actieve coördinatensysteem (ruimtelijke hoek) in te stellen. Deze functie kon alleen via extern gemaakte programma's met normaalvectoren voor vlakken (LN-regels) worden uitgevoerd.
Peripheral Milling. NC-voorbeeldregels: 13 FUNCTION TCPM F TCP AXIS SPAT PATHCTRL AXIS Gereedschapspunt verplaatst zich op een rechte 14 FUNCTION TCPM F TCP AXIS POS PATHCTRL VECTOR Gereedschapspunt en gereedschapsrichtingsvector verplaatsen zich in een vlak HEIDENHAIN iTNC 530...
FUNCTION TCPM terugzetten FUNCTION RESET TCPM gebruiken wanneer u de functie specifiek in een programma wilt terugzetten NC-voorbeeldregel: 25 FUNCTION RESET TCPM FUNCTION TCPM terugzetten De TNC zet FUNCTION TCPM automatisch terug wanneer u in een programma-afloop-werkstand een nieuw programma selecteert. U mag FUNCTION TCPM alleen terugzetten wanneer de PLANE-functie niet actief is.
Om een programma "Achteruit bewerken" te kunnen maken, moet de TNC eerst een gelineariseerd programma "Vooruit bewerken" maken, d.w.z. een programma maken waarin alle contourelementen zijn gefragmenteerd. Dit programma kan eveneens worden afgewerkt en heeft de bestandsnaamtoevoeging _fwd.h. HEIDENHAIN iTNC 530...
Bewerkings- en tastcycli Cycli-oproepen CYCL CALL, CYCL CALL PAT, CYCL CALL POS Additionele functies M HEIDENHAIN adviseert daarom om alleen programma’s te converteren die een zuivere pure contourbeschrijving bevatten. Toegestaan zijn alle op de TNC programmeerbare baanfuncties, inclusief FK-regels. RND- en CHF-regels verschuift de TNC zodanig, dat deze op de juiste plaats op de contour weer afgewerkt worden.
11 CALL PGM CONT1_FWD.H Incrementele diepteverplaatsing 12 L IZ-2.5 F1000 Programma "Achteruit bewerken" oproepen 13 CALL PGM CONT1_REV.H Programmadeel vanaf regel 9 drie keer herhalen 14 CALL LBL 1 REP3 Terugtrekken, einde programma 15 L Z+100 R0 F MAX M2 HEIDENHAIN iTNC 530...
10.1 Subprogramma's en herhalingen van programmadelen kenmerken Eenmaal geprogrammeerde bewerkingsstappen kunnen met subprogramma's en herhalingen van programmadelen meermaals uitgevoerd worden. Label Subprogramma's en herhalingen van programmadelen beginnen in het bewerkingsprogramma met het merkteken LBL, een afkorting van LABEL (Engels voor merkteken, kenmerk). LABELS worden aangeduid met een nummer tussen 1 en 254.
Labelnummer: labelnummer van het op te roepen subprogramma invoeren Herhalingen REP: dialoog met toets NO ENT overslaan. Herhalingen REP alleen bij herhalingen van programmadelen toepassen CALL LBL 0 is niet toegestaan, omdat dit toegepast wordt voor het oproepen van einde subprogramma. HEIDENHAIN iTNC 530...
10.3 Herhalingen van programmadelen Label LBL Herhalingen van programmadelen beginnen met het merkteken LBL (LABEL). Een herhaling van een programmadeel wordt met CALL LBL /REP afgesloten. 0 BEGIN PGM ... Werkwijze LBL1 1 De TNC voert het bewerkingsprogramma tot het einde van het programmadeel (CALL LBL /REP) uit 2 Vervolgens herhaalt de TNC het programmadeel tussen het opgeroepen LABEL en de labeloproep CALL LBL /REP zo vaak als...
TNC geen LABELS nodig END PGM A END PGM B Het opgeroepen programma mag geen additionele functie M2 of M30 bevatten Het opgeroepen programma mag geen oproep CALL PGM naar het oproepende programma bevatten (herhalingslus) HEIDENHAIN iTNC 530...
Willekeurig programma als subprogramma oproepen Functies voor programma-oproep kiezen: toets PGM CALL indrukken Softkey PROGRAMMA indrukken Volledige pad van het op te roepen programma invoeren, met de END-toets bevestigen Het opgeroepen programma moet op de harde schijf van de TNC zijn opgeslagen. Wanneer alleen de programmanaam ingevoerd wordt, moet het opgeroepen programma in dezelfde directory staan als het oproepende programma.
Begin van subprogramma 1 39 CALL LBL 2 Subprogramma bij LBL2 wordt opgeroepen 45 LBL 0 Einde van subprogramma 1 46 LBL 2 Begin van subprogramma 2 62 LBL 0 Einde van subprogramma 2 63 END PGM UPGMS MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Programma-uitvoering 1 Hoofdprogramma UPGMS wordt t/m regel 17 uitgevoerd 2 Subprogramma 1 wordt opgeroepen en t/m regel 39 uitgevoerd. 3 Subprogramma 2 wordt opgeroepen en t/m regel 62 uitgevoerd. Einde van subprogramma 2 en terugspringen naar het subprogramma van waaruit het opgeroepen werd Subprogramma 1 wordt van regel 40 t/m regel 45 uitgevoerd.
2 Subprogramma 2 wordt opgeroepen en uitgevoerd 3 Programmadeel tussen regel 12 en regel 10 wordt 2 keer herhaald: subprogramma 2 wordt 2 keer herhaald. 4 Hoofdprogramma UPGREP wordt van regel 13 t/m regel 19 uitgevoerd; einde programma. HEIDENHAIN iTNC 530...
Voorbeeld: contourfrezen in meerdere verplaatsingen Programma-afloop Gereedschap voorpositioneren op de bovenkant van het werkstuk Verplaatsing incrementeel invoeren contourfrezen Verplaatsing en contourfrezen herhalen 0 BEGIN PGM PGMWDH MM 1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-40 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 3 TOOL DEF 1 L+0 R+10 Gereedschapsdefinitie 4 TOOL CALL 1 Z S500...
Pagina 501
18 DEP CT CCA90 R+5 F1000 Terugtrekken 19 L X-20 Y+0 R0 FMAX Terugspringen naar LBL 1; in totaal 4 keer 20 CALL LBL 1 REP 4/4 Gereedschap terugtrekken, einde programma 21 L Z+250 R0 FMAX M2 22 END PGM PGMWDH MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Voorbeeld: boorgroepen Programma-afloop Boorgroepen benaderen in het hoofdprogramma Boorgroep oproepen (subprogramma 1) Boorgroep slechts 1 keer in subprogramma 1 programmeren 0 BEGIN PGM UP1 MM 1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 3 TOOL DEF 1 L+0 R+2.5 Gereedschapsdefinitie 4 TOOL CALL 1 Z S5000...
Pagina 503
16 L IX.20 R0 FMAX M99 Boring 3 benaderen, cyclus oproepen 17 L IY+20 R0 FMAX M99 Boring 4 benaderen, cyclus oproepen 18 L IX-20 R0 FMAX M99 Einde van subprogramma 1 19 LBL 0 20 END PGM UP1 MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Voorbeeld: boorgroep met diverse gereedschappen Programma-afloop Bewerkingscycli programmeren in het hoofdprogramma Compleet boorpatroon oproepen (subprogramma 1) Boorgroepen benaderen in subprogramma 1, boorgroep oproepen (subprogramma 2) Boorgroep slechts 1 keer in subprogramma 2 programmeren 1 1 3 0 BEGIN PGM UP2 MM 1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 3 TOOL DEF 1 L+0 R+4...
Pagina 505
30 L 9X+20 R0 FMAX M99 Boring 3 benaderen, cyclus oproepen 31 L IY+20 R0 FMAX M99 Boring 4 benaderen, cyclus oproepen 32 L IX-20 R0 FMAX M99 Einde van subprogramma 2 33 LBL 0 34 END PGM UP2 MM HEIDENHAIN iTNC 530...
