Appendix
Shift-functielijst
Sommige belangrijke functies en handelingen op het instrument kunnen worden uitgevoerd met handige paneelbedienings-
sneltoetsen. Houd de knop [SHIFT] ingedrukt en druk op de aangegeven knop (zoals hieronder wordt beschreven).
Modus
Alle modi
[SHIFT] + [INC]/[DEC]
Alle modi
[SHIFT]+draaiknop [DATA]
Voice Play
[SHIFT] + BANK SELECT [DEC]/[INC] Wijzigt de voicebank in de hieronder aangegeven volgorde.
Alle modi behalve
[SHIFT] + knop 1 – 8
de modus File
Alle modi behalve
[SHIFT] + knopfunctie 1-knop
de modus File
Alle modi behalve
[SHIFT] + knopfunctie 2-knop
de modus File
Alle modi
[SHIFT] + [Level] Meter-knop
Voice/Performance/
[SHIFT] + de actieve modusknop
Song Mixing/Pattern
Mixing/Master
Voice Play/
[SHIFT] + [FAVORITE]
Performance Play/
Category Search-
display
Voice/Performance/
[SHIFT] + ARP [ON/OFF]
Song/Pattern
Voice/Performance/
[SHIFT] + A/D INPUT [ON/OFF]
Song/Pattern
Voice/Performance/
[SHIFT] + EFFECT [INSERTION]
Song/Pattern
Voice/Performance/
[SHIFT] + EFFECT [SYSTEM]
Song/Pattern
Voice/Performance/
[SHIFT] + EFFECT [MASTER]
Song/Pattern
Voice/Performance/
[SHIFT] +
Song/Pattern
ASSIGNABLE FUNCTION [1]/[2]
Voice/Performance/
[SHIFT] + OCTAVE [-]/[+]
Song/Pattern
Voice/Performance/
[SHIFT] + TRANSPOSE [-]/[+]
Song/Pattern
Werking
Verhoogt/verlaagt de waarde met 10. (Programmanummer in de modus Play;
parameterwaarde in de modus Edit)
Verhoogt/verlaagt de waarde met 10. (Hetzelfde als [SHIFT] + [INC]/[DEC])
PRE1 USR1 PDR UDR GM GMDR (PERF) USR1 USR2
Wijzigt de parameterwaarde snel met sprongen van 10 cijfers (normaal met sprongen
van 1 cijfer).
Stelt de knopfunctie in op TONE 1.
Stelt de knopfunctie in op EQ.
Stelt de [LEVEL]-meter in op het niveau A/D INPUT.
Voert de BULK-taak van de huidige modus uit.
• In de modus Voice roept u met deze handeling de display [F3] MAIN van Arpeggio
Edit op.
• In de modus Performance/Song/Pattern roept u met deze handeling de display [F1]
COMMON van Arpeggio Edit op.
• In de modus Voice roept u met deze handeling de display [F3] VCE A/D – [SF1]
OUTPUT van de modus Utility op.
• In de modus Performance roept u met deze handeling de display [F5] A/D IN – [SF1]
OUTPUT van Common Edit op.
• In de modus Song/Pattern roept u met deze handeling de display [F5] A/D IN – [SF1]
OUTPUT van Mixing Common Edit op.
Activeert de display [F6] EFFECT – [SF1] CONNECT van Common Edit.
Activeert de display [F6] EFFECT – [SF1] CONNECT van Common Edit.
• In de modus Voice roept u met deze handeling de display [F2] VOICE – [SF1] MFX
van de modus Utility op.
• In de modus Performance roept u met deze handeling de display [F2] OUT MFX – [SF2]
MFX van Common Edit op.
• In de modus Song/Pattern roept u met deze handeling de display [F2] MFX van Mixing
Common Edit op.
• In de modus Voice roept u met deze handeling de display [F1] GENERAL – [SF4]
OTHER van Common Edit op.
• In de modus Performance roept u met deze handeling de display [F1] GENERAL –
[SF5] OTHER van Common Edit op.
• In de modus Song/Pattern roept u met deze handeling de display [F1] GENERAL
van Mixing Common Edit op.
Activeert de display [F1] GENERAL – [SF3] KBD van de modus Utility.
Activeert de display [F1] GENERAL – [SF3] KBD van de modus Utility.
Functie
Favorietindicator
Schakelt de favorietindicator van de
huidige voice of performance in/uit.
MOX6/MOX8 Gebruikershandleiding
59