6.
Verstel slechts in stappen van 1/8 omwenteling en
wacht na elke verstelling ca. 1 minuut tot de waarde
gestabiliseerd is.
◁
Een halve draai (180°) heeft een verandering van de
CO₂-concentratie van ca. 1,0 vol.-% tot gevolg.
7.
Draai naar rechts om het CO₂-gehalte te verhogen of
draai naar links om het CO₂-gehalte te verlagen.
8.
Controleer tijdens de instelling van het CO₂-gehalte de
CO-emissie. Als de CO-waarde bij een correct CO₂-
gehalte > 200 ppm is, dan is de gasklep niet correct
ingesteld. Voer in dit geval een basisinstelling van het
CO₂-gehalte bij Maximumlast (→ Pagina 20) uit.
9.
Als een instelling in het opgegeven instelbereik niet mo-
gelijk is, dan mag u het product niet in gebruik nemen.
10. Controleer na de instelling de kwaliteit van de verbran-
ding via de kijkopening. Er mag geen opstijgen van de
vlam en geen gloeien van het branderoppervlak her-
kenbaar zijn.
11. Beëindig het testprogramma P.02 door tegelijk indruk-
ken van de toetsen i en + of door het indrukken van de
toets Ontstoring.
12. Monteer de afdekkap aan de nulpuntschroef.
7.10.5 Instelling van het CO₂-gehalte beëindigen
1.
Stel het product buiten bedrijf.
2.
Sluit de meetopening en controleer deze op dichtheid.
7.11
Productfunctie en dichtheid controleren
1.
Neem het product in gebruik.
2.
Controleer vooral de branderafdichting met behulp van
een CO₂-meter op gasdichtheid. Trek evt. de branderaf-
dichting met een aanhaalmoment van 12 Nm na.
3.
Controleer alle besturings-, regel- en bewakingsinrich-
tingen op goede werking.
4.
Controleer de condensafvoerleiding op perfecte installa-
tie en stabiele bevestiging.
5.
Controleer ontsteking en regelmatig vlambeeld van de
brander (diagnosepunt d.44: < 250 = heel goede vlam,
> 700 geen vlam).
6.
Zorg ervoor dat alle manteldelen correct gemonteerd
zijn.
7.11.1 CV-bedrijf controleren
▶
Zorg ervoor dat een warmtevraag voorhanden is, bijvoor-
beeld door de regelaar op een hogere gewenste tempe-
ratuur in te stellen.
◁
Als het product correct werkt, moet de warmteopwek-
kerpomp voor het verwarmingscircuit opstarten.
7.11.2 Warmwaterbereiding controleren
Voorwaarden: Warmwaterboiler aangesloten
▶
Controleer de werking van de warmwaterbereiding door
de instelknop voor de boilertemperatuur tot aan de
rechtse aanslag te draaien.
▶
Als u een thermostaat aangesloten hebt waarop u de
warmwatertemperatuur kunt instellen, dan zet u de
warmwatertemperatuur op de warmteopwekker op de
maximaal mogelijke temperatuur.
▶
Stel de gewenste temperatuur voor de aangesloten boi-
ler aan de thermostaat in.
0020241677_00 ecoCRAFT exclusive Installatie- en onderhoudshandleiding
Aanpassing aan de CV-installatie 8
7.11.3 Dichtheid controleren
▶
Controleer de gasleiding, het verwarmingscircuit en het
warmwatercircuit op dichtheid.
▶
Controleer de VGA op onberispelijke installatie.
8
Aanpassing aan de CV-installatie
8.1
Diagnosecodes oproepen
Met behulp van de parameters, die in het overzicht diagno-
secodes als instelbaar gemarkeerd zijn, kunt u het product
aan de CV-installatie en de wensen van de klant aanpassen.
▶
Roep het installateurniveau op. (→ Pagina 16)
▶
Druk tegelijkertijd op de toetsen i en +.
◁
Op het display verschijnt d.00.
▶
Kies met de toetsen − of + de gewenste diagnosecode.
▶
Druk op de toets i.
◁
Op het display verschijnt de bijbehorende diagnose-
informatie.
+
21