6 - WERKING BESTURINGSSYSTEEM
De lekdetector voor koudemiddel helpt de milieueffecten te
beperken bij gaslekkage. De lekdetector is GEEN levensreddend
apparaat.
De waarschuwing voor lekdetectie (waarschuwing/alarm)
instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer User Configuration (USERCONF).
3. Stel Alarm lekkage?(159C) in [leak_alm].
Alarm lekkage?(159C) [leak_alm]
nee
Het circuit zal NIET worden uitgeschakeld wanneer er een koudemiddellek
wordt gedetecteerd ("WAARSCHUWING")
ja
Het circuit zal worden uitgeschakeld wanneer er een koudemiddellek wordt
gedetecteerd ("ALARM")
Zodra er een koudemiddellek wordt gedetecteerd, ongeacht de
instelling van het lekalarm (USERCONF, leak_alm) zal/zullen de
ventilator(en) worden opgestart wanneer de unit lokaal op UIT
staat of draait.
OPMERKING: de ventilatoren werken wanneer het alarm/de
waarschuwing voor lekdetectie actief is en 30 seconden
nadat het alarm/de waarschuwing is opgeheven.
De lekdetector(en) moeten ook regelmatig worden gekalibreerd
om te zorgen dat de apparatuur nauwkeurige metingen levert.
Het kalibreren mag alleen door servicetechnici worden
uitgevoerd.
6.14 - Optie desuperheater
AQUACIAT (I)LD -eenheden kunnen zijn voorzien van een
desuperheater voor een beter energiebeheer. De desuperheater
wordt gebruikt om de hoge druk, hoge temperatuur warmte aan het
koudemiddel te onttrekken om die te "desuperheaten" naar een
koudemiddel met een lagere druk. De damp die de desuperheater
in gaat is niet volledig gecondenseerd; en daarom moet de
koudemiddeldamp naar een tweede warmtewisselaar worden
gevoerd waar het condensatieproces plaatsvindt.
Let erop dat de desuperheater wordt ingeschakeld als het
vraagcontact van de desuperheater wordt gesloten.
Minimale condensatiesetpoint instellen
1. Ga naar het hoofdmenu.
2. Selecteer Setpoint Configuration (SETPOINT) (Setpoint
configuratie).
3. Stel Desuperheat Min SCT [min_sct] (Desuperheat min SCT) in.
Desuperheat Min SCT [min_sct] (Desuperheat min SCT)
26,7 tot 60°C
40°C
80 tot 140°F
104°F
6.15 - Regeling ontdooibedrijf
Als de buitenluchttemperatuur laag is met een hoge vochtigheidsgraad,
neemt het risico van ijsvorming op het oppervlak van de buitenbatterij
toe. Door het ijs op de buitenbatterij wordt de luchtdoorstroming
belemmerd en nemen de prestaties van de eenheid af. Om het ijs
van de batterij te verwijderen, schakelt de regeling de ontdooicyclus
in wanneer dit nodig is.
Tijdens de ontdooicyclus, werkt het circuit geforceerd in koelbedrijf.
Om te voorkomen dat het watersysteem afkoelt, kunnen optionele
elektrische verwarmingselementen worden ingeschakeld. De
ontdooicyclus duurt tot het einde van de ontdooitemperatuur is bereikt.
6.16 - Master/slave-combinatie
Met het regelsysteem is de master/slave-regeling van twee eenheden
mogelijk die zijn gekoppeld via een communicatie kabel. Het master
apparaat kan lokaal, op afstand of door netwerkopdrachten worden
aangestuurd terwijl het slave apparaat op het CCN-bedrijf blijft staan.
Alle regelopdrachten aan de master/slave-opstelling (start/stop,
setpointselectie, verwarmen/koelen, afschakeling, enz.) worden
afgehandeld door de eenheid dat als master is geconfigureerd. De
AQUACIAT
opdrachten worden automatisch naar de slave-eenheid verzonden.
Als de masterkoelmachine is uitgeschakeld, terwijl de master/slave-
functie actief is, wordt de slave-koelmachine gestopt. Onder bepaalde
omstandigheden kan de slave-eenheid eerst worden gestart om het
aantal draaiuren van de eenheden in evenwicht te houden.
In geval van een communicatiestoring tussen de twee eenheden
keert elke eenheid terug naar een autonoom bedrijfstype tot het defect
is hersteld. Als de master-eenheid wordt gestopt vanwege een alarm,
heeft de slave-eenheid toestemming om te starten.
BELANGRIJK: de Master/slave-combinatie mag alleen worden
geconfigureerd door de service.
6.17 - Brijnopties (optie 5, optie 6)
AQUACIAT (I)LD -eenheden bieden een aantal verschillende typen
koelvloeistoffen, inclusief standaard water en de optionele
brijnvloeistof, bijv. medium brijn (optie 5) of lage brijn (optie 6).
De brijnoptie wordt normaal gesproken gebruikt voor
lagetemperatuurtoepassingen.
Brijnoptie
optie 5
optie 6
OPMERKING: voor de brijnoptie is een Software Activation Key
nodig (zie paragraaf 6.21).
6.18 - BACnet optie (optie 149)
Het BACnet/IP-communicatieprotocol wordt gebruikt door een GBS
of programmeerbare regelaars om met de regelaar te communiceren.
OPMERKING: voor de BACnet-optie is een Software Activation
Key nodig (zie paragraaf 6.21).
6.19 - Modbus (optie 149B)
Het Modbus-communicatieprotocol wordt gebruikt door het
gebouwbeheersysteem of de programmeerbare regelaars om met
het CONNECT TOUCH-regelsysteem te communiceren.
OPMERKING: voor de Modbus-optie is geen Software Activation
Key nodig.
6.20 - Geoptimaliseerde verwarming
(optie 119D)
De geoptimaliseerde verwarmingsoptie wordt gebruikt om de
prestaties van de warmtepomp in de verwarmingsmodus te
verbeteren en een hogere uittredetemperatuur van het water te
bereiken.
Warmtepompen met optie 119D hebben warmtewisselaars in
tegenstroomopstelling die in de tegenovergestelde richting van
elkaar stromen ("tegenstroom"). Het rendement en de maximale
hoeveelheid warmte die kan worden verkregen met een
tegenstroom is groter dan bij vloeistoffen die in dezelfde richting
stromen onder vergelijkbare voorwaarden.
Tegenstroom
De optie "Optimale verwarming" kan alleen worden gebruikt voor
zoetwatertoepassingen (optie 119D is niet compatibel met
brijntoepassingen).
NL-44
Aquaciat LD
Aquaciat ILD
-
150-180
200-300
150-600
520-600