Version 1
Lokaliseren van defecte afsluiters
Met gebruik van de contact (stethoscoop) module in de ultraprobe, kunnen kleppen eenvoudig worden
gecontroleerd om vast te stellen of de klep correct functioneert. Wanneer er vloeistof of gas door een
leiding stroomt, is er geen of weinig turbulentie behalve bij bochten of obstructies. In geval van een
lekkende klep, zal de ontsnappende vloeistof of gas zich verplaatsen van een hoog naar een laag
drukgebied, waardoor turbulentie ontstaat aan de lagedruk of wel "downstream" zijde. Wanneer de
klep intern lekt, zullen de gegenereerde ultrasone geluiden aan de vernauwing zijde worden gehoord
en geregistreerd door de meter. De geluiden van een lekkende klepzitting variëren afhankelijk van de
dichtheid van de vloeistof of het gas. In bepaalde gevallen klinkt het als een subtiel krakend geluid, in
andere gevallen als een luid stromend geluid. De geluidskwaliteit hangt af van de viscositeit van de
vloeistof en de interne leidingdrukverschillen.
Zo kan bijvoorbeeld water dat stroomt met lage of middendruk eenvoudig worden herkend als
vloeistof. Echter water onder hoge druk die door een deels open klep stroomt kan klinken als stoom.
Om onderscheid te maken: Reduceer de gevoeligheid.
Een goed zittende klep zal geen geluid produceren. In bepaalde hogedruk situaties, zal het ultrasone
geluid dat binnen in het systeem wordt gegenereerd zo luid zijn, dat oppervlaktegolven zich
verplaatsen vanaf andere kleppen of systeemdelen waardoor het moeilijk wordt de kleplekkage te
bepalen. In dit geval is het nog steeds mogelijk een diagnose uit te voeren door te vergelijken van de
ultrasone intensiteits verschillen. Door de gevoeligheid te reduceren en de meting net aan de
upstream zijde van de klep ,bij de klepzitting, en net aan de downstream zijde van de klep uit te
voeren.(zie "bepalen kleplekkage in leidingsystemen met veel storend geluid).
Procedure voor het testen van afsluiters
1. Gebruik de stethoscoop module.
2. Selecteer LIN met de knop onderop de UP2000
3. Plaats de module aan de "downstream" zijde van de afsluiter en luister door de koptelefoon.
4. Begin met testen in de FIXED BAND. Als het geluid zwak of verwarrend is, pas dan de
frequentie aan. Voorbeeld: begin met testen bij 40kHz en draai dan langzaam terug naar
20kHz.
5. Indien nodig, als er teveel geluid is, verminder dan de gevoeligheid.
6. Om metingen te vergelijken:
a. Test aan de "upstream" zijde en verminder de gevoeligheid om het geluid te
minimaliseren. (meestal brengt u de naald tot het midden van de meter "50")
b. Test nu de afsluiter aan de "downstream" zijde.
c. Vergelijk de verschillen om zo te bepalen of de afsluiter lekt.
7. In somige situaties, zoals luidruchtige achtergrond geluiden of vloeistoffen met een lage
viscositeit. Kan het helpen om de frequentie aan te passen om zo het gewenste geluid te
ontvangen.
Om dit te doen:
a. Test aan de "upstream" zijde van de afsluiter en verander stapsgewijs de frequentie
totdat de storende ultrasone signalen minimaal zijn of totdat het gewenste stromende
geluid hoorbaar is.
b. Test aan de "downstream" zijde, en vergelijk de verschillen.
24