OPtIES
Automatisch vulsysteem "Aqualevel" (accessoire in optie)
1. Gebruik
Het vulsysteem wordt gebruikt om het nominale elektroliet-
niveau automatisch te regelen.
De gassen die tijdens het laden geproduceerd worden,
kunnen door een opening in de stop ontsnappen.
NieT BijvuLLeN TijdeNS de eerSTe 10 cycLi.
2. Werking
Een afsluiter verbonden met de vlotter van de dop regelt
de hoeveelheid water die nodig is voor het vullen. De
hydraulische druk blokkeert op het juiste moment de
watertoevoer. Neem de volgende regels in acht voor een
goede werking van het systeem:
2.1 Manueel of automatisch bijvullen
Het bijvullen moet bij einde lading gebeuren, omdat het
elektroliet dan goed gemengd wordt.
Het bijvullen gebeurd door aansluiting van snelkoppeling
6 en 7.
2.1.1 Bij manuele bediening van het automatisch bijvullen
moet de batterij eens per week op het vulsysteem
worden aangesloten.
2.1.2 Bij automatische bediening van het automatisch
bijvullen wordt het electroventiel bestuurd door de
lader, zodat de batterij op het juiste moment wordt
bijgevuld.
Opmerking: Bij deze manier van werken raden wij aan
dat de batterij een maal per week op het vulsysteem
wordt aangesloten om zeker te zijn dat een juist niveau
is bereikt.
2.1.3 Voor werk in "shiften" of bij een hoge omgevings -
temperatuur is het mogelijk dat de batterij vaker moet
worden bijgevuld.
2.2 tijd nodig voor het vullen
De tijd die nodig is voor het vullen van een batterij hangt af
van het gebruik van de batterij en de bedrijfstemperatuur die
2
1
9
8
4
3
5
de batterij tijdens het werken bereikt. Over het algemeen mag
men stellen dat het bijvulproces niet meer als enkele minuten
duurt en kan variëren naargelang het type van batterij. Bij
manuele bediening van het vulproces moet de toevoerslang
daarna van de batterij worden afgekoppeld.
2.3 Werkdruk van het water
Het vulsysteem moet zo worden geïnstalleerd dat er een
druk tussen 0,2 en 0,6 bar wordt bereikt. moet dus minimum
2 meter afstand zijn tussen de bovenkant van de batterij en de
bodem van het vulreservoir). Als men hiermee geen rekening
houdt zal het systeem niet correct functioneren.
2.4 Waterkwaliteit
Het water gebruikt in het vulsysteem moet gedemineraliseerd
of gedistilleerd zijn en een conductiviteit van niet meer dan
30 µS/ cm hebben. Het reservoir en de leidingen van het
systeem moeten grondig worden gereinigd en ontdaan van
alle vuildeeltjes voor men het systeem gebruikt.
2.5 Leidingen op de batterij
De montage van de leidingen op de elementen van een
batterij moet in serie of in serie paralel gebeuren en
de bestaande elektrische bekabeling volgen. Op deze
manier vermindert men het risico dat stroomlekken in de
aanwezigheid
(EN 62485-3). Nooit meer als 20 elementen in serie met
elkaar verbinden. Dit systeem mag op geen enkele manier
gewijzigd worden.
2.6 Bedrijfstemperatuur
Batterijen met een vulsysteem moeten geladen en gevuld
worden in ruimtes waar de temperatuur hoger is als 0°C.
2. Waterrad
Een klein waterrad geeft door zijn beweging tijdens het vullen
aan dat er water stroomt.
Als alle stoppen op de batterij gesloten zijn, stopt het waterrad
met draaien, wat het einde van het vulproces aangeeft.
1. reservoir
2. Afsluitkraan reservoir
3. electroventiel
4. Afsluitkraan vulsysteem
5. Waterrad
6. Mannelijke snelkoppeling
7. vrouwelijke snelkoppeling
8. Batterijlader
9. Bediening
7
6
van
laadgassen
explosies
veroorzaken