Code
Soort code Toelichting
0 H
2 0 3
De condensatieketel staat bedrijfsklaar.
0 L
2 8 4
Het gasblok wordt aangestuurd.
0 U
2 7 0
De condensatieketel wordt gestart.
0 Y
2 0 4
Wachtfase van de condensatieketel.
De gemeten aanvoertemperatuur is hoger dan de bere-
kende of ingestelde CV-temperatuur.
2
0 Y
2 7 6
De door de aanvoertemperatuursensor gemeten tempera-
tuur is hoger dan 95°C.
2
0 Y
2 7 7
De door de veiligheidstemperatuursensor gemeten tem-
peratuur is hoger dan 95°C.
2
0 Y
2 8 5
De door de retourtemperatuursensor gemeten tempera-
tuur is hoger dan 95°C.
2
3
1 A
3 1 6
Door de rookgastemperatuursensor gemeten tempera-
+
tuur is te hoog.
3
1 C
2 1 0
Door de rookgastemperatuursensor gemeten tempera-
tuur is te hoog en daardoor geopend.
2
1 P
3 4 6
Door de rookgastemperatuursensor gemeten tempera-
tuur neemt zeer snel toe.
2
3
1 U
3 1 7
Kortsluiting van de rookgastemperatuursensor.
+
2
3
1 Y
3 1 8
Storing van de rookgastemperatuursensor.
+
2
2 A
3 4 3
Tijdens cv-bedrijf: de temperatuur van de rookgastempe-
ratuursensor stijgt, maar de temperatuur van de aanvoer-
temperatuursensor niet.
2
2 E
2 0 7
De bedrijfsdruk is te laag, minder dan 0,2 bar.
2
2 F
2 6 0
De aanvoertemperatuursensor meet na een branderstart
geen temperatuurstijging.
2
2 F
2 7 1
Het verschil tussen de door de aanvoer- en veiligheids-
temperatuursensor gemeten keteltemperatuur is te hoog.
3
2 F
3 3 8
Starttest te vaak afgebroken.
2
2 L
3 2 9
De druksensor meet geen druktoename.
Tabel 20 Overzicht storings- en bedrijfsmeldingen
Logamax plus GB162-15/25/35/45 en GB162-25/30 T10/T40 S – 6 720 807 880 (2013/05)
Storings- en bedrijfsmeldingen
Maatregel
• Ingestelde CV-temperatuur op de condensatieketel controleren. CV-tempe-
ratuur eventueel verhogen.
• Bij een weersafhankelijke regeling de ingestelde stooklijn op de kamerther-
mostaat controleren. Stooklijn eventueel veranderen.
• Bekabeling en werking van de boilertemperatuursensor controleren. Even-
tueel het onderdeel vervangen.
• Bedrijfsdruk controleren. CV-installatie en condensatieketel ontluchten.
• CV-installatie controleren op voldoende waterdebiet.
• Bekabeling en werking van de pomp en de aanvoertemperatuursensor con-
troleren. Eventueel het onderdeel vervangen.
• Bedrijfsdruk controleren. CV-installatie en condensatieketel ontluchten.
• CV-installatie controleren op voldoende waterdebiet.
• Bekabeling en werking van de pomp en de veiligheidstemperatuursensor
controleren. Eventueel het onderdeel vervangen.
• Bedrijfsdruk controleren. CV-installatie en condensatieketel ontluchten.
• CV-installatie controleren op voldoende waterdebiet.
• Controleer de bekabeling en de werking van de pomp en de retourtempera-
tuursensor. Eventueel het onderdeel vervangen.
• Bedrijfsdruk controleren. CV-installatie en condensatieketel ontluchten.
• CV-installatie controleren op voldoende waterdebiet.
• Bekabeling en werking van de pomp en de rookgastemperatuursensor con-
troleren.
• Condensatieketel op vervuiling controleren. Condensatieketel eventueel on-
derhouden.
• Werking van de rookgastemperatuursensor controleren en onderdeel even-
tueel vervangen.
• Condensatieketel op vervuiling controleren. Condensatieketel eventueel on-
derhouden.
• Bedrijfsdruk controleren. CV-installatie en condensatieketel ontluchten.
• CV-installatie controleren op voldoende waterdebiet.
• Bekabeling en werking van de pomp en de rookgastemperatuursensor con-
troleren.
• Condensatieketel op vervuiling controleren. Condensatieketel eventueel on-
derhouden.
• Werking van de rookgastemperatuursensor controleren. Eventueel het on-
derdeel vervangen.
• Bedrijfsdruk controleren. CV-installatie en condensatieketel ontluchten.
• CV-installatie controleren op voldoende waterdebiet.
• Bekabeling en werking van de pomp en de aanvoertemperatuursensor con-
troleren. Eventueel het onderdeel vervangen.
• CV-installatie tot 2 bar vullen.
• Expansievat controleren.
• CV-installatie op lekkage controleren.
• Bekabeling en werking van de druksensor controleren. Eventueel het onder-
deel vervangen.
• Bedrijfsdruk controleren. CV-installatie en condensatieketel ontluchten.
• CV-installatie controleren op voldoende waterdebiet.
• Bekabeling en werking van de pomp en de aanvoertemperatuursensor con-
troleren. Eventueel het onderdeel vervangen.
• Bedrijfsdruk controleren. CV-installatie en condensatieketel ontluchten.
• CV-installatie controleren op voldoende waterdebiet.
• Bekabeling en werking van de pomp en de betreffende temperatuursensor
controleren. Eventueel het onderdeel vervangen.
• Bedrijfsdruk controleren. CV-installatie en condensatieketel ontluchten.
• CV-installatie controleren op voldoende waterdebiet.
• Bekabeling naar de pomp of druksensor controleren. Eventueel het onder-
deel vervangen.
11
39