Installatie-, gebruikers- en onderhoudshandleiding
5.3.
Instellen en bedienen gasdrukregelaar
In het schematische figuur 4 zijn de posities van de bedieningsorganen aangegeven waarmee de
gasdrukregelaar ingesteld of bediend kan worden.
Af fabriek is de gasdrukregelaar ingesteld zoals op het controlerapport en typeplaten aangegeven
is.
Instellen geregelde uitlaatdruk Pd
A
Instellen aanspreekdruk van de maximum drukbeveiliging van de veiligheidsafslagklep
B
Veer aanspreekdruk van de minimum drukbeveiliging van de veiligheidsafslagklep (indien
C
aanwezig)
Drukknop voor bediening drukvereffeningsventiel over veiligheidsafslagklep.
D
Instelpunt stuurdrukregelaar, af fabriek is deze correct ingesteld en behoeft normaliter geen
E
nastelling (zie ook hoofdstuk 6).
As veiligheidsafslagklep voor resetten veiligheidsafslagklep
F
Figuur 4
DDD3001MHNL/11-2021/rev.A6
RS350S PN10
14