3. Om een apparaat bij te werken, selecteert u het en klikt u op het pictogram Edit
(Bewerken). Bewerk de informatie en klik op Add/Update (Toevoegen/bijwerken).
4. Om een apparaat te verwijderen, koppelt u het los, selecteert u het en klikt u op het
pictogram Delete (Verwijderen) (prullenbak).
Opmerking: Zoek voor meer informatie in de kennisbank naar antwoord-id 9423 op
de ondersteuningswebsite op http://support.wdc.com.
UPnP configureren
UPnP maakt het mogelijk voor netwerkapparaten om elkaar te detecteren en samen te
werken om een netwerk.
UPnP inschakelen:
1. Klik op het pictogram Advanced Settings (Geavanceerde instellingen) en vervolgens
op het pictogram Additional Features (Extra functies).
2. Klik op het tabblad Network UPnP (Netwerk UPnP).
3. Om UPnP in te schakelen, stelt u de UPnP IGD-knop in op On (Aan). (UPnP staat
standaard ingeschakeld.)
4. Klik op Save (Opslaan).
Port Forwarding inschakelen
In een privénetwerk wijst port forwarding internetverkeer dat binnenkomt in een specifieke
poort toe aan een specifiek apparaat in uw LAN, bijvoorbeeld een webserver. Port
forwarding is nuttig, bijvoorbeeld wanneer u een game host waarmee anderen verbinding
willen maken. Port forwarding maakt het mogelijk om informatie door te laten in plaats van
dat deze worden geblokkeerd vanwege de netwerkadresomzetting (NAT) van de router.
Port forwarding-regels maken:
1. Klik op het pictogram Advanced Settings (Geavanceerde instellingen) en vervolgens
op het pictogram Additional Settings (Extra instellingen).
2. Klik op het tabblad Port Forwarding.
MY NET ROUTERS
GEBRUIKERSHANDLEIDING
GEAVANCEERDE TAKEN UITVOEREN
71