Tips
Als u op een probleem stuit met uw werkstation, beeldscherm of software, kunnen de volgende
algemene suggesties u helpen het probleem te isoleren en te begrijpen, voordat u verdere actie
onderneemt.
Bij het opstarten
Controleer of het workstation en de monitor op een goed werkend stopcontact zijn aangesloten.
●
Verwijder alle optische schijven en USB-sleutels uit de stations, voordat u het werkstation aanzet.
●
Controleer of het werkstation is ingeschakeld en of het lampje brandt.
●
Als u een ander besturingssysteem heeft geïnstalleerd dan het vooraf geïnstalleerde, raadpleegt u
●
http://www.hp.com/go/quickspecs
wordt ondersteund.
Controleer of de monitor is ingeschakeld en of het groene aan/uit-lampje van de monitor brandt.
●
Zet de helderheid en het contrast van de monitor hoger als het scherm te donker is.
●
Als uw workstation meerdere videobronnen heeft maar slechts één monitor, moet de monitor zijn
●
aangesloten op de bron die is ingesteld als de primaire VGA-adapter. Tijdens het opstarten
worden de andere monitorconnectoren uitgeschakeld; als monitor op een van deze poorten is
aangesloten, functioneert hij niet na de zelftest bij opstarten (POST). U kunt de standaard VGA-
bron instellen met Computerinstellingen (F10).
Tijdens het gebruik
Controleer of er led's op het werkstation knipperen. Deze knipperende lampjes geven foutcodes
●
aan, waarmee u een diagnose van het probleem kunt stellen. Raadpleeg het gedeelte
Diagnoselampjes en geluidssignalen (pieptonen) in de Maintenance and Service Guide
(Referentiegids voor onderhoud en service) van uw werkstation, voor informatie over
diagnoselampjes en geluidssignalen.
Houd een toets ingedrukt. Als u een geluidssignaal hoort, werkt het toetsenbord goed.
●
Controleer of alle kabels goed op de juiste connectoren zijn aangesloten.
●
Activeer het workstation door op een willekeurige toets op het toetsenbord of op de aan/uit-knop
●
te drukken. Als het systeem in de standbystand blijft, schakelt u het systeem uit door de aan/uit-
knop ten minste vier seconden ingedrukt te houden. Vervolgens drukt u nogmaals op de aan/uit-
knop om het systeem opnieuw te starten. Als het systeem niet kan worden uitgeschakeld, koppelt u
het netsnoer los. Na enkele seconden sluit u het netsnoer weer aan. Als het systeem niet opnieuw
opstart, drukt u op de aan/uit-knop om het workstation te starten.
Configureer het workstation opnieuw nadat u een uitbreidingskaart of een andere optie heeft
●
geïnstalleerd die niet Plug-and-Play-compatibel is. Raadpleeg het gedeelte Problemen met de
installatie van de hardware van dit document voor instructies.
Zorg ervoor dat alle noodzakelijke stuurprogramma's zijn geïnstalleerd. Als er bijvoorbeeld een
●
printer is aangesloten, moet er een printerstuurprogramma zijn geïnstalleerd.
Als u gebruikmaakt van een netwerk, sluit u een ander workstation met een andere kabel aan op
●
de netwerkaansluiting. Er is mogelijk een probleem met de netwerkaansluiting of de netwerkkabel.
34
Hoofdstuk 7 Diagnoseprogramma's en probleemoplossing
om te controleren of dit besturingssysteem door uw systeem