Het volgende moet daarom gegarandeerd zijn:
- voortdurende ventilatie tijdens de volledige duur van het droogpro-
ces.
- een spleet tussen de vloer en de onderkant van de droger die niet
mag worden afgedekt of verkleind.
Spuit de droger niet nat.
Leun niet op de deur om te voorkomen dat de droger gaat kan-
telen.
Op de verwarmingsfase volgt bij veel programma's de afkoelfase.
Daarmee kunt u er zeker van zijn dat het wasgoed niet zo heet wordt
dat het verbrandt en beschadigd raakt. Pas hierna is het programma
afgelopen.
Haal al het wasgoed dan direct uit de automaat.
Sluit de deur iedere keer nadat u de droger heeft gebruikt. Zo voor-
komt u dat
- kinderen of huisdieren in het apparaat kruipen
- en dat kinderen er voorwerpen in stoppen.
Deze droger mag nooit zonder pluizenfilters of
- met beschadigde pluizenfilters worden gebruikt,
- met een beschadigd sokkelfilter worden gebruikt.
Gebeurt dat wel, dan zouden er te veel pluizen in de droger kunnen
komen, wat tot een defect kan leiden.
Plaats uw droger niet in vorstgevoelige ruimten. Zelfs temperatu-
ren om het vriespunt hebben een negatief effect op de werking van
het apparaat. Door bevriezend condenswater in de pomp, in het con-
densreservoir en/of de waterafvoerslang kan de automaat bescha-
digd raken.
U kunt voor het condenswater een externe afvoer aansluiten, bijv.
door de afvoerslang in een wastafel of wasbak te hangen.
Zorg er in dat geval voor dat de slang niet weg kan glijden. Wanneer
de slang niet goed vastzit kan er condenswater overstromen en dit
kan schade veroorzaken.
Condenswater is geen drinkwater.
Het drinken van condenswater kan schadelijk zijn voor de gezondheid
van mens en dier.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
13