12.8 Functie GLP (Goede Laboratoriumpraktijken)
In de functie-instelling „GLP" worden de informaties gedefinieerd die op de
meetprotocols worden gedrukt.
In de weegmodus de toets MENU drukken. Het hoofdmenu verschijnt.
Met de navigatietoetsen de menupunt „GLP" (Goede laboratoriumpraktijk)
kiezen.
Met de toets PRINT bevestigen. Het wordt de aanduiding voor invoer van het
identificatienummer afgelezen.
Met de navigatietoetsen (zie hoofdstuk 2.2.1) weegschaalidentificatie (ID)
invoeren (max. 18 tekens).
Met de toets PRINT bevestigen. Het wordt de aanduiding voor invoer van het
identificatienummer (ID) van de gebruiker afgelezen.
Met de navigatietoetsen (zie hoofdstuk 2.2.1) identificatie (ID) van de gebruiker
invoeren (max. 18 tekens).
Met de toets PRINT bevestigen. Het wordt de aanduiding voor invoer van het
identificatienummer (ID) van het project afgelezen.
Met de navigatietoetsen (zie hoofdstuk 2.2.1) identificatie (ID) van het project
invoeren (max. 18 tekens).
Om alle informaties op te slaan, dient men de toets PRINT te drukken en gedrukt
te houden totdat het akoestische signaal verdwijnt. De weegschaal wordt
automatisch terug naar de weegmodus gezet.
86
ALT_B-PLT_A-PLT_F-BA-nl-1333