11.1 Principe en functie-overzicht Met Q-parameters kan in een bewerkingsprogramma een volledige productfamilie gedefinieerd worden. In plaats van getalswaarden moeten dan variabelen ingevoerd worden: de Q-parameters. Q-parameters staan bijvoorbeeld voor: coördinatenwaarden aanzetten toerentallen cyclusgegevens Bovendien kunnen met Q-parameters contouren geprogrammeerd worden, die via wiskundige functies bepaald zijn.
„Q“ ingedrukt worden (op het toetsenbord voor getalinvoer en askeuze onder de –/+ -toets). Dan toont de TNC onderstaande softkeys: Functiegroep Softkey Wiskundige basisfuncties Hoekfuncties Functie voor cirkelberekening Indien/dan-beslissingen, sprongen Overige functies Formule direct invoeren Functie voor het bewerken van ingewikkelde contouren HEIDENHAIN iTNC 530...
11.2 Productfamilies – Q-parameters in plaats van getalwaarden Met de Q-parameterfunctie FN0: TOEWIJZING worden aan de Q- parameters getalwaarden toegewezen. I.p.v. een getalwaarde wordt in het bewerkingsprogramma een Q-parameter toegepast. NC-voorbeeldregels 15 FNO: Q10=25 toewijzing Q10 heeft de waarde 25 L X +Q10 hetzelfde als L X +25 Voor productfamilies worden bijv.
Verboden: wortel uit een negatieve waarde! Rechts van „=“-teken mag het volgende ingevoerde worden: twee getallen twee Q-parameters een getal en een Q-parameter De Q-parameters en getalwaarden in de vergelijkingen kunnen willekeurig van een voorteken worden voorzien. HEIDENHAIN iTNC 530...
α = arctan (a / b) = arctan (sin α / cos α) Voorbeeld: a = 25 mm b = 50 mm α = arctan (a / b) = arctan 0,5 = 26,57° Bovendien geldt: a² + b² = c² (met a² = a x a) (a² + b²) HEIDENHAIN iTNC 530...
Het programmeren van hoekfuncties De hoekfuncties verschijnen d.m.v. het indrukken van de softkey HOEK-FUNCT. De TNC toont de softkeys in onderstaande tabel. Programmering: zie „Voorbeeld: basisberekeningen programmeren“ Functie Softkey FN6: SINUS bijv. FN6: Q20 = SIN–Q5 Sinus van een hoek in graden (°) bepalen en toewijzen FN7: COSINUS bijv.
Q20, het cirkelmiddelpunt van de nevenas (Y bij spilas Z) in parameter Q21 en de cirkelradius in parameter Q22 op. Let erop dat FN23 en FN24 behalve het parameternr. voor resultaat ook de twee volgende parameters automatisch overschrijven. HEIDENHAIN iTNC 530...
11.6 Indien/dan-beslissingen met Q- parameters Toepassing Bij indien/dan-beslissingen vergelijkt de TNC een Q-parameter met een andere Q-parameter of een getalwaarde. Wanneer aan de voorwaarde voldaan is, dan gaat de TNC verder met het bewerkingsprogramma op het aangegeven LABEL dat achter de voorwaarde geprogrammeerd werd (LABEL zie „Subprogramma's en herhalingen van programmadelen kenmerken”, bladzijde 492).
Toegepaste afkortingen en begrippen (Engl.): indien (Engl. equal): gelijk aan (Engl. not equal): ongelijk (Engl. greater than): Groter dan (Engl. less than): Kleiner dan GOTO (Engl. go to): ga naar HEIDENHAIN iTNC 530...
11.7 Q-parameters controleren en veranderen Werkwijze Q-parameters kunnen bij het maken, testen en uitvoeren in de werkstanden Programmeren/bewerken, Programmatest, Automatische programma-afloop en Programma-afloop regel voor regel worden gecontroleerd en veranderd. Eventueel Programma-afloop afbreken (bijv. externe STOP-toets en softkey INTERNE STOP indrukken) resp. Programmatest stoppen Q-parameter-functies oproepen: toets Q resp.
FN19:PLC Waarden aan de PLC doorgeven FN20:WAIT FOR NC en PLC synchroniseren FN25:PRESET Referentiepunt vastleggen tijdens de programma-afloop FN26:TABOPEN Vrij definieerbare tabel openen FN27:TABWRITE In een vrij definieerbare tabel schrijven FN28:TABREAD Uit een vrij definieerbare tabel lezen HEIDENHAIN iTNC 530...
Met de functie FN14: ERROR kunnen programmagestuurde Foutnummer Tekst meldingen uitgegeven worden, die door de machinefabrikant resp. 1000 Spil ? door HEIDENHAIN voorgeprogrammeerd zijn: wanneer de TNC in de 1001 Gereedschapsas ontbreekt programma-afloop of programmatest bij een regel met FN 14 komt, 1002 Gereedschapsradius te klein dan wordt het programma onderbroken en volgt er een melding.
Pagina 521
Diepte negatief invoeren 1078 Q303 niet in meetcyclus gedefinieerd! 1079 Gereedschapsas niet toegestaan 1080 Berekende waarde foutief 1081 Tegenstrijdige meetpunten 1082 Veilige hoogte verkeerd ingevoerd 1083 Tegenstrijdige manier van insteken 1084 Bewerkingscyclus niet toegestaan 1085 Regel heeft schrijfbeveiliging HEIDENHAIN iTNC 530...
FN15: PRINT: teksten of Q-parameterwaarden uitgeven Data-interface instellen: bij het menupunt PRINT resp. PRINTTEST wordt het pad vastgelegd, waaronder de TNC de teksten of de waarden van Q-parameters moet opslaan. Zie „Toewijzing”, bladzijde 582. Via de Ethernet-poort kunnen met FN15 geen gegevens worden uitgevoerd.
Q-parameters vastgelegd worden. Voorbeeld van een tekstbestand, dat het uitgaveformaat vastlegt: “MEETPROTOCOL ZWAARTEPUNT SCHOEPENRAD“; “DATUM: %02.2d-%02.2d-%4d“,DAY,MONTH,YEAR4; “TIJD: %2d:%02.2d:%02.2d“,HOUR,MIN,SEC;“ “————————————————————————“ “AANTAL MEETWAARDEN: = 1“; “*******************************************“;# “X1 = %9.3LF“, Q31; “Y1 = %9.3LF“, Q32; “Z1 = %9.3LF“, Q33; “******************************************“; HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 524
Voor het maken van tekstbestanden worden onderstaande formatteringsfuncties toegepast: Speciaal teken Functie “....“ Uitgaveformaat voor tekst en variabelen tussen aanhalingstekens vastleggen %9.3LF Formaat voor Q-parameters vastleggen: 9 posities totaal (incl. decimaalteken), waarvan 3 posities na de komma, Long, Floating (decimaal getal) Formaat voor tekstvariabelen Scheidingsteken tussen uitgaveformaat en parameter...
Pagina 525
In de FN16-regel het format-bestand en het protocol- bestand telkens met extensie programmeren. Indien u alleen de bestandsnaam als padnaam van het protocolbestand ingeeft, slaat de TNC het protocolbestand op in de directory waarin het NC-programma met de functie FN16 staat. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 526
Berichten weergeven op het beeldscherm U kunt de functie FN16 ook gebruiken om vanuit het NC-programma berichten naar keuze in een apart venster op het beeldscherm van de TNC te laten weergeven. Op deze manier kunnen eenvoudig ook langere instructies op een plaats naar keuze in het programma zo worden weergegeven, dat de operator erop moet reageren.
