Instellingen spuitpomp
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Een injectiespuit van 50/60 ml is niet van toepassing op de occlusieniveaus P14 en P15.
Onnauwkeurigheid van het occlusie-alarm van de HP-30-spuitpomp ≤± 145 mmHg.
Onnauwkeurigheid van het occlusie-alarm van de HP-30 Neo-spuitpomp bij occlusieniveau
P1 is
spuitpomp bij andere occlusieniveaus ≤± 145 mmHg.
LET OP:
Om te voorkomen dat extra volume in het lichaam van de patië nt wordt geï nfundeerd
nadat het occlusie-alarm is opgeheven, draait de motor automatisch en omgekeerd
om de druk van de infuusslang af te halen bij een occlusie-alarm (anti-bolusfunctie).
Als het occlusieniveau is ingesteld op een laag niveau en een oplossing met hoge
viscositeit is geselecteerd voor infusie, kan er zelfs als er geen occlusie in de
infuusslang is een occlusie-alarm worden gegeven. Controleer zorgvuldig de
dynamische occlusiedruk in het gegevensgebied op het scherm infusievoorbereiding
en stel het occlusieniveau naar behoefte in op een hoger niveau.
Als het occlusieniveau op een hoog niveau wordt ingesteld, wordt het occlusie-alarm
alleen geactiveerd wanneer er een relatief hoge druk in de infuusslang is opgebouwd.
Zorg ervoor dat de infuusslang stevig is aangesloten op de spuit.
Een occlusie-alarm kan worden geactiveerd wanneer een kleine intraveneuze naald
wordt gebruikt voor infusie van een vloeistof met een hoge viscositeit bij een hoge
infusiesnelheid. In dit geval stelt u een hoger occlusieniveau in of verlaagt u de
infusiesnelheid.
De HP-30-spuitpomp kan geen infusiedruk geven die het maximale occlusieniveau
overschrijdt (975 + 145 mmHg).
P6
450
P7
525
P8
600
P9
675
P10
750
P11
825
P12
900
P13
975
P14
1050
P15
1125
, en onnauwkeurigheid van het occlusie-alarm van de HP-30 Neo-
60
70
80
90
100
110
120
130
140
150
56/ 99
0,600
8,70
0,700
10,15
0,800
11,60
0,900
13,05
1,00
14,50
1,10
15,95
1,20
17,40
1,30
18,85
1,40
20,30
1,50
21,75