68
8.3
Breekboutbeveiliging
van de koppelingsas
De los meegeleverde bouten M8 x 30,
DIN 931, 8.8 zijn reservebouten (Fig.
52/1) voor bevestiging van de aftakas-
gaffel van de koppelingsas op de flens
van de ingaande aandrijfas. De koppe-
lingsas altijd ingevet op de ingaande as
monteren.
8.4
Controle
afstand
roervinger / trechter-
wand en de strooi-
schoep / toevoerope-
ning
De afstand tussen de trechterwand
(Fig. 53/1) en de roerkopvinger (Fig.
53/2) bedraagt 6 - 7 mm. Indien nodig de
vinger verbuigen.
De afstand tussen de strooischoep
(Fig. 53/3) en de toevoergoot (Fig. 53/4)
moet 5 - 8 mm bedragen. Indien nodig de
stand van de toevoergoot bijstellen.
I
De vinger van de roerkop (Fig.
53/2) moet in lijn met de korte
strooischoep (Fig. 53/3) staan.
DB 537.1 12.02
Onderhoud en reparatie
van
de
tussen
de
Fig. 52
Fig. 53