Pagina 530
Groepsnaam, id-nr. Nummer Index Betekenis 3D-ROT B-as 3D-ROT C-as Bewerkingsvlak zwenken actief/niet actief (-1/0) in een werkstand Programma-afloop Bewerkingsvlak zwenken actief/niet actief (-1/0) in een werkstand Handbediening Actieve nulpuntverschuiving, 220 X-as Y-as Z-as As A As B C-as As U As V As W Verplaatsingsbereik, 230...
Pagina 531
Middelpunt Y-as (REF-systeem) Middelpunt Z-as (REF-systeem) Schotelradius Metend tastsysteem, 350 Gekalibreerde lengte taster Tasterradius 1 Tasterradius 2 Diameter instelring Verstelling midden hoofdas Verstelling midden nevenas Correctiefactor 1e as Correctiefactor 2e as Correctiefactor 3e as Krachtverhouding 1e as HEIDENHAIN iTNC 530...
Groepsnaam, id-nr. Nummer Index Betekenis Krachtverhouding 2e as Krachtverhouding 3e as Laatste tastpunt TCH PROBE - 1 t/m 9 Positie in het actieve coördinatensysteem as 1 t/m 9 cyclus 0 of laatste tastpunt uit werkstand Handbediening, 360 1 t/m 9 Positie in het REF-systeem as 1 t/m 9 Waarde uit de actieve nulpuntstabel 1 t/m 9...
In de FN20-regel zijn onderstaande voorwaarden toegestaan: Voorwaarde Afkorting gelijk aan Kleiner dan < Groter dan > Kleiner dan of gelijk <= Groter dan of gelijk >= Voorbeeld: pgm.-afloop stoppen, totdat de PLC de flag 4095 op 1 32 FN20: WAIT FOR M4095==1 HEIDENHAIN iTNC 530...
FN25: PRESET: nieuw referentiepunt vastleggen Deze functie kan alleen worden geprogrammeerd, wanneer u sleutelgetal 555343 heeft ingevoerd, zie „Sleutelgetal invoeren”, bladzijde 579. Met de functie FN25: PRESET kunt u tijdens de programma-afloop in een kiesbare as een nieuw referentiepunt vastleggen. Q-parameterfunctie kiezen: toets Q indrukken (op het toetsenbord voor getalinvoer, rechts).
D schrijven. De waarden die in de tabel moeten worden ingevoerd, moeten in Q-parameters Q5, Q6 en Q7 vastgelegd zijn 53 FN0: Q5 = 3,75 54 FN0: Q6 = -5 55 FN0: Q7 = 7,5 56 FN27: TABWRITE 5/“RADIUS,DIEPTE,D“ = Q5 HEIDENHAIN iTNC 530...
FN28: TABREAD: vrij definieerbare tabel lezen Met de functie FN28: TABREAD leest u uit de tabel die eerder met FN26 TABOPEN is geopend. In een TABWRITE-regel kunt u maximaal 8 kolomnamen definiëren, d.w.z. lezen. De kolomnamen moeten tussen aanhalingstekens staan en door een komma van elkaar worden gescheiden.
Q46 = TAN 45 Arc-sinus Inversefunctie van de sinus; hoek bepalen uit de verhouding overstaande rechthoekszijde/hypotenusa bijv. Q10 = ASIN 0,75 Arc-cosinus Inversefunctie van de cosinus; hoek bepalen uit de verhouding aanliggende rechthoekszijde/hypotenusa bijv. Q11 = ACOS Q40 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 538
Koppelingsfunctie Softkey Arc-tangens Inversefunctie van de tangens; hoek bepalen uit de verhouding overstaande/aanliggende rechthoekszijde bijv. Q12 = ATAN Q50 Waarden machtsverheffen bijv. Q15 = 3^3 Constante Pl (3,14159) bijv. Q15 = PI Natuurlijk logaritme (LN) van een getal vormen Grondgetal 2,7183 bijv.
2. rekenstap 3 tot de 3e macht verheffen = 27 3. rekenstap 100 – 27 = 73 Distributieve regel (Regel bij de verdeling) bij het rekenen tussen haakjes a * (b + c) = a * b + a * c HEIDENHAIN iTNC 530...
Invoervoorbeeld Hoek berekenen met arctan uit overstaande rechthoekszijde (Q12) en aanliggende rechthoekszijde (Q13); resultaat aan Q25 toewijzen: Invoer formule kiezen: toets Q en softkey FORMULE indrukken PARAMETERNR. VOOR RESULTAAT ? Parameternummer invoeren Softkey-balk verder naar rechts brengen en arc tangens-functie kiezen Softkey-balk weer naar links brengen en haakje openen Q-parameter nummer 12 invoeren...
De waarde van de parameter Q109 is afhankelijk van de actuele gereedschapsas: Gereedschapsas Parameterwaarde Geen gereedschapsas gedefinieerd Q109 = –1 X-as Q109 = 0 Y-as Q109 = 1 Z-as Q109 = 2 As U Q109 = 6 As V Q109 = 7 As W Q109 = 8 HEIDENHAIN iTNC 530...
Spiltoestand: Q110 De waarde van parameter Q110 is afhankelijk van de laatst geprogrammeerde M-functie voor de spil: M-functie Parameterwaarde Geen spiltoestand gedefinieerd Q110 = –1 M03: spil AAN, met de klok mee Q110 = 0 M04: spil AAN, tegen de klok in Q110 = 1 M05 na M03 Q110 = 2...
Afwijking actuele/nominale waarde bij automatische gereedschapsmeting met de TT 130 Act./nom. afwijking Parameterwaarde Gereedschapslengte Q115 Gereedschapsradius Q116 Zwenken van bewerkingsvlakken met werkstukhoeken door de TNC berekende coördinaten voor rotatie-assen Coördinaten Parameterwaarde As A Q120 As B Q121 C-as Q122 HEIDENHAIN iTNC 530...
Meetresultaten van tastcycli (zie ook gebruikershandboek, Tastcycli) Gemeten actuele waarden Parameterwaarde Hoek van een rechte Q150 Midden hoofdas Q151 Midden nevenas Q152 Diameter Q153 Kamerlengte Q154 Kamerbreedte Q155 Lengte in de in de cyclus gekozen as Q156 Positie van de middenas Q157 Hoek van A-as Q158...
Pagina 545
Flag voor cycli (Bewerkingspatronen) Q197 Nummer van de laatst actieve meetcyclus Q198 Status gereedschapsmeting met TT Parameterwaarde Gereedschap binnen tolerantie Q199 = 0,0 Gereedschap is versleten (LTOL/RTOL Q199 = 1,0 overschreden) Gereedschap is gebroken (LBREAK/ Q199 = 2,0 RBREAK overschreden) HEIDENHAIN iTNC 530...
Voorbeeld: ellips Programma-afloop De contour van de ellips wordt door vele kleine rechte stukken benaderd (via Q7 te definiëren). Hoe meer berekeningsstappen gedefinieerd zijn, hoe egaler de contour wordt. De freesrichting wordt bepaald door de start- en eindhoek in het vlak: Bewerkingsrichting met de klok mee: Starthoek >...
Pagina 547
42 CYCL DEF 10.1 ROT+0 43 CYCL DEF 7.0 NULPUNT Nulpuntverschuiving terugzetten 44 CYCL DEF 7.1 X+0 45 CYCL DEF 7.2 Y+0 46 L Z+Q12 F0 FMAX Naar veiligheidsafstand verplaatsen Einde subprogramma 47 LBL 0 48 END PGM ELLIPSE MM HEIDENHAIN iTNC 530...
Voorbeeld: cilinder concaaf met radiusfrees Programma-afloop Het programma werkt alleen met een radiusfrees. De gereedschapslengte is gerelateerd aan het midden van de kogel De contour van de cilinder wordt door vele kleine rechte stukken benaderd (via Q13 te definiëren). Hoe meer stappen er gedefinieerd zijn, hoe egaler de contour wordt.
