1. Volg de startprocedure van de motor.
2. Laat de motor op volle toeren draaien (GASHENDEL vooruit).
3. Rijd de machine op zijn plaats met de VERSNELLINGSHENDELS.
4. Schakel de GRAAFHENDEL in.
5. Laat de graafarm langzaam neer tot op de gewenste diepte. Zie TIPS SLEUVEN GRAVEN voor
meer informatie.
6. Zet de VERSNELLINGSHENDELS in achteruit. Begin met een lage snelheid. De machine rijdt
ACHTERUIT tijdens het graven, niet vooruit.
7. Rijd niet sneller dan de werkomstandigheden toelaten. Rijd heel langzaam om te graven en pas
de snelheid aan volgens de bodemomstandigheden. Pas de snelheid aan zodat de rupsbanden niet
doorslippen en de motor niet wordt overbelast. Als voorwerpen zoals stenen of wortels vast
komen te zitten in de ketting, laat de GRAAFHENDEL dan los en laat de ketting achteruit
draaien om de brokken er te laten uitvallen. Rijd de machine indien nodig wat vooruit en graaf
opnieuw op dezelfde plaats.
8. De snelheid en de richting van de rupsbanden kunnen nauwkeurig worden geregeld met de ATC
(Adjustable Trenching Control) die al rijdend kan worden geschakeld om de snelheid van de
rupsen afzonderlijk te wijzigen. De snelheid van elke rupsband kan tijdens het graven
afzonderlijk worden aangepast zodat de bestuurder op oneffen terrein toch een rechte sleuf kan
trekken.
20RTK – 23RTK BEDIENINGSHANDLEIDING
PROCEDURE SLEUVEN GRAVEN
VERSIE 8/12/15
Pagina 12 van 25