Inhoudsopgave
Advertenties
Fouten of storingen verhelpen
Kenmerk
Onvoldoende
condensaatafvoer.
Gebrekkig warmtevermogen
van de verbruikers.
De condenspot is koud of
slechts handwarm.
20
Oorzaak
De afsluiters voor de
condensaattoevoer of -afvoer zijn
gesloten.
De condensaattoe- of
-afvoer of het afsluitorgaan zijn
vervuild.
De condenspot is te klein
gedimensioneerd.
De verschildruk is te laag.
De condensaatleiding is zonder
verval van het aftappunt naar de
condensaatpot geïnstalleerd.
Het condensaat wordt vóór de
condenspot omhoog geleid.
Gebrekkige ontluchting.
De afsluiters voor de
condensaattoevoer of -afvoer zijn
gesloten.
De condensaattoe- of -afvoer of
de AO is vervuild.
Maatregel
Open de afsluiters.
Reinig de leidingen.
Indien aanwezig, bedient u de hand-
beluchtingsinrichting.
Reinig het apparaat.
Reinig de regelunit.
Schakel indien nodig de regelunit uit.
Gebruik een condenspot met grotere
condensaatcapaciteit.
Verhoog de stoomdruk.
Reduceer de druk in de
condensaatleiding.
Controleer de grootte van de
condensaatleiding.
Gebruik een condenspot met grotere
condensaatcapaciteit, een
pompcondenspot of een
condensaattransportsysteem.
Installeer de condensaatleiding onder
afschot.
Verander het verloop van de
condensaatleiding.
Sluit een pendelleiding op het apparaat
aan.
Pas een extra ontluchting toe.
Open de afsluiters.
Reinig de leidingen.
Indien aanwezig, bedient u de hand-
beluchtingsinrichting.
Reinig het apparaat.
Advertenties
Inhoudsopgave