Voorbeeld: kogel convex met stiftfrees Programma-afloop Programma functioneert alleen met stiftfrees. De kogelcontour wordt door vele kleine rechte gedeeltes benaderd (Z/X-vlak, via Q14 te definiëren). Hoe kleiner de hoekstap gedefinieerd is, hoe egaler de contour wordt. Het aantal contoursneden wordt bepaald door de hoekstap in het vlak (via Q18).
Pagina 551
Pool vastleggen in het X/Y-vlak voor voorpositionering 37 LP PR+Q26 PA+Q8 R0 FQ12 Voorpositioneren in het vlak 38 CC Z+0 X+Q108 Pool vastleggen in Z/X-vlak, verplaatst met de gereedschapsradius 39 L Y+0 Z+0 FQ12 Verplaatsen naar diepte HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 552
40 LBL 2 41 LP PR+Q6 PA+Q24 R9 FQ12 Benaderde „boog” omhoog verplaatsen 42 FN 2: Q24 = +Q24 - +Q14 Ruimtelijke hoek actualiseren 43 FN 11: IF +Q24 GT +Q5 GOTO LBL 2 Boog klaar ? Nee, dan terug naar LBL 2 44 LP PR+Q6 PA+Q5 Eindhoek in het werkbereik benaderen 45 L Z+Q23 R0 F1000...
12.1 Grafische weergave Toepassing In de programma-afloop-werkstanden en de werkstand Programmatest wordt door de TNC een bewerking grafisch gesimuleerd. Via softkeys kan gekozen worden wat er weergegeven moet worden: Bovenaanzicht Weergave in 3 vlakken 3D-weergave De grafische weergave van de TNC komt overeen met weergave van een werkstuk dat met een cilindervormig gereedschap bewerkt wordt.
Pagina 555
Functies Softkey Programma met dezelfde snelheid testen als waarmee het wordt uitgevoerd (er wordt rekening gehouden met geprogrammeerde aanzetten) Testsnelheid stapsgewijs verhogen Testsnelheid stapsgewijs verlagen Programma testen met de hoogst mogelijke snelheid (standaardinstelling) HEIDENHAIN iTNC 530...
Overzicht: aanzichten In de programma-afloop-werkstanden en de werkstand Programmatest toont de TNC de volgende softkeys: Weergave Softkey Bovenaanzicht Weergave in 3 vlakken 3D-weergave Beperking tijdens de programma-afloop Wanneer de computer van de TNC door ingewikkelde bewerkingsopdrachten of door bewerkingen van een groot oppervlak reeds volledig wordt bezet, kan de bewerking niet gelijktijdig grafisch worden weergegeven.
Coördinaten van de snijlijn De TNC toont de coördinaten van de snijlijn, gerelateerd aan het werkstuknulpunt onder in het grafisch venster. Getoond worden alleen de coördinaten in het bewerkingsvlak. Deze functie wordt d.m.v. machineparameter 7310 geactiveerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
3D-weergave De TNC toont het werkstuk ruimtelijk. De 3D-weergave kan om de verticale as geroteerd en om de horizontale as gekanteld worden. De contouren van het ruwdeel aan het begin van de grafische simulatie zijn door een kader weer te geven.
START (RESET + START herstelt het oorspronkelijke ruwdeel) Functie Softkeys Linker-/rechterzijde van werkstuk kiezen Voor-/achterkant van het werkstuk kiezen Boven-/onderkant van het werkstuk kiezen Snijvlak voor het verkleinen of vergroten van het onbewerkte werkstuk verschuiven Detail overnemen HEIDENHAIN iTNC 530...
Positie van de cursor bij de detailvergroting De TNC toont tijdens een detailvergroting de coördinaten van de as, waar op dat moment gesneden wordt. De coördinaten komen overeen met het bereik, dat voor de detailvergroting werd vastgelegd. Links van de schuine streep toont de TNC de kleinste coördinaat van het bereik (MIN-punt), rechts daarvan de grootste (MAX-punt).
Som van opgeslagen en getoonde tijd weergeven Weergegeven tijd wissen De softkeys links van de stopwatch-functies zijn afhankelijk van de gekozen beeldschermindeling. Tijdens de programmatest wordt de bewerkingstijd door de TNC gereset zodra een nieuw BLK-From wordt afgewerkt. HEIDENHAIN iTNC 530...
12.2 Functies voor programmaweergave Overzicht In de programma-afloop-werkstanden en de werkstand Programmatest toont de TNC softkeys waarmee het bewerkingsprogramma per blz. kan worden weergegeven: Functies Softkey In het programma een beeldschermbladzijde terugbladeren In programma een beeldschermbladzijde vooruitbladeren Begin van het programma kiezen Einde van het programma kiezen 12 Programmatest en programma-afloop...
Begin van het programma kiezen: met toets GOTO regel „0“ kiezen en invoer met ENT -toets bevestigen De TNC toont onderstaande softkeys: Functies Softkey Totale programma testen Elke programmaregel afzonderlijk testen Onbewerkt werkstuk afbeelden en totale programma testen Programmatest stoppen HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 564
Programmatest tot aan een bepaalde regel uitvoeren Met STOP BIJ N voert de TNC de programmatest alleen tot aan de regel met regelnummer N uit. In de werkstand Programmatest het begin van het programma kiezen Programmatest tot een bepaalde regel kiezen: softkey STOP BIJ N indrukken Stop bij N: regelnummer invoeren waar de programmatest gestopt moet worden.
Om de oorspronkelijke ijlgangsnelheid te herstellen, moet de desbetreffende getalwaarde weer worden ingevoerd. Automatische programma-afloop Bewerkingsprogramma met externe START-toets starten Programma-afloop regel voor regel Elke regel van het bewerkingsprogramma met de externe START- toets afzonderlijk starten HEIDENHAIN iTNC 530...
Bewerking onderbreken De programma-afloop kan op verschillende manieren onderbroken worden: Geprogrammeerde onderbrekingen externe STOP-toets doorschakelen op programma-afloop regel voor regel Wanneer de TNC tijdens de programma-afloop een fout registreert, wordt de bewerking automatisch onderbroken. Geprogrammeerde onderbrekingen Onderbrekingen kunnen direct in het bewerkingsprogramma vastgelegd worden.
Bewerking onderbreken Externe richtingstoetsen vrijgeven: softkey HANDMATIG VERPLAATSEN indrukken. Machine-assen met externe richtingstoetsen verplaatsen. Bij enkele machines moet na de softkey HANDMATIG VERPLAATSEN de externe START-toets voor vrijgave van de externe richtingstoetsen ingedrukt worden. Raadpleeg het machinehandboek. HEIDENHAIN iTNC 530...
Verdergaan met programma-afloop na een onderbreking Wanneer de programma-afloop tijdens een bewerkingscyclus onderbroken wordt, moet de bewerking voortgezet worden vanaf het begin van die cyclus. Reeds uitgevoerde bewerkingsstappen moet de TNC dan opnieuw uitvoeren. Wanneer de programma-afloop binnen een herhaling van een programmadeel of binnen een subprogramma onderbroken wordt, moet met de functie SPRING NAAR REGEL N de plaats waar onderbroken is, opnieuw benaderd worden.
Na een regelsprong wordt het gereedschap met de functie POSITIE BENADEREN naar de bepaalde positie verplaatst. De gereedschapslengtecorrectie wordt pas actief na een gereedschapsoproep gevolgd door een positioneerregel. Dit geldt ook als u alleen de gereedschapslengte hebt gewijzigd. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 570
Via machineparameter 7680 wordt vastgelegd of de regelsprong bij geneste programma's in regel 0 van het hoofdprogramma begint, of in regel 0 van het programma waarin de programma-afloop het laatst onderbroken werd. Met de softkey 3D AAN/UIT wordt vastgelegd of de TNC bij gezwenkt bewerkingsvlak in het gezwenkte of niet- gezwenkte systeem moet benaderen.
Assen in de volgorde verplaatsen, die de TNC op het beeldscherm voorstelt: externe START-toets indrukken of Assen in willekeurige volgorde verplaatsen: softkeys BENADEREN X, BENADEREN Z enz. indrukken en steeds met externe START- toets activeren Bewerking voortzetten: externe START-toets indrukken HEIDENHAIN iTNC 530...
12.5 Automatische programmastart Toepassing Om een automatische programmastart te kunnen uitvoeren, moet de TNC door uw machinefabrikant voorbereid zijn. Zie het machinehandboek. Via de softkey AUTOSTART (zie afbeelding rechtsboven) kan op een in een programma-afloop-werkstand in te geven tijdstip het in de desbetreffende werkstand actieve programma worden gestart: Venster voor het vastleggen van het starttijdstip tonen (zie afbeelding rechts midden)
Deze functie werkt niet voor TOOL DEF-regels. De laatst gekozen instelling blijft ook na een stroomonderbreking behouden. Wissen van het „/“-teken In de werkstand Programmeren/bewerken de regel kiezen waarin het uitschakelteken dient te worden gewist „/“-teken wissen HEIDENHAIN iTNC 530...
12.7 Naar keuze programmastop Toepassing De TNC onderbreekt naar keuze de programma-afloop of de programmatest bij regels waarin een M01 geprogrammeerd is. Wanneer M01 in de werkstand Programma-afloop wordt gebruikt, schakelt de TNC de spil en het koelmiddel niet uit. Programma-afloop of programmatest bij regels met M01 niet onderbreken: softkey op UIT zetten Programma-afloop of programmatest bij regels met...
13.1 MOD-functie kiezen Via de MOD-functies kunnen additionele weergaven en invoermogelijkheden gekozen worden. Welke MOD-functies beschikbaar zijn, hangt van de gekozen werkstand af. MOD-functies kiezen Werkstand kiezen, waarin u MOD-functies wilt veranderen. MOD-functies kiezen: toets MOD indrukken. De afbeeldingen rechts tonen typische beeldschermmenu's van Programmeren/bewerken (afbeelding rechtsboven), Programmatest (afbeelding rechts in het midden) en van een machinewerkstand...
Pagina 577
(mm/inch) vastleggen programmeertaal vastleggen voor MDI assen voor overname van de actuele positie vastleggen begrenzing van het verplaatsingsbereik invoeren referentiepunten tonen bedrijfstijden tonen eventueel HELP-bestanden weergeven HEIDENHAIN iTNC 530...
13.2 Software- en optienummers Toepassing De volgende softwarenummers staan na het kiezen van de MOD- functies op het TNC-beeldscherm. NC: nummer van de NC-software (wordt door HEIDENHAIN beheerd) PLC: nummer of naam van de PLC-software (wordt door de machinefabrikant beheerd)
Functie Sleutelgetal Gebruikerparameters kiezen Ethernet-kaart configureren (niet bij NET123 iTNC 530 met Windows 2000) Speciale functies bij de Q-parameter- 555343 programmering vrijgeven Bovendien kunt u via het sleutelwoord versie een bestand maken dat alle actuele softwarenummers van uw besturing bevat:...
13.4 Service-packs laden Toepassing Neem contact op met uw machinefabrikant voordat u een service-pack installeert. De TNC voert nadat de installatieprocedure is voltooid een warme start uit. Zet de machine voordat u de service- packs laadt in de modus NOODSTOP. Indien dit nog niet is gedaan: verbinding maken met het netwerkstation van waaruit u het service-pack wilt laden.
TNC PC met HEIDENHAIN transmissiesoftware TNCremo HEIDENHAIN diskette-eenheden FE 401 B FE 401 vanaf progr.-nr. 230 626 03 HEIDENHAIN diskette-eenheid FE 401 t/m programmanr. 230 626 02 Randapparatuur, bijv. printer, lezer, EXT1, EXT2 ponsapparaat, PC zonder TNCremo HEIDENHAIN iTNC 530...
Toewijzing Met deze functie wordt vastgelegd, waarnaar gegevensoverdracht vanuit de TNC moet plaatsvinden. Toepassingen: waarden met de Q-parameterfunctie FN15 uitgeven waarden met de Q-parameterfunctie FN16 uitgeven Afhankelijk van de TNC-werkstand wordt of de functie PRINT of PRINTTEST gebruikt: TNC-werkstand Overdrachtsfunctie Programma-afloop regel voor regel PRINT Automatische programma-afloop...
Software voor data-overdracht Voor het verzenden van bestanden vanaf de TNC en naar de TNC moet gebruik worden gemaakt van de HEIDENHAIN-software TNCremoNT voor data-overdracht. Met TNCremoNT kunnen via de seriële of de Ethernet-interface alle HEIDENHAIN-besturingen worden aangestuurd. U kunt de nieuwste versie van TNCremo NT gratis downloaden van de HEIDENHAIN Filebase (www.heidenhain.de, <Service>, <Download-Bereich>,...
Pagina 584
Data-overdracht tussen TNC en TNCremoNT Controleer of de TNC op de juiste seriële interface van uw computer of op het netwerk is aangesloten. Na het opstarten van TNCremoNT ziet u boven in het hoofdvenster alle bestanden die in de actieve directory zijn opgeslagen. Via <Bestand>, <Map wisselen>...
De maximale kabellengte tussen TNC en een knooppunt is afhankelijk van de kwaliteitsklasse van de kabels, van de ommanteling en van het type netwerk (100BaseTX of 10BaseT). Wanneer de TNC direct verbonden wordt met een PC, moet een gekruiste kabel worden toegepast. HEIDENHAIN iTNC 530...
Windows-PC verbinden U kunt zonder veel moeite en zonder kennis van netwerken de iTNC 530 rechtstreeks verbinden met een pc die is voorzien van een Ethernet-kaart. U hoeft dan slechts enkele instellingen op de TNC en de bijbehorende instellingen op de pc te configureren.
Pagina 587
Voer in het invoerveld <IP-adres> het IP-adres in dat u in de iTNC onder de PC-specifieke netwerkinstellingen hebt vastgelegd, bijv. 160.1.180.1 Voer in het invoerveld <Subnet-Mask> 255.255.0.0 in Bevestig de instellingen met <OK> Sla de netwerkconfiguratie met <OK> op; eventueel moet Windows nu opnieuw worden opgestart HEIDENHAIN iTNC 530...
Domeinnaam van de besturing (wordt voorlopig nog niet verwerkt) NAMESERVER Netwerkadres van de domeinserver (wordt voorlopig nog niet verwerkt) De opgave via het protocol vervalt bij de iTNC 530; er wordt gebruikgemaakt van het overdrachtsprotocol volgens RFC 894. 13 MOD-functies...
Pagina 589
Waarde bij de netwerkspecialist opvragen soft=: definitie of de TNC de Remote Procedure Call zolang moet herhalen, totdat de NFS-server antwoordt. soft ingevoerd: Remote Procedure Call niet herhalen soft niet ingevoerd: Remote Procedure Call altijd herhalen HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 590
Instelling Betekenis OPTIONS bij Gegevens zonder spatie, door een komma van FILESYSTEM- elkaar gescheiden en na elkaar geschreven. Let TYPE=smb voor op hoofdletters/kleine letters. directe ip=: IP-adres van de PC waarmee de TNC moet koppeling met worden gekoppeld Windows- username=: gebruikersnaam waarmee de TNC netwerken moet inloggen workgroup=: werkgroep waarmee de TNC moet...
Pagina 591
TNC de status: Statusweergave Betekenis HOST RESPOND Datapakket weer ontvangen, verbinding in orde TIMEOUT Datapakket niet meer ontvangen, verbinding controleren CAN NOT ROUTE Datapakket kan niet verzonden worden, Internet-adres van de server en de router op de TNC controleren HEIDENHAIN iTNC 530...
13.7 PGM MGT configureren Toepassing Via de MOD-functie wordt vastgelegd welke directories en bestanden door de TNC getoond moeten worden: Instelling PGM MGT: Vereenvoudigd bestandsbeheer zonder directory- weergave of uitgebreid bestandsbeheer met directory-weergave Instelling Afhankelijke bestanden: Definiëren of afhankelijke bestanden al dan niet getoond moeten worden Let op: zie „Standaard-bestandsbeheer”, bladzijde 89, en zie „Uitgebreid bestandsbeheer”, bladzijde 96.
Gereedschapsnummer (–1: nog geen gereedschap gewisseld) Gereedschapsindex NAME Gereedschapsnaam uit de gereedschapstabel TIME Gebruiksduur van het gereedschap in seconden Gereedschapsradius R + Overmaat gereedschapsradius DR uit de gereedschapstabel. Eenheid is 0.1 µm HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 594
Kolom Betekenis BLOCK Regelnummer waarin de TOOL CALL-regel is geprogrammeerd. PATH TOKEN = TOOL: naam van het pad van het actieve hoofd- of subprogramma TOKEN = STOTAL: naam van het pad van het actieve hoofd- of subprogramma Gereedschapstoepassingstest Met de softkey TOEPASSINGSTEST GEREEDSCHAP kunt u vóór het starten van een programma in de werkstand Afwerken testen of de gebruikte gereedschappen nog over voldoende reststandtijd beschikken.
13.8 Machinespecifieke gebruikesrparameters Toepassing Om de gebruiker in staat te stellen machinespecifieke functies in te stellen, kan uw machinefabrikant maximaal 16 machineparameters als gebruikersparameters definiëren. Niet alle TNC’s beschikken over deze functie. Raadpleeg het machinehandboek. HEIDENHAIN iTNC 530...
13.9 Onbewerkt werkstuk in het werkbereik weergeven Toepassing In de werkstand Programmatest kan de positie van het ruwdeel in het werkbereik van de machine grafisch gecontroleerd en de controle van het werkbereik in de werkstand Programmatest geactiveerd worden. De TNC toont een transparant vierkant als werkbereik, waarvan de afmetingen in de tabel Verplaatsingsbereik zijn vermeld (standaardkleur: groen).
Controle van het werkbereik bij programmatest inschakelen (AAN)/uitschakelen (UIT) Volledige weergave roteren Op de derde softkey-balk beschikt u over functies waarmee u de volledige weergave kunt roteren en kantelen: Functie Softkeys Weergave verticaal roteren Weergave horizontaal kantelen HEIDENHAIN iTNC 530...
13.10 Digitale uitlezing kiezen Toepassing Voor de handbediening en de programma-afloop-werkstanden kan de weergave van de coördinaten beïnvloed worden. De afbeelding rechts toont verschillende posities van het gereedschap: uitgangspositie doelpositie van het gereedschap werkstuknulpunt machinenulpunt Voor de digitale uitlezingen van de TNC kunnen onderstaande coördinaten gekozen worden: Functie Weergave...
Inch-systeem: bijv. X = 0,6216 (inch) MOD-functie wissel mm/inch = inch. Weergave met 4 plaatsen achter de komma Wanneer de inch-weergave actief is, toont de TNC tevens de aanzet in inch/min. In een inch-programma moet de aanzet met factor 10 groter worden ingevoerd. HEIDENHAIN iTNC 530...
13.12 Programmeertaal voor $MDI kiezen Toepassing Met de MOD-functie programma-invoer wordt de programmering van het bestand $MDI doorgeschakeld. $MDI.H in klaartekstdialoog programmeren: programma-invoer: HEIDENHAIN $MDI.I volgens DIN/ISO programmeren: programma-invoer: ISO 13 MOD-functies...
13.14 Begrenzingen van het verplaatsingsbereik invoeren, weergave van het nulpunt Toepassing Binnen het maximale verplaatsingsbereik kan de daadwerkelijke productieve verplaatsing voor de coördinatenassen beperkt worden. Toepassingsvoorbeeld: gedeelte van het apparaat tegen botsing beveiligen. Het max. verplaatsingsbereik wordt d.m.v. software-eindschakelaars begrensd. De daadwerkelijk productieve verplaatsing wordt d.m.v. de MOD-functie VERPLAATSINGSBEREIK beperkt: daarbij worden de maximale waarden in positieve en negatieve richting van de assen gerelateerd aan het machinenulpunt ingevoerd.
Het referentiepunt kan niet in het beeldschermmenu worden veranderd. De getoonde waarden zijn afhankelijk van uw machineconfiguratie. Let op de aanwijzingen in hoofdstuk 2 (zie “Verklaringen van de in de preset-tabel opgeslagen waarden” op bladzijde 68) HEIDENHAIN iTNC 530...
13.15 HELP-bestanden weergeven Toepassing HELP-bestanden ondersteunen de gebruiker in situaties, waarbij vastgelegde handelwijzen, bijv. het terugtrekken van de machine na een stroomonderbreking, vereist zijn. Ook additionele functies kunnen in een HELP-bestand worden gedocumenteerd. De afbeelding rechts geeft een HELP-bestand weer. De HELP-bestanden zijn niet op elke machine beschikbaar.
Via de softkey MACHINETIJD kunnen verschillende bedrijfstijden getoond worden: Bedrijfstijd Betekenis Besturing aan Bedrijfstijd van de besturing sinds de inbedrijfstelling Machine aan Bedrijfstijd van de machine sinds de inbedrijfstelling Programma-afloop Bedrijfstijd voor gestuurd bedrijf sinds de inbedrijfstelling HEIDENHAIN iTNC 530...
Ethernet-kaart voorzien zijn, waarmee een grotere datatransmissiesnelheid kan worden bereikt dan via de seriële interface RS-232-C. Met de TeleService-software van HEIDENHAIN kan uw machinefabrikant dan ten behoeve van de diagnose via een ISDN- modem een verbinding met de TNC tot stand brengen. U beschikt...
Het bestand TNC.SYS moet in de root-directory TNC:\ opgeslagen zijn. Als u alleen een registratie voor het paswoord toekent, wordt de gehele drive TNC:\ beveiligd. Gebruik voor de data-overdracht de geactualiseerde versies van de HEIDENHAIN-software TNCremo of TNCremoNT. Invoer in TNC.SYS Betekenis REMOTE.TNCPASSWORD= Wachtwoord voor toegang LSV-2 REMOTE.TNCPRIVATEPATH= Te beveiligen pad...
14.1 Algemene gebruikersparameters Algemene gebruikersparameters zijn machineparameters die het gedrag van de TNC beïnvloeden. Typische gebruikersparameters zijn b.v. de dialoogtaal het gedrag van de interface verplaatsingssnelheden uitvoering van bewerkingen de werking van de overrides Invoermogelijkheden voor machineparameters Machineparameters kunnen willekeurig geprogrammeerd worden als Decimale getallen Getalwaarde direct invoeren Tweetallige/binaire getallen...
Pagina 611
Maximale verplaatsing naar de tastpositie MP6130 0,001 t/m 99 999,9999 [mm] Veiligheidsafstand tot tastpositie bij MP6140 automatisch meten 0,001 t/m 99 999,9999 [mm] IJlgang voor het tasten van een schakelend MP6150 tastsysteem 1 t/m 300 000 [mm/min] HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 612
3D-tastsystemen Middenverstelling tastsysteem meten bij MP6160 kalibreren van schakelend tastsysteem Geen rotatie van 180° van het 3D-tastsysteem bij het kalibreren: 0 M-functie voor een rotatie van 180° van het tastsysteem bij het kalibreren: 1 t/m 999 M-functie om infraroodtaster voor elke MP6161 meting te oriënteren Functie niet actief: 0...
Pagina 613
1,000 t/m 120,000 [m/min] freesomvang Noodzakelijk voor de berekening van toerental en tastaanzet Meting met roterend gereedschap: MP6572 maximaal toelaatbaar toerental 0,000 t/m 1 000,000 [omw/min] Bij invoer 0 wordt het toerental tot 1000 omw/min begrensd HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 614
3D-tastsystemen Coördinaten middelpunt TT-120-stift, MP6580.0 (verplaatsingsbereik 1) gerelateerd aan het machinenulpunt X-as MP6580.1 (verplaatsingsbereik 1) Y-as MP6580.2 (verplaatsingsbereik 1) Z-as MP6581.0 (verplaatsingsbereik 2) X-as MP6581.1 (verplaatsingsbereik 2) Y-as MP6581.2 (verplaatsingsbereik 2) Z-as MP6582.0 (verplaatsingsbereik 3) X-as MP6582.1 (verplaatsingsbereik 3) Y-as MP6582.2 (verplaatsingsbereik 3) Z-as Bewaking van de positie van rotatie- en...
Pagina 615
Alle bestandstypen via softkey te kiezen: +0 blokkeren Keuze van HEIDENHAIN-programma's blokkeren (softkey TOON .H): +1 Keuze van DIN/ISO-programma's blokkeren (softkey TOON .I): +2 Keuze van gereedschapstabellen blokkeren (softkey TOON .T): +4 Keuze van nulpuntstabellen blokkeren (softkey TOON .D): +8 Keuze van pallettabellen blokkeren (softkey TOON .P): +16...
Pagina 616
TNC-weergaven, TNC-editor Programmalengte, tot MP7229.1 waar FK-regels zijn Regels 100 t/m 9 999 toegestaan Dialoogtaal vastleggen MP7230 Engels: 0 Duits: 1 Tsjechisch: 2 Frans: 3 Italiaans: 4 Spaans: 5 Portugees: 6 Zweeds: 7 Deens: 8 Fins: 9 Nederlands: 10 Pools: 11 Hongaars: 12 gereserveerd: 13** Russisch (cyrillische tekenset): 14 (alleen mogelijk bij MC 422 B)
Pagina 618
TNC-weergaven, TNC-editor Gereedschapstabel MP7266.12 configureren (niet Gereedschapscommentaar – DOC: 0 t/m 32; kolombreedte: 16 tekens uitvoeren: 0); MP7266.13 kolomnummer in de Aantal snijkanten – CUT.: 0 t/m 32; kolombreedte: 4 tekens gereedschapstabel voor MP7266.14 Tolerantie voor vaststellen slijtage gereedschapslengte – LTOL: 0 t/m 32; kolombreedte: 6 tekens MP7266.15 Tolerantie voor vaststellen slijtage gereedschapsradius –...
Pagina 619
MP7280 vastleggen Komma als decimaalteken weergeven: 0 Punt als decimaalteken weergeven: 1 Digitale uitlezing in de MP7285 gereedschapsas Weergave is gerelateerd aan het gereedschapsreferentiepunt:0 Weergave in de gereedschapsas is gerelateerd aan het kopvlak van het gereedschap: 1 HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 621
Grafische simulatie MP7317.1 zonder 0 t/m 88 (0: functie niet actief) geprogrammeerde spilas: M-functie voor einde Screensaver instellen MP7392 0 t/m 99 [min] (0: functie niet actief) Geef aan, na hoeveel tijd de TNC de screensaver moet inschakelen. HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 622
Bewerking en programma-afloop Werking cyclus 11 MAATFACTOR MP7410 MAATFACTOR werkt in 3 assen: 0 MAATFACTOR werkt alleen in het bewerkingsvlak: 1 Gereedschapsgegevens/kalibratiegegevens MP7411 beheren Correctiewaarden voor het 3D-tastsysteem overnemen uit de kalibratiegegevens: +0 Correctiewaarden voor het 3D-tastsysteem overnemen uit de gereedschapstabel: +1 Kalibratiegegevens voor het 3D-tastsysteem in het kalibratiemenu beheren: +0...
Pagina 623
Bij het invoeren van 1 in oudere TNC-besturingen en in de software 340 420-xx waren de nulpuntverschuivingen gerelateerd aan het machinenulpunt. Deze functie is nu niet meer beschikbaar. In plaats van REF-gerelateerde nulpuntstabellen dient nu de preset-tabel te worden gebruikt(zie “Referentiepuntbeheer met de preset-tabel” op bladzijde 66) HEIDENHAIN iTNC 530...
14.2 Stekkerbezetting en aansluitkabel voor data- interfaces Data-interface V.24/RS-232-C HEIDENHAIN- apparatuur De interface voldoet aan de eisen van EN 50 178 „Veilige scheiding van het net“. Bij toepassing van het 25-polige adapterblok: Adapterblok VB 365 725-xx VB 274 545-xx 310 085-01...
Zij is afhankelijk van het apparaat en de wijze van overdracht. De pinbezetting van het adapterblok moet aangehouden worden zoals in onderstaande tabel staat weergegeven. Adapterblok 363 987-02 VB 366 964-xx Kleur rood geel bruin zwart violet grijs wit/groen groen Huis Huis Huis Complete afscherming Huis HEIDENHAIN iTNC 530...
Interface V.11/RS-422 Op de V.11-interface wordt uitsluitend randapparatuur aangesloten. De interface voldoet aan de eisen van EN 50 178 „Veilige scheiding van het net“. De pinbezettingen op de logica-eenheid van de TNC (X28) en het adapterblok zijn identiek. Adapterblok VB 355 484-xx 363 987-01 bezetting Kleur...
Vierde NC-as plus hulpas nog 8 assen of nog 7 assen plus 2e spil Digitale stroom- en toerenregeling Programma-invoer In HEIDENHAIN-klaartekst en volgens DIN/ISO Digitale uitlezingen Nominale posities voor rechten en cirkels in rechthoekige coördinaten of poolcoördinaten Maatgegevens absoluut of incrementeel...
Pagina 628
Benaderen en verlaten van de Via rechte: tangentiaal of loodrecht contour Via cirkel Vrije contourprogrammering Vrije contourprogrammering FK in HEIDENHAIN-klaartekst met grafische ondersteuning voor werkstukken met niet op NC afgestemde maatvoering Programmasprongen Subprogramma’s Herhaling van programmadelen willekeurig programma als subprogramma...
Pagina 629
Vlak TFT-kleurenbeeldscherm met softkeys 10,4 inch of 15,1 inch Programmageheugen Harde schijf met minimaal 2 GByte voor NC-programma's Invoerfijnheid en afleesstap max. 0,1 µm bij lineaire assen max. 0,000 1° bij hoekassen Invoerbereik Maximum 99 999,999 mm (3.937 inch) resp. 99 999,999° HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 630
V.24 / RS-232-C en V.11 / RS-422 max. 115 kBaud Uitgebreide data-interface met LSV-2-protocol voor het externbedienen van de TNC via de data-interface met HEIDENHAIN-software TNCremo Ethernet-interface 100 Base T ca. 2 tot 5 MBaud (afhankelijk van bestandstype en netbelasting)
Pagina 631
(TCPM = Tool Center Point Management) Gereedschap loodrecht op de contour houden Gereedschapsradiuscorrectie loodrecht op de verplaatsings- en gereedschapsrichting Spline-interpolatie Interpolatie Rechte in 5 assen (exportvergunning verplicht) Regelverwerkingstijd 0,5 ms HEIDENHAIN iTNC 530...
Pagina 632
Invoerformaten en eenheden van TNC-functies Posities, coördinaten, circelradii, -99 999.9999 t/m +99 999.9999 afkantingslengten (5,4: posities voor de komma, posities na de komma) [mm] Gereedschapsnummers 0 t/m 32 767,9 (5,1) Gereedschapsnaam 16 tekens, bij TOOL CALL tussen ““ geplaatst. Toegestane speciale tekens: #, $, %, &, - Deltawaarden voor gereedschapscorrecties -99,9999 t/m +99,9999 (2,4) [mm]...
Type batterij:1 lithiumbatterij, type CR 2450N (Renata) id.-nr. 315 878-01 1 De bufferbatterij bevindt zich aan de achterkant van de MC 422 B (zie 1, figuur rechtsboven) 2 Batterij verwisselen; de nieuwe batterij kan uitsluitend in de juiste positie in de batterijruimte worden gelegd HEIDENHAIN iTNC 530...
Het SOFTWAREPRODUCT is niet fouttolerant. De manier waarop het SOFTWAREPRODUCT in de TNC wordt gebruikt, wordt uitsluitend bepaald door HEIDENHAIN. Microsoft vertrouwt erop dat HEIDENHAIN door middel van uitgebreide tests bepaalt of het SOFTWAREPRODUCT geschikt is voor dergelijk gebruik. Uitsluiting van de garantie Het SOFTWAREPRODUCT wordt geleverd “zoals het is”, zonder...
Pagina 637
U bent verplicht tot naleving alle internationale en nationale wetten die van toepassing zijn en het SOFTWAREPRODUCT betreffen, inclusief de uitvoerbepalingen van de Amerikaanse overheid alsmede de beperkingen aangaande de eindgebruiker en de plaats van bestemming. Bezoek voor meer informatie: http://www.microsoft.com/exporting/. HEIDENHAIN iTNC 530...
Algemeen In dit hoofdstuk zijn de bijzonderheden van de iTNC 530 in combinatie met Windows 2000 beschreven. Alle systeemfuncties van Windows 2000 kunnen in de Windows-documentatie worden nagelezen. De TNC-besturingen van HEIDENHAIN waren altijd al gebruikersvriendelijk: eenvoudige programmering in de HEIDENHAIN-...
Technische gegevens Technische iTNC 530 met Windows 2000 gegevens Uitvoering Besturing met twee processors met ’real-time’-besturingssysteem HEROS voor de machinebesturing PC-besturingssysteem Windows 2000 als gebruikersinterface Geheugen RAM-geheugen: 64 MByte voor besturingsapplicaties 128 MByte voor Windows-applicaties Harde schijf 2,63 GByte voor TNC-bestanden 9 GByte voor Windows-gegevens;...
15.2 iTNC 530-applicatie starten Windows-aanmelding Nadat de stroomtoevoer is ingeschakeld, zal de iTNC 530 automatisch opstarten (booten). Nadat de invoerdialoog ten behoeve van de Windows-aanmelding verschijnt, zijn er twee mogelijkheden: Aanmelding als TNC-gebruiker Aanmelding als locale beheerder Aanmelding als TNC-gebruiker Voer in het invoerveld User name de gebruikersnaam „TNC“.
Als locale beheerder mag u zowel software installeren als netwerkinstellingen uitvoeren. HEIDENHAIN biedt geen ondersteuning bij het installeren van Windows-applicaties en geeft geen garantie voor het functioneren van de door u geïnstalleerde applicaties.
15.3 iTNC 530 uitschakelen Basisbegrippen Om gegevensverlies bij het uitschakelen te voorkomen, moet de iTNC 530 volgens een bepaalde procedure worden uitgeschakeld. Dit kan op verschillende manieren die hieronder worden beschreven. Willekeurig uitschakelen van de iTNC 530 kan gegevensverlies veroorzaken.
Dubbelklik op het groene HEIDENHAIN-symbool rechtsonder in de taakbalk: het Control Panel van de iTNC verschijnt (zie afbeelding rechtsboven). Kies de functie voor het afsluiten van de iTNC 530- applicatie: druk op de knop Stop iTNC Nadat u op de noodstopknop heeft gedrukt, moet u de iTNC-melding met knop Yes bevestigen.
Windows komt na enkele seconden met een eigen waarschuwing (zie afbeelding midden rechts) die over de TNC-waarschuwing heen wordt weergegeven. Bevestig de waarschuwing nooit met End Now, omdat er anders gegevens verloren kunnen gaan of de machine beschadigd kan raken. 15 iTNC 530 met Windows 2000 (optie)
Netwerkinstellingen dienen uitsluitend door een netwerkspecialist te worden uitgevoerd. Instellingen aanpassen Bij aflevering heeft de iTNC 530 twee netwerkverbindingen, Local Area Connection en iTNC Internal Connection (zie afbeelding rechts). De Local Area Connection zorgt voor de verbinding van de iTNC met uw netwerk.
Internal Connection een netwerkverbinding krijgt. U mag de toegangsautorisatie voor deze groepen niet beperken, geen andere toevoegen en in deze groepen bepaalde autorisaties niet verbieden (beperking van de toegangsautorisatie heeft onder Windows prioriteit boven toegangsautorisatie). 15 iTNC 530 met Windows 2000 (optie)
Wanneer u in de Windows Verkenner een nieuw netwerkstation hebt aangesloten, moet u eventueel de iTNC-weergave van de beschikbare stations actualiseren. Bestandsbeheer oproepen: PGM MGT-toets indrukken. Cursor naar links in het stationvenster plaatsen Softkeybalk naar het tweede niveau doorschakelen Stationweergave actualiseren: op softkey ACT. BOOM drukken HEIDENHAIN iTNC 530...
UNC-netwerknamen (bijv. \\PC0815\DIR1) is niet mogelijk. TNC-specifieke bestanden Nadat de iTNC 530 in uw netwerk is geïntegreerd, hebt u vanaf de iTNC toegang tot een willekeurige PC en kunt u bestanden verzenden. Bepaalde bestandstypen mogen echter alleen via een datatransmissie vanaf de iTNC worden gestart.
Pagina 654
Cyclus- DEF- CALL- Cyclusaanduiding Bladzijde nummer actief actief Universeeldiepboren Bladzijde 293 Schroefdraadtappen met voedingscompensatie, nieuw Bladzijde 298 Schroefdraadtappen zonder voedingscompensatie, nieuw Bladzijde 300 Boorfrezen Bladzijde 296 Schroefdraadtappen met spaanbreken Bladzijde 302 Sleuf pendelend Bladzijde 357 Ronde sleuf Bladzijde 360 Kamer nabewerken Bladzijde 349 Rechthoekige tap nabewerken Bladzijde 351...
Pagina 655
Overzichtstabel: additionele functies Werking Werkzaam aan regel- begin einde Bladzijde Programma-afloop STOP/spil STOP/koelmiddel UIT Bladzijde 241 Programma-afloop STOP optioneel Bladzijde 574 Programma-afloop STOP/spil STOP/koelmiddel UIT/evt. wissen van de statusweergave Bladzijde 241 (afhankelijk van machineparameters)/terugspringen naar regel 1 Spil AAN met de klok mee Bladzijde 241 Spil AAN tegen de klok in Spil STOP...
Pagina 656
Werking Werkzaam aan regel- begin einde Bladzijde M109 Constante baansnelheid op de snijkant van het gereedschap Bladzijde 252 (aanzetverhoging en -verkleining) M110 Constante baansnelheid op de snijkant van het gereedschap (alleen aanzetverkleining) M111 M109/M110 terugzetten M114 Autom. correctie van de machinegeometrie bij het werken met zwenkassen Bladzijde 262 M115 M114 terugzetten...
Met behulp van 3D-tastsystemen van HEIDENHAIN kunt u de improductieve tijd beperken: Bijvoorbeeld • Werkstukken uitrichten • Referentiepunten vastleggen • Werkstukken opmeten • 3D-vormen digitaliseren met de werkstuk-tastsystemen TS 220 met kabel TS 640 met infraroodoverdracht • Gereedschap opmeten •...