4.6 Kanalen en slangen
Bij het installeren van kanalen tussen de luchtontvochtiger en de toevoer- en afvoeraansluitingen moeten de
volgende aanbevelingen in acht worden genomen:
De kanaallengte moet zo kort mogelijk worden gehouden om statische drukverliezen tot een minimum
■
te beperken.
Voor optimale prestaties moeten alle kanaal- en slangverbindingen lucht- en dampdicht zijn.
■
De totale weerstand in de kanalen mag niet hoger zijn dan het nominale vermogen van de ventilatoren
■
van de luchtontvochtiger
OPMERKING!
De maximale lengte van de procesluchtslang is 25 meter.
4.7 Sluit de afvoerslang aan.
Voor het aansluiten van de afvoerslang moet de ontvochtiger tegen de muur worden gemonteerd met
de meegeleverde muursteun. De minimumafstand tussen de onderkant van de ontvochtiger en de vloer
bedraagt 25 cm.
Figuur 4.5 Afvoerslangaansluitingen
10
Installatie
ComDry M160L
190TNL-1098-D